Een terugblik op de afgelopen twee pandemiejaren laat zien hoe kwetsbaar onze mensenrechten zijn. Om het ene recht te borgen, werd kinderen het recht op onderwijs ontnomen. Moesten volwassen kinderen toezien hoe hun ouders alleen, zonder hun geliefden, stierven. Deze onzekerheid over de waarde van mensenrechten vraagt om maatschappelijke reflectie, maar vooral ook om professionele reflectie van sociaal werkers. Mensenrechten vormen ons referentiekader en kompas van rechtvaardigheid en humane waardigheid.
Sociaal werk is een professie die vertrekt vanuit mensenrechten (IFSW 1996). In het werkveld en in het onderwijs worden sociaal werkers gevormd om te redeneren en de wereld te benaderen vanuit een moreel kader, gebaseerd op deze mensenrechten. Toch lijkt het moeilijk om een abstract construct als mensenrechten te koppelen aan het concrete alledaagse handelen van de sociaal werker.
Mensenrechten kunnen namelijk mooi in wet- en regelgeving opgenomen worden, maar de concrete vertaling en interpretatie wordt beïnvloed door veel externe factoren, zoals beperkte beleidsinvullingen en financiële en politieke belangen. Daarom moet sociaal werk zich positioneren als een onafhankelijke professie van rechtvaardigheid, waarin professionals zich bezighouden met deze mensenrechten, gestoeld op een brede mensgeoriënteerde visie die verdergaat dan alleen het leidende participatiebeleid.
Beperkt tot beleidskaders
Iedere keer dat ik als sociaal werker of onderzoeker misstanden opvoer, word ik geconfronteerd met het gemis van een bredere mensgeoriënteerde visie op mensenrechten. Zo kaartte ik onlangs aan dat de in Den Haag gehanteerde aanpak van jeugdparticipatie voor jongeren in kwetsbare posities niet het effect bereikt dat we voor ogen hebben. Deze participatie krijgt vorm in het opruimen van afval op straat. Hiermee zouden deze jongeren solidair zijn met hun wijkbewoners en dus participeren. Een vorm van participeren waarbij deze jongeren niet de juiste vaardigheden en vormen van kapitaal aangereikt krijgen, zoals culturele kennis en een heterogener netwerk, waarmee sociale mobiliteit gerealiseerd wordt (Bourdieu 1986).
Als ik de ambtenaar hiermee confronteer, krijg ik het antwoord dat ik al tien keer heb gehoord: ‘Het is aan de jongeren en hun netwerk om keuzes te maken en hun kansen te pakken. Ze leven in een vrije samenleving en ook zij hebben het recht om regie te hebben over hun leven.’
Een voorbeeld van een overheidsvisie op mensenrechten die zich beperkt tot beleidskaders, zonder door te hebben dat de nadruk op eigen verantwoordelijkheid vanuit een vrijheidsideaal impact heeft op burgers in kwetsbare gebieden en situaties.
Mensenrechten worden geschonden
Vrijheid en eigen keuzes kunnen maken, is een groot goed en een recht. Dit betekent echter niet dat alle burgers dezelfde mogelijkheden hebben om kansen ook te verzilveren. Uit onderzoek blijkt dat kwetsbare buurten het terugtrekken van de overheid sinds 2015 minder goed kunnen opvangen, omdat de mensen er minder sociale hulpbronnen en kennis hebben om op eigen verantwoordelijkheid problemen op te lossen om mee te komen in een snel veranderende wereld (Engbersen, Snel & ’t Hart 2015). En dat is het moment waarop sociaal werk als professie, vanuit die mensenrechten, zijn positie moet innemen. Vanuit zijn signalerende functie waken over de sociale grondrechten van mensen en deze kunnen agenderen.
Een signalerend orgaan zoals sociaal werk is essentieel; sociale grondrechten van mensen zijn afhankelijk van een overheid die toeziet op voldoende voorzieningen om maatschappelijk te functioneren. Helaas hebben we in 2022 toch een aantal keren kunnen constateren dat deze rechten onder druk zijn komen te staan, waarbij sociaal werkers meer dan ooit een rol hadden te vervullen. Denk aan het ongekende onrecht rond de toeslagenaffaire, maar ook de misstanden in de jeugdzorg, oorlogsvluchtelingen die buiten moeten slapen en het groter worden van bestaansonzekerheid voor velen. Allemaal situaties waarin sociaal werkers al langer aan de bel trekken omdat mensenrechten worden geschonden, maar daarin te weinig erkend en gehoord worden.
Machthebbenden aanspreken
Volgens mij – en vele collega’s onderschrijven dit – worden sociaal werkers door de te grote financiële afhankelijkheid beperkt om mens-onrechte situaties aan te pakken. En tot groot verdriet blijkt dat dit ook een van de factoren is waarom veel van mijn vakgenoten dit vak verlaten (Jansen, Ketel & Liefhebber 2021).
Ik herinner me een situatie waarin ik als sociaal werker een structurele misstand aankaartte, waarbij mijn leidinggevende reageerde met: ‘Zeg dat maar liever niet, Redouan. De gemeente zal daar, omdat het de wethouder schaadt, niet blij mee zijn en dat terwijl we net bezig zijn met de subsidieaanvraag.’ Dus omdat het de subsidiemogelijkheden zou kunnen beïnvloeden, was het niet gewenst om misstanden rond het armoedebeleid en de niet-functionerende werkwijze aan te kaarten. Omdat dit de positie van de wethouder kon schaden.
Uit dit voorbeeld wordt duidelijk hoe kwetsbaar de positie van sociaal werk is. Maar vooral ook wat de effecten kunnen zijn wanneer er geen maatschappelijk orgaan is dat gemandateerd de machthebbenden kan aanspreken op ongewenste bestuurs- of beleidseffecten.
Loskoppelen van politieke belangen
Het aanspreken van en toezien op het handelen van de machthebbenden is niet mogelijk zolang de positie van sociaal werk constant wordt gestuurd door beleidsinvloeden, bijvoorbeeld omdat er een nieuwe wethouder is aangetreden. Lokale en nationale overheden moeten sociaal werk erkennen en respecteren als een volwaardige professie met zijn sterke body of knowledge.
Dit zou kunnen door organisaties in sociaal werk los te koppelen van politieke belangen, en dit ook expliciet op te nemen in regelgeving. Aanvullend moet ook de systematiek van financiering mee veranderen, waarin sociaalwerkorganisaties de ruimte krijgen via bijvoorbeeld meerjarige subsidiëring.
Het is absurd dat ik als sociaal werker, een professional die zich aan mensenrechten committeert, om de drie maanden verantwoording over jeugdparticipatie moet afleggen aan een ambtenaar. Alsof ik jongeren die zich al twintig jaar tweederangsburgers voelen in drie maanden kan verbinden, hun identificatie kan versterken en hen solidair kan laten zijn met de rest van de samenleving. Dit soort processen vraagt tijd, ruimte en vakmanschap. Iets wat onmogelijk is binnen het huidige sociaal werk, waarin sociaal werkers zich op basis van cijfers moeten verantwoorden.
Ongewenste effecten
Om onze positie als mensenrechtenprofessie te verstevigen, moeten we als beroepsgroep kritisch reflecteren. Reflecteren op welke interventies er zijn of we nog kunnen ontwikkelen en hoe we deze kunnen inzetten om onze beroepsidentiteit en beroepseer meer centraal te stellen. Wat mij betreft vraagt dit om organisaties en professionals die allereerst veel meer kennis en bewustzijn moeten hebben van onze relatie met de rechten van de mens. Het is nota bene het eerste artikel uit onze beroepscode; de norm om mensen tot hun recht te laten komen. Wanneer dit goed op ons netvlies staat, moeten we hiermee veel meer politiserend te werk gaan. Dit politiseren vraagt van sociaal werkers dat zij kritisch zijn op beleidseffecten die ongewenste gevolgen hebben voor mensenrechten.
Dus wanneer je als sociaal werker bijvoorbeeld ziet en hoort dat jongeren met een licht verstandelijke beperking discontinuïteit ervaren als ze 18 jaar worden, moet je dit in alle vrijheid en veiligheid onderbouwd bij de verantwoordelijken kunnen neerleggen. Wanneer je vervolgens geen veranderingen bemerkt, moet je concreet overgaan tot meer publieksgericht handelen. Zoals het betrekken van de media of het publiekelijk ter verantwoording roepen van verantwoordelijken op de sociale media. We willen, in een samenleving waar zorg een recht is, toch niet dat wij als sociaal werkers lam worden gemaakt als het recht op zorg onder druk komt te staan, terwijl we een professie hebben die zich aan mensenrechten committeert en erover waakt?
Redouan El Khayari is socioloog, docent-onderzoeker aan de Haagse Hogeschool en Sociaal Werker van het Jaar 2022.
Dit artikel verscheen eerder op Sociale Vraagstukken.
‘In alle vrijheid en veiligheid aan de orde kunnen stellen van discontinuiteit bij de verantwoordelijken en als dat niet helpt hen via social media ter verantwoording roepen’. Het klinkt als een oproep voor sociaal activisme wat nu bij de uitvoerende social worker wordt gelegd. Ik vraag me af of El Khayari zelf als jongerenwerker binnen een welzijnsinstelling heeft gewerkt en zijn theorie heeft beproefd. Hoe ziet hij dit in de praktijk voor zich? Maakt hij van de social worker geen roepende in de woestijn? Mij lijkt dat social workers meer handelingsbevoegdheden/oplossingsmacht moeten krijgen om samen met de burger de discontinuinteit op te lossen. Vaak , zo laat ook het instituut van publieke waarden zien, dat de oplossing veel sneller bereikt kan worden door social worker en burger samen.