Geen kwaad woord over de dalai lama. Mijn vrienden, de meesten van hen zonder religieuze achtergrond of affiniteit, spreken altijd vol bewondering over de, in hun ogen, wijze leider. Hoewel wereldwijd maar vier procent van de boeddhisten de dalai lama volgt, is zijn populariteit in het westen ongekend. Naast de dalai lama, een titel die ‘een monnik met wijsheid zo diep als de oceaan’ betekent, spreken de boeddhistische levensbeschouwing (waag het niet haar een religie te noemen) en het mystieke land Tibet tot de verbeelding van vele.
Ik ben benieuwd: wat houdt het Tibetaans boeddhisme nou daadwerkelijk in? Kloppen de beelden die wij in het Westen daarvan hebben, wel met de oorspronkelijke praktijk? Om dit te onderzoeken reis ik af naar Boudhanath, een wijk in de Nepalese hoofdstad Kathmandu, waar zich een grote gemeenschap van Tibetaanse vluchtelingen heeft gevestigd. Een plek die door sommigen gekscherend ‘Little Tibet’ wordt genoemd. Samen met een tiental anderen verblijf ik hier een paar maanden om op traditionele manier de boeddhistische leer te bestuderen.
Tussen Oost en West
Eén van de eerste dingen die ik te horen krijg: die authentieke leer, waarnaar ik op zoek ben, bestaat niet. Het boeddhisme kent oneindig veel vormen. Boeddhisme in Thailand is niet te vergelijken met het boeddhisme in Tibet, en zelfs binnen Tibet heb je verschillende scholen.
Ook het onderscheid tussen Aziatisch en westers boeddhisme is niet te maken. Vormen van het boeddhisme in Azië en in het Westen beïnvloeden elkaar. Dit is duidelijk te zien in de controverse rond de legende van de godheid Dorje Shugden. Het verhaal speelt zich af in de zeventiende eeuw, ten tijde van de vijfde dalai lama. Volgens de traditie was Dorje Shugden een van de twee kandidaten voor die positie. Nadat het kamp van de andere kandidaat hem vermoordde, kwelde zijn boze geest de generaties aan dalai lama’s die volgden. Om hem met de pesterijen te laten stoppen deden ze hem een aanbod: hij mocht de beschermheer van Lhasa, hoofdstad van Tibet, worden. Tot op de dag van vandaag is de beschermgod Dorje Shugden erg populair. Hij wordt in groten getale vereerd, maar vooral ook erg gevreesd. Een aantal jaar geleden verbood de huidige dalai lama zijn volgelingen plots om Dorje Shugden nog te aanbidden. Tot verbazing van veel Tibetanen. Een van de redenen voor het verbod? De dalai lama moest ook zijn westerse volgelingen tevreden houden, die niet waren gediend van een geloof dat draaide om angst.
Ook het instituut waar ik studeer draagt het internationale karakter van het Tibetaans boeddhisme uit. De kennis die vroeger alleen beschikbaar was tijdens een negen jaar lange studie voor monniken, delen zij nu met studenten van over de hele wereld. Vanuit Nepal en India bezoeken spiritueel leraren regelmatig boeddhistische centra in Europa. Zij dragen de titel Rinpoche, wat ‘kostbare’ betekent.
Een spin
Tijdens de eerste dag van het programma ontdek ik de kern van de boeddhistische leer. Terwijl ik naast mijn medestudenten op de grond zit en luister naar de introductie, verschijnt naast mij een spin. Nu moet je weten: ik ben doodsbang voor spinnen. De man naast mij, die ik later leer kennen als een excentrieke Canadese filmregisseur, ziet mijn angstige blik en vangt de spin in zijn brillendoosje om hem later buiten weer vrij te laten.
Tijdens de borrel na afloop spreek ik hem. “Herinner je hoe ik daarnet de spin weghaalde?”, antwoord hij wanneer ik vraag wat boeddhisme voor hem betekent. “Die handeling was voor mij exact waar het boeddhisme om draait. Enerzijds wilde ik jou helpen, door te spin weg te halen, maar anderzijds wilde ik ook de spin helpen, die enkel op zoek was naar een plekje om te lopen.” De handeling symboliseert het in praktijk brengen van compassie. Want compassie, daar gaat het om bij het Tibetaans boeddhisme. Compassie met alle levende wezens op aarde. En heb je er moeite mee om elke spin met compassie te benaderen? Bedenk dan dit: elk levend wezen is ooit, in een vorig leven, je eigen moeder geweest. En wie de liefde van een moeder heeft ervaren, kan niet anders dan liefde teruggeven. Die compassie reikt zo ver dat spirituele beoefenaars niet alleen naar hun eigen verlichting streven, maar naar de verlichting van allen. Het uiteindelijke doel is dat iedereen verlost wordt van lijden en verlichting bereikt.
De huidige dalai lama, Tenzin Gyatso (1935), is een voorbeeld van een spiritueel leraar die ernaar streeft iedereen te helpen. Zijn volgelingen beschouwen hem niet enkel als een compassievol mens, maar als de incarnatie van de godheid van compassie zelve.

Tanden van Boeddha
Totdat ik naar Nepal kwam, associeerde ik de boeddhistische praktijk voornamelijk met meditatie. Hier wordt duidelijk dat rituelen net zo belangrijk zijn. In de wijk Boudhanath bevindt zich een grote stoepa. Van het bolvormige bouwwerk wordt gezegd dat het relieken van de Boeddha bevat. De meest belangrijke en waardevolle reliek zijn de tanden van de Boeddha, omdat zij de lering eerder hebben gehoord dan zijn leerlingen. De versiering rondom het gebouw is even kleurig als zijn ontstaansgeschiedenis. Volgens de traditie is de stoepa in Boudhanath gebouw door de persoon die in een volgend leven het boeddhisme naar Tibet heeft gebracht. Elke ochtend en avond, tijden waarop de hitte dragelijk is, lopen duizenden boeddhisten rondjes om de stoepa, met de klok mee. Een ritueel dat de volgelingen goed karma oplevert.
Een leuk feitje: op 6 juli, de verjaardag van de dalai lama, telt elk rondje voor honderd. Ook met het aansteken van kleine boterlampjes kan goed karma worden verzameld. Dit ritueel kent een betekenisvolle ontstaansgeschiedenis. Vanwege het barre klimaat lenen de hooglanden van Tibet zich slecht voor landbouw. Om in hun levensonderhoud te voorzien, houden de bewoners kuddes tamme jaks. De vette melk die zij produceren vormt de basis voor de Tibetaanse keuken. In de boterlampjes wordt echter het meest voedzame deel van de melk geofferd: het vet wordt verbrand. Mijn Tibetaanse huisbaas legt uit dat de verspilling is waar dit ritueel om draait. Wat telt is dat je iets belangrijks weggeeft, een cruciaal onderdeel van jouw leven weggeeft om toewijding aan de Boeddha te laten zien.
Binnen het Tibetaans boeddhisme is er geen centrale godheid, maar goden en verlichte personen spelen wel een belangrijke rol. Een van hen is de eerder genoemde, kwaadaardige Dorje Shugden. Nog veel populairder is Guru Rinpoche, de verlichte monnik die in de achtste eeuw het boeddhisme naar Tibet bracht. Zijn leven wordt omhuld door mythologie. Zo is er het verhaal dat Tibet geteisterd werd door een grote demon. Elke nacht probeerden alle inwoners de demon te vangen, maar niemand slaagde hierin. Totdat Guru Rinpoche kwam. Hij bouwde in één nacht 108 tempels, en wist zo de demon in de aarde vast te pinnen. Wie goed kijkt, ziet in de omtrek van Tibet op de kaart nog steeds het profiel van de demon die onder het land gevangen is.
Water offeren
Mijn studieprogramma eindigt met een tiendaagse retraite, waar we zelf de rituelen in praktijk brengen. Het laat zien hoe belangrijk ze het hier vinden om studie en praktijk niet los van elkaar te zien. De retraite vindt plaats bij een belangrijk bedevaartsoord: de grot waarvan wordt gezegd dat Guru Rinpoche er verlichting heeft bereikt. Dagelijks bezoeken talloze volgelingen de grot om tassen vol voedsel te offeren.
Ik laat mij vertellen dat dit eten elke avond wordt uitgedeeld aan bedelaars op straat. “Een vreemde praktijk, dat offeren”, stelt mijn kamergenote vast. Haar ouders zijn vanuit Tibet naar Nepal gevlucht, maar zij zelf heeft haar hele leven op kostscholen in Amerika doorgebracht. Van haar moeder moest zij de zomer gebruiken om meer te weten te komen over haar boeddhistische achtergrond. Op haar nachtkastje heeft zij een boek van de dalai lama (getiteld: Het boek van vreugde), maar verder zegt ze weinig met religie te hebben. Tot op de laatste dag.
In onze kamer staan, opgesteld voor een klein beeld van Guru Rinpoche, een aantal lege, koperen schaaltjes. Elke ochtend vult mijn kamergenote de schaaltjes geduldig met een klein laagje water. Terwijl wij onze spullen pakken, vertelt ze: “Als ik terug in de stad ben, ga ik ook dit soort bakjes kopen. In het offeren van voedsel geloof ik niet, maar dit vind ik mooi: om elke dag met aandacht en rust de schaaltjes te vullen. Die rust wil ik meenemen naar mijn drukke leven thuis.” Zo gewoon kan boeddhisme dus zijn.

De vier nobele waarheden
Het boeddhistische wereldbeeld in Azië kenmerkt zich door het geloof in reïncarnatie: het idee dat je na je dood opnieuw naar de aarde moet terugkeren. Dit kan als mens, maar ook in de wereld van de dieren, goden of kwade demonen. Of iemand in een volgend leven een goede of slechte wedergeboorte heeft, hangt af hoeveel goed karma hij of zij heeft verzameld. Een metafoor die veel wordt gebruikt is die van het planten van een zaadje. Sommige zaden zijn goed en anderen zijn slecht, maar beide zullen zij op een gegeven moment (lekkere of bittere) vruchten dragen.
Het belangrijkste onderricht van de Boeddha is die van de ‘vier nobele waarheden’. Hierin legt de Boeddha uit de eindeloze cyclus van wedergeboorte doelloos en ongewenst is. Het ultieme kosmologische doel is verlichting: nirvana. De vier waarheden worden als vier stappen op een bijna medische manier gepresenteerd: de wereld leidt aan een ziekte, die ziekte heeft een oorzaak, zij kan worden genezen en dit is het medicijn.
- De eerste waarheid, is dat alles bestaat uit lijden.
- De tweede waarheid stelt dat dit lijden wordt veroorzaakt door onze oneindige verlangens, die echter nooit volledig gerealiseerd kunnen worden. Denk hierbij aan het hunkeren naar seksueel plezier, angst voor de dood en de wens om pijn te vermijden.
- In de derde waarheid wordt omschreven dat het lijden kan worden beëindigd. Verlichting is de staat van ultieme bevrijding van het lijden.
- Tot slot het voorgeschreven medicijn: het streven naar verlichting. Verlichting kan worden bereikt door het achtvoudige pad te beoefenen. Onderdeel van dit pad zijn bijvoorbeeld het ontwikkelen van een compassievolle houding, het ontwikkelen van mentale kalmte door meditatie en het afzien van slecht gedrag.
Dit artikel is geschreven door Jasmijn Olk. Zij studeerde in de zomer van 2017 aan het Rangjung Yeshe Institute in Kathmandu, Nepal. Heer verhaal is gepubliceerd in Volzin, magazine voor religie en samenleving.