Het opiniestuk van de vijf wetenschappers wierp me tien jaar in de tijd terug. In 2005 kwam ik, na dertig jaar in de journalistiek te hebben gewerkt, tot de conclusie dat uiteenlopende verschijningsvormen van de islam de komende decennia een van de belangrijkste topics is in West-Europa, het Midden-Oosten en een deel van de rest van de wereld. Maar om al de ontwikkelingen die daarmee samenhingen te kunnen begrijpen, ontbrak het mij aan een gedegen fundament – ook na 17 jaar in het overwegend islamitische Turkije te hebben gewoond en gewerkt. Ik moest mijn kennis verbreden en verdiepen en koos voor een academische studie: Wereldreligies in Leiden met een accent op de islam vanuit een sociaalwetenschappelijk perspectief. Ik was geïnteresseerd in theologische vraagstukken, maar vooral in Wat doet de islam met het Westen en wat is de invloed van het Westen op de religiebeleving van moslims hier en daar? In mijn motivatiebrief schreef ik: “Het is een complex onderwerp dat vraagt om gedegener publicaties dan we vaak in de media tegenkomen. Maar tegelijkertijd slaagt ook de wetenschap er niet altijd in die complexe materie inzichtelijk te maken. Wetenschappelijk onderzoek laat zich moeilijk vertalen in publicaties ten gunste van een breder publiek. Dat is jammer, want zeker de nieuwe verschijningsvormen van de islam kunnen alleen maar zichtbaar en inzichtelijk worden gemaakt door wetenschappelijk onderzoek. De journalistiek is daarvoor te vluchtig. Met andere woorden: de manier waarop de journalistiek zich momenteel met dit onderwerp bezighoudt, is me vaak te fragmentarisch (we spelen voor brandweerman) en de manier waarop de wetenschap zich hier mee bezighoudt, is me vaak te academisch, een te weinig doorleefde werkelijkheid.”

Het werden vier razend interessante jaren – na de bachelor Wereldreligies studeerde ik de master Islam in de moderne context aan de UvA. Ook al lag het accent op de islam, ik verdiepte me ook in de andere twee religies van het boek, antieke godsdiensten, het hindoeïsme en het boeddhisme. Maar waar ik als burger en journalist/publicist – naast de kennis over deze religies – het meeste profijt van heb, is het inzicht dat ik voornamelijk aan sociaalwetenschappelijke vakken als sociologie van de religie, antropologie van de religie, psychologie van de religie, filosofie en vergelijkende godsdienstwetenschappen heb opgedaan dat

1. Godsdienst beslist geen achterhaald houvast is in onze ontkerkelijkte samenleving en daarbuiten. Dat er veeleer sprake is van een terugkeer van religie in verschijningsvormen die soms weinig meer doen denken aan de religie die we kenden: een vooral institutioneel gebonden vorm.
2. Dat kennis van andere religies dan de cultureel dominante in het land waarin je opgroeit (mede) bepalend is voor je beeld van democratie, vrijheid en tolerantie.
3. Het afbrokkelen van traditionele gezagsstructuren zich ook in de islamitische wereld manifesteert. Het gezag van de oelema staat onder druk nu een lekenislam zich ontwikkelt. In de praktijk, zo blijkt, kan iedereen zich het recht toe-eigenen om de islam te interpreteren. We hebben gezien waartoe dat kan leiden, in positieve (vrouwen kiezen eigen interpretaties) en negatieve (Al Qaida, IS) zin.
4. De toekenning van religieus gezag ook binnen de islam in toenemende mate bij individuele gelovigen is komen te liggen. Maar dat betekent niet dat iedereen zijn of haar eigen gids is. De autoriteit ligt buiten de individuele gelovige, maar de toewijzing van de autoriteit (van fundamentalistisch, streng orthodox tot liberaal of seculier) ligt bij het individu.

Boven de studie ging dus steeds meer mijn eigen paraplu hangen. Het fenomeen wat ook de jonge wetenschappers in hun opiniestuk omschrijven als de rol van de geleefde religie. Natuurlijk is het belangrijk kennis op te doen over de geloofsleer van religies. Maar in de praktijk ligt de nadruk niet zo zeer op het weten maar op het handelen. Dat Allah, heiligen in andere religies en allemaal op hun eigen manier, rolmodellen zijn voor vrome deugden en inspiratiebronnen voor zelfontwikkeling en lotsverbetering. Dat is zoveel anders dan de Allah waar we nu, net als na 9/11, de hele dag mee worden geconfronteerd. Allah als de inspirator van geweld, als bedreiger van westerse waarden en moderne ontwikkelingen.

Over die ogenschijnlijke tegenspraak zou in mijn beleving religiekunde moeten gaan die bijdraagt aan een beter begrip van de huidige wereld: dat godsdienst in den brede vooral over moraal en ethiek gaat. Hoe geef je zin aan dit bestaan? Dat religies veelal werden geopenbaard om oppositie te voeren tegen onrechtvaardige heersers en benauwende tradities. Maar dat het in de hoofden en harten van mensen kan verworden tot een instituut dat anderen op hun plaats houdt. Als rechtvaardiging geldt voor conflicten en oorlogen; voor het doden van onschuldige burgers.

Het is geen eenvoudige opdracht om dit allemaal bijeen te brengen in een lesprogramma voor jongeren die nog geloven in een overzichtelijke wereld. Jonge religiewetenschappers, staak dus even je eigen academische bestudering van religie in Nederland en kom met een lesprogramma religiekunde voor het voortgezet onderwijs.

santing-1

Froukje Santing

Journalist / Onderzoeker / Islamspecialist

Froukje Santing was 7 jaar in Turkije werkzaam als correspondent voor o.a. NRC Handelsblad. Ze schreef o.a. Dwars op de tijdgeest
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.