Borgman wil met zijn boek een theologische visie bieden op de kerk en is juist wars van de managementbenadering. De kerk is geen bedrijf, ze is een sacrament. De organisatorische benadering van de kerk, het managen van de krimp zoals dat tegenwoordig heet, doet geen recht aan wat de kerk in de eerste plaats is: een geschenk van God aan de wereld. De kerk belichaamt Gods verbondenheid met de wereld, een plaats van Gods aanwezigheid (p. 21v), zelfs als er steeds minder mensen zijn die dat geloven. De waarheid van de kerk is niet afhankelijk van haar succes in de wereld. Het is belangrijk dat de kerk deze eigenheid in wisselende situaties geloofwaardig vorm geeft. Ze is sacrament (zichtbaar geloofsteken) omdat ze de verbondenheid van God met heel de wereld en alle mensen tot uitdrukking brengt. Voor minder hoeven we het niet te doen. “De kerk legt deze verbinding niet, dat doet God. De kerk houdt deze verbinding ook niet in stand, dat doet God eveneens. Maar God maakt hierbij mede gebruik van de kerk, die geroepen is zichtbaar te maken dat wij leven van de goddelijke liefde die zichzelf wegschenkt” (p. 41).
Borgman is een rooms-katholiek theoloog en dat komt in dit bijzondere boekje goed tot uiting. Hij citeert regelmatig met instemming uit conciliedocumenten of pauselijke brieven, maar levert ook een aantal opmerkelijke meditaties over de rozenkrans. Daarnaast bevat het boek een (theologisch wat hoogdravend) hoofdstuk over de centrale betekenis van de eucharistie. Maar het katholieke zit toch vooral in de centrale visie op de kerk als sacrament. Wij dragen de kerk niet, de kerk draagt ons. We moeten loskomen van een al te krampachtige doenerigheid, van managementbenadering en organisatiedenken, van een kerkelijk maakbaarheidsdenken. We doen er beter aan ons weer te laten raken, zo valt zijn betoog samen te vatten.
Hij levert hiermee een prikkelende bijdrage aan de discussie over de toekomst van de (rooms-katholieke) kerk in ons land. En tegelijk een welkome relativering. De kerk hangt niet van ons af, zo onderstreept Borgman. Maar wat de toekomst van de kerk betreft komt het wel op ons aan. Dat laatste is een beetje de achilleshiel van zijn betoog. Want in de praktijk van alledag moet de kerk toch ook gewoon georganiseerd en draaiende gehouden.
“De kerk blijft sacrament, net zoals God blijft, ook als mensen niet meer in hem geloven”, zegt Borgman in een interview naar aanleiding van zijn boek (Trouw, 29 oktober). Maar is dat zo? Wat moet God aanvangen als er niemand meer is die in hem gelooft? Wat moet je met de plaatselijke parochiekerk als het aantal gelovigen onder een kritische grens terecht komt?
De kerk is in transitie. Zoals ze door de geschiedenis heen altijd is geweest. Het is in elke tijd weer een uitdaging mee te bewegen met de veranderingen in de cultuur, zonder je daaraan over te leveren. Daar is net iets meer voor nodig dan het beklemtonen van het sacramentele karakter van de kerk, maar ook creativiteit en inventiviteit. Zoiets als een list van de heilige Geest misschien?
Boekgegevens:
Auteur: Erik Borgman | Titel: Waar blijft de kerk. Gedachten over opbouw in tijden van afbraak | Uitgeverij: Adveniat Baarn | Aantal pagina’s: 158 | Prijs: €19,50 | ISBN: 9789492093127 | Klik hier voor meer informatie of om het boek te bestellen
Toen ik voor het eerst hoorde van Borgmans nieuwe boek moest ik denken aan zijn leermeester die ooit in een gesprek over de eventuele terugkeer naar de oude mis-liturgie zoiets zei als ‘ho, ho, geen hocus pocus’. Meteen daarna was mijn gedachte: Borgman is hier niet zichzelf, maar politiek correct, over de top intellectualistisch vanwege de ambtskerkelijke kring waarvan hij afhankelijk is, en of onder academische publicatiedruk. Je kunt daar compassie voor opbrengen, en tegelijk zwijgend zijn overweging terzijde leggen. Schiet de gelovige wereld daar echter ook maar iets mee op?
Anderzijds is het gebruikelijk om wanneer je letterlijk én of figuurlijk op een doodlopende weg bent beland, een stukje terug te gaan, teneinde te bezien waar je een verkeerde afslag hebt genomen, en een nieuwe richting te kiezen. De auteur slaat echter geen nieuwe weg in, maar staat stil en draait rond in de theologische modder van eeuwen. Dat lijkt me geen vruchtbare bezigheid.
Borgman bekleedt bovendien niet alleen een ambt in de kerk, maar is ook gelovige. En voor die laatste geldt natuurlijk altijd dat Jezus de Bron is waarop hij dient terug te vallen wanneer hij dreigt vast te lopen. Borgman doet dat helaas niet. Hij gaat slechts terug naar Vaticanum II: naar wat men in eeuwenlang speculeren, theologiseren in onderlinge strijd van Jezus’ geloven, denken en handelen gemaakt heeft. Dat is niet genoeg. Hij zou verder terug moeten gaan: naar het (godsdienstpsychologische) oerverhaal (de ervaringen) achter dat wat men van de Meester zelf heeft opgetekend, en zich afvragen: wat gebeurde daar op psychologisch niveau; wat ervoer men aan en door Jezus; waar ging het Hem om? (Niet alleen sociaal, maar vooral ook individueel psychologisch/geestelijk!)
Wellicht zitten wetenschappelijke en kerkelijke regels Borgman nu in de weg, maar het is nooit te laat om een zeker fundamentalisme/letterfetisjisme, en volgzaamheid t.a.v. het zelfverklaard Leergezag te laten voor wat ze zijn, en terug te keren naar de levende psychologie, en bijv. te leren van wat de godsdienstpsychologie en spiritualiteitstudies (het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen is hopelijk geen onbekende onder Tilburgse theologen!) hebben opgeleverd.
Beschouw de Schrift en haar belangrijkste protagonisten daarom nu eens vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief, en de Schriftverhalen als metaforen/beeldspraak: verbeelding van gezette stapjes in geestelijk-emotionele ontwikkeling. Op den duur ziet men een rode lijn van Abraham tot en met Jezus die tenslotte uitblinkt in overgave aan én in liefde, barmhartigheid, niet veroordelen, vergevingsgezindheid.
Zie ook hoe de psychologische weg richting godservaring – ofwel het transparant worden van het goddelijke – praktisch gezocht werd en vorm kreeg bij de woestijnvaders en -moeders plus hun volgelingen in de 3e – 5e eeuw, en onder mystici in latere tijden. Dáár ligt m.i. de core business van de kerk, welke vijftig jaar geleden helaas, maar ook terecht vanwege de ritualisering, het formalisme enz., verlaten is zonder een psychologisch evenwichtig alternatief te bieden: mensen geleiden naar hun diepste, onthechte goddelijke wezen, en dus naar God en eenheid.
De toekomst van de kerk zal – zo hebben anderen terecht al opgemerkt – mystiek zijn, of ze zal niet zijn! Bevrijdende actie kan niet zonder voorafgaande en voortdurende contemplatie; bidden en werken horen bij elkaar. Een kerk die daar onvoldoende aan werkt, bloedt natuurnoodzakelijk dood of verzandt in fanatisme en obscurantisme! Het wordt tijd dat kerk en theologie in het vervolg dus ook weer denken aan ‘de kinderen’, en niet louter aan het eigen voortbestaan. Op dus naar de Bron, en de ervaringen die Hij wilde delen!
De heilige Geest. Is dat niet een derde van God?
Professor Thurlings schreef onder andere: “De feitelijke kerkstructuur is niet meer in staat tot de openheid die eigen is aan wie in communicatie staat tot de geest. In het Romeins kerkelijk systeem loopt de communicatie hooguit vanuit de hemel rechtstreeks naar het Vaticaan, waar de enige en onfeilbare plaatsvervanger domicilie houdt.”
Een rabbijn moet eens gezegd hebben dat we het in de oecumene zo goed met elkaar kunnen vinden, omdat we allemaal met elkaar niet zo gek veel meer geloven. Logisch, want de kerken hebben hun dogma’s voor spotprijzen van de hand gedaan.