Geloven is niet zeker weten. Geloven is tasten en zoeken. Geloven is vermoeden dat er betekenis is, dat er iets is dat groter is dan wij zelf, iets dat ons draagt en ons boven onszelf uittilt. Geloven is vermoeden dat wij soms door dat grotere worden aangeraakt. Het grotere noemen wij bij gebrek aan betere woorden soms het geheim, soms ook God.
Het is goed onze zoektocht naar dat geheim te delen met anderen. Wij drijven allemaal op stukjes ijsschots. Anderen ervaren of begrijpen op hun stukje schots soms iets van het geheim dat ik zelf, op mijn stukje, niet zie. Daarom is het goed ervaringen in onze zoektocht naar het geheim met elkaar te delen. Het zoeken schept gemeenschap. Voor die gemeenschap gebruiken we, ook weer bij gebrek aan betere woorden, meestal het woord kerk, in het Grieks ekklesia. Dat woord drukt uit dat wij bij elkaar worden gebracht, geroepen als het ware, door het geheim dat ons fascineert.
In die kerk zoeken we elkaar op om verhalen te vertellen: ervaringen uit een lange traditie van zoekers, opgeslagen in boeken die zo fascinerend zijn dat we ze ‘heilig’ noemen. Maar ook vieren we in tekens dat er iets is dat ons overstijgt, iets dat ons uitdaagt om de wereld met andere ogen te zien, iets dat ons bemoedigt om te dromen van een wereld waarin alle mensen tot hun recht kunnen komen.
En ten slotte laten we ons in die kerk ook aanmoedigen om zelf daden te stellen die deze wereld dichterbij brengen, daden die onze – enige – wereld meer bewoonbaar maken. Wij geloven dat het geheim dat wij God noemen ons uitdaagt om dat te doen: het goede. Het nodigt ons uit telkens wanneer een ander ons diep in de ogen kijkt en wij zijn of haar nood, pijn en verlangen zien. De blik van de ander roept ons op: wees barmhartig, aanvaard mij, heb mij lief om wie ik ben. Zoals Jezus van Nazareth mensen lief had om wie zij zijn.
In die kerk moet de verbeelding aan de macht zijn, moet de Geest ruimte krijgen om ons te prikkelen tot vernieuwende daden. In die kerk moeten vrijheid en verdraagzaamheid het winnen van letterknechterij en blinde gehoorzaamheid. In die kerk mag iedereen zich welkom heten, vrouw en man, homo en hetero, arm en rijk, geleerd en eenvoudig. Het voorbeeld van Jezus inspireert er mensen tot gastvrije barmhartigheid, tot vrijmoedig getuigenis en tot vrijzinnige creativiteit. In die kerk heerst de poëzie boven de wet, de rekkelijkheid boven de rechtzinnigheid. Met die idealen voor ogen proberen remonstranten samen kerk te zijn. Daarom weet ik mij als vriend welkom bij de Remonstrantse Broederschap.
Ik kom niet uit nergensland. Ik ben als kind gedoopt, ben opgegroeid en grootgebracht in de kerk, heb mij voor haar ingezet, heb om haar gevloekt en geweend. Maar in die kerk, de rooms-katholieke, is niet de verbeelding aan de macht, niet langer. Daar regeren weer hiërarchische gezagsverhoudingen en van bovenaf opgelegde regelgeving. In de afgelopen decennia hoopten velen dat macht en gezag er plaats zouden maken voor gemeenschap en vertrouwen, dat traditie ruimte zou geven aan vernieuwing, dat de ramen en de deuren wijd open mochten, dat mensen voortaan naar elkaar zouden luisteren en niet alleen naar degenen die boven hen gesteld zijn. Maar in die hoop zijn wij bedrogen; zo voel ik dat althans. De vernieuwing is in de rooms-katholieke kerk van hogerhand afgeremd en teruggedraaid, de verbeelding is er aan banden gelegd, de Geest wordt er getemd door wet en gezag. Wie hun stem hiertegen verheffen, worden monddood gemaakt of buitengesloten.
Het instituut is niet heilig. Het is een huis waar je je thuis moet kunnen voelen. Daarom kan er een moment komen waarop iemand zegt: zo is het genoeg, ik vertrek, ik ga eens ergens anders kijken. Dat moment is voor mij gekomen. Ik neem als vriend mijn intrek in een kerk die in dezelfde mij dierbare eeuwenoude en brede christelijke traditie staat, maar die vrij baan geeft aan vernieuwing, aan vrouwen en mannen met talenten, aan verbeelding en geestkracht. Ik neem mijn intrek in een kerk waar volop ruimte is voor de werking van de Geest. Ik neem mijn intrek in een kerk die trouw wil zijn aan de inspiratie van vele eeuwen, maar die weet dat traditie niet vruchtbaar kan zijn in starheid en onveranderlijkheid.
Het is geen verre reis. Het is maar een paar deuren verder. Ik zet mijn zoektocht naar het Geheim, samen met anderen, voort in de Remonstrantse Broederschap. Daar, en in blijvende verbondenheid met allen die zich inzetten voor de vernieuwing van kerk en wereld, in Nijmegen in het bijzonder in de (katholieke) Effataparochie en de (oecumenische) Studentenkerk, wil ik ruimte blijven geven aan de Geest.
veel waardering voor deze intellectueel.
eens katholiek, altijd katholiek luidt het gezegde toch. Wat vindt Nissen hiervan?
Door zijn moedige beslissing is Peter Nissen m.i. katholiek gebleven; alleen het ‘Roomse’ heeft hij afgelegd. Daarmee wens ik hem veel geluk!
Ik ben geen Rooms Katholiek maar om uit deze Kerk te stappen alleen om vrijer te kunnen denken gaat mij te ver.
We leven niet meer in de Middeleeuwen of zestiende/zeventiende eeuw toen je nog op de brandstapel
terecht kwam als je een afwijkende mening had.
Je kunt nu denken en zeggen wat je wilt en niemand legt je een strobreed in de weg.
Je kunt ook Katholiek zijn in de Roomse Kerk.
Van allerlei in mijn ogen absurde regels hoef je je als gelovige
niets aan te trekken.
Waardering voor de eigen persoonlijke keuze.
Ik heb er ook tegenaan geschopt, tegen het instituut en het benauwt me nog. Maar binnen het gebouw, zijn nog vele mooie ruimten, meestal op de begane grond, in kleine nissen en kapelletjes
En daar voel ik me nog steeds thuis en beleef het des te meer aan/in de binnenkant. De buitenkant, die zie ik niet als ik binnen ben, ook al weet ik dat die er is.
Het instituut is het gebouw, daar binnenin vindt ‘gemeenschap plaats’ en dat zijn hele gewone aanspreekbare zoekende mensen. Net als u, aarzelend op de tast, maar vol liefde, geloof en hoop.
Mooie verder weg toegewenst.