Het thema van mijn onderzoek, de combinatie van humor en religie, roept vaak twee negatieve reacties op. De eerste is dat de twee onverenigbaar zijn, want religie is per definitie serieus en heeft weinig op met de lichamelijke wereld van seks, geslachtsdelen en uitwerpselen waarin humor zo goed gedijt. De tweede is dat gelovigen wel degelijk grappen kunnen maken, maar dat die, gevrijwaard van elke vorm van kwetsing of schunnigheid, zo zouteloos zijn als het dieet van een veganistische nierpatiënt. Clean humour, zou je in het Engels zeggen.
De eerste reactie vind ik nooit zo’n probleem en eigenlijk wel leuk omdat ik in mijn onderzoek juist het tegendeel aantoon. Zestiende en zeventiende-eeuwse samenlevingen waren per definitie religieus en humor was, net als nu, een wezenlijk onderdeel van intermenselijke communicatie. Je hoeft het werk van Rabelais of Erasmus maar open te slaan om te zien dat bijvoorbeeld parodieën op religieuze praktijken eerder regel dan uitzondering waren. En in Elizabethaanse toneelstukken die ik voor mijn onderzoek bestudeer, kom ik regelmatig personages tegen die zweren “by God’s arse.”
De tweede reactie is lastiger. Gelukkig is het doel van mijn onderzoek niet om vast te stellen hoe grappig de vroegmoderne moppentapper was. Toch voel ik soms de druk om uit te leggen dat de religieuze humor niet per definitie veilig, soft, klef, clean, of eigenlijk, humorloze humor hoeft te zijn.
Mijn favoriete moderne voorbeeld is Stephen Colbert, een Amerikaanse talkshowhost. In de The Late Show maakt hij het leven van veel Amerikanen dragelijker door Trump en consorten dagelijks op de hak te nemen, maar zijn vlijmscherpe humor kan hij ook genadeloos richten op de verontrustende lethargie van de democratische oppositie. Colbert is katholiek en een van de weinige bekende Amerikaanse komieken die religie niet uitsluitend als mikpunt maar juist als ingrediënt van zijn grappen gebruikt. Een terugkerend onderdeel van zijn show zijn de midnight confessions waarin hij persoonlijke “misstappen” opbiecht. Ook komt God af en toe langs (een Monty Pythoneske animatie geprojecteerd op het plafond van de studio), die zijn mening geeft over bijvoorbeeld de wenselijkheid dat Oprah Winfrey zich kandidaat stelt voor het presidentschap (hij vond het zeer wenselijk).
Colbert vindt het ook leuk om te debatteren over fundamentele geloofsvragen met hardcore atheïstische komieken en satirische scherpschutters, zoals Ricky Gervais en Bill Maher. Wat betreft gevatheid zijn zij aan Colbert gewaagd. Een spitsvondige observatie van Gervais is dat, gezien de pakweg 3000 goden waaruit je binnen het aanbod van religies kunt kiezen, het feitelijke verschil tussen atheïsten en christenen neerkomt op het idee dat de eerste groep in slechts één god minder gelooft dan een christen. Vaak is de humor van Gervais en Maher meer op het randje, maar het relativeren van hun eigen levensopvatting gaat hen moeilijker af vergeleken met Colbert, die zonder aarzeling zijn geloof ridiculiseert als hij dat nodig vindt.
Betekent dat dat Colbert humor gebruikt omdat hij geen rationeel antwoord heeft op de vragen van Gervais en Maher? Ik denk het wel, alleen is dat geen zwaktebod. Colbert geeft lucht en ruimte aan het idee dat rationaliteit niet zaligmakend is (pun intended) en dat het ontbreken van logica niet per definitie negatief is, zeker wanneer het levensvragen betreft. Voor sommigen zal dit een frustrerende gedachte zijn, maar het kan ook bevrijdend werken. Humor als zelfspot gericht op de menselijke conditie.
Ik heb aanwijzingen dat dat laatste effect ook werd beoogd in zestiende-eeuwse bronnen die ik bestudeer. Volgende keer daarover meer.
Humor is vaak een manier om de (soms afschuwelijke) werkelijkheid -of je eigen stumperende rol daarin- te verzachten. Het kan dan ook niet verbazen dat joden vaak top humoristen zijn. De hoeveelheid ellende die ze in de loop der eeuwen hebben ondervonden (of veroorzaakt?), móést gewoon wel een tegenwicht krijgen. Ook geloofsgerelateerde grappen zijn hun beslist niet vreemd. (Zo wordt vaak verzucht: “Wij zijn het uitverkoren volk. Fijn hoor. Maar Eeuwige…mag nú a.u.b. eens een ànder volk uitverkoren zijn?”)
In besloten kring, binnen íéder geloof, onder mensen die je kent…wordt heel wat afgegrapt…óók over de eigen religie.
Het wordt weer héél anders als iemand van buiten jóúw geloof, een geestige opmerking maakt over jouw éígen profeet of riten.
Dan doet het opeens pijn.
Als je in zo’n geval kunt denken: “Heer, vergeef hun. Ze weten niet wat ze doen”… Dàn ben je best al ver gevorderd op het pad van “geduldig volharden”.