Had escalatie voorkomen kunnen worden? Wat hebben we eigenlijk voor antwoord op jongeren die radicaliseren? Als voormalig bestuurder van een vergelijkbare wijk in Amsterdam kreeg ik met soortgelijke problemen als die van de Schilderswijk te maken. Met terreurverdachten die terugkwamen. Met jongens die flirten met de jihad. En aan de andere kant met mensen die vonden dat elk kopje thee in een moskee in feite hetzelfde is als toegeven aan het kalifaat. Ik kijk met afstand naar Den Haag en herken de retoriek. De Schilderswijk lijkt nu gegijzeld door radicalen uit verschillende hoeken. Dit zijn geen gemakkelijke tijden voor het stadsbestuur.

In de Schilderswijk lijkt het erop dat een groep geradicaliseerde jongeren wortel heeft geschoten. Het aantal is niet enorm, maar de groep manifesteert zich duidelijk, op internet en in de buurt. Daaromheen groeperen jongeren zich die hier gevoelig voor zijn en die op zoek zijn naar provocatie. Ze flirten met de jihad maar zijn nog niet zover dat ze in het vliegtuig stappen. Deze groep is kwetsbaar. En dan zijn er nog de ‘gangster moslims’: criminele jongeren die wel loyaal zijn aan de islam en daarmee hun criminele activiteiten proberen ‘goed te praten’. “Ik ben immers een vroom moslim en mij wordt onrecht aangedaan dus mag ik de maatschappij terugpakken.” Dit is een gevaarlijke, grenzeloze groep.

Ook  in Amsterdam West kennen we deze groepen, met het belangrijke verschil dat de echt geradicaliseerde jongeren minder kans hebben gekregen om wortel te schieten, de pogingen daartoe zijn minder effectief geweest dan in Den Haag. De afgelopen jaren heb ik van dichtbij meegemaakt hoe jonge radicalen voet aan de grond probeerden te krijgen in West. Hizb-u-Tahrir , Sharia4Belgium, ze togen naar Bos en Lommer om zieltjes te winnen.

De Schilderswijk is het doelwit geworden van rechts-radicalen. Natuurlijk kiezen ze deze wijk als hun doelwit. Provocatie op provocatie geeft gegarandeerd heibel. Het stadsbestuur zag zich genoopt de demonstraties te verbieden; rel compleet. Het verbieden van demonstraties is wat mij betreft een uiterst redmiddel dat echt maar zeer beperkt mag worden toegepast, bijvoorbeeld als de openbare orde in het geding is.

Als bestuurder word je niet opgeleid om hiermee om te gaan. Je moet dit in de praktijk leren. De meest belangrijke vaardigheid die je moet zien te ontwikkelen, is heel goed weten wat er speelt en er bovenop zitten. De bewoners kennen, de wijkagenten, de jongerenwerkers, de imams. Ingewikkelde vraagstukken niet uit de weg gaan. Praten over religie ligt moeilijk bij de gemiddelde geseculariseerde Nederlander. We zijn er immers net vanaf. De wereld was te klein toen Ahmed Marcouch een aantal jaar geleden suggereerde dat er aandacht moest zijn voor de religieuze ontwikkeling van jongeren op school. Dat lag gevoelig. We willen overheid graag gescheiden houden van religie. Maar het probleem wordt daarmee niet opgelost.

Het gesprek voeren met moskeeën over radicalisering, Syrië-gangers en jihadisme is al even pijnlijk. De meeste moskeebesturen willen er niets mee te maken hebben. “Jihadisme heeft niets met de islam te maken,” hoorde ik vaak. Maar ondertussen flirten jongeren uit de wijk met Syrië, jongens die ook de moskee in de buurt bezoeken.

Veel scholen weten niet hoe ze de problematiek bespreekbaar moeten maken. Hoe pak je dat aan? Leerlingen die met elkaar filmpjes van gruwelijkheden kijken of die zich zeer manifest anti-Israël betuigen. Jongerenwerkers zitten er vaak ook niet op te wachten, een confrontatie met een groepje jongens of meiden die emotioneel op Syrië of Gaza reageren. En hoe maak je onderscheid tussen jongeren die daadwerkelijk geradicaliseerd zijn en klaar zijn om naar Syrië af te reizen en hen die slechts openlijk flirten om te provoceren? Ondertussen wordt de wijk gegijzeld door radicalen over en weer, ten koste van de ‘normale’ welwillende bewoners.

Dat vraagt een genuanceerde aanpak met maatwerk. In Den Haag wordt dat nou net bijna onmogelijk gemaakt, met de Partij van de Eenheid en de PVV in de gemeenteraad die bij voorkeur elke nuance in aanpak in de kiem smoren. Verleidelijk is het dan om deze ingewikkelde materie over te laten aan het Openbaar Ministerie en de politie en als stadsbestuur hiervan weg te blijven. Onverstandig.

In mijn optiek is ‘keihard de confrontatie aangaan’ misschien wel het meest belangrijke wat je als bestuur kunt doen, gooi de beerput open. Geef moskeeën geen kans om weg te kijken, train jongerenwerkers in het signaleren van radicalisme en leer ze het gesprek aan te gaan. Vraag scholen naar hun zorgen. En bovenal, maak onderscheid tussen jongeren die echt geradicaliseerd zijn en hen die provoceren. De scheidslijn tussen deze groepen wordt kleiner naarmate de ‘buitenwereld’ dat onderscheid niet meer maakt. Geef hen die kans niet. Het gevaar is dat je gegijzeld wordt door hen die het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ tot centraal doel in hun politieke carrière hebben gesteld. Blijf sturen op nuance en maatwerk. Laat het Openbaar Ministerie en de politie het werk doen waarbij vervolging een duidelijk gegeven is. Maar laat het daar niet bij, daarvoor is de problematiek te complex.

In Den Haag lijkt het erop dat men hoopt dat de problemen vanzelf overwaaien nu de demonstraties zijn verboden. Misschien zie ik het verkeerd, ik hoop het. Omgaan met radicalisme is een belangrijke taak voor (grote) stadsbesturen van vandaag de dag. En waarschijnlijk blijft dat ook zo. Dit gaat niet vanzelf over.

Martien-Kuitenbrouwer-Linkedinn

Martien Kuitenbrouwer

historica en bestuurskundige, voorzitter Raad van Toezicht bij Combiwel

Martien Kuitenbrouwer was van 2006 tot 2014 stadsdeelvoorzitter van Amsterdam West. Ze is medeoprichter van het Public Mediation Initiative …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.