Sarajevo rozen herinneren ons aan granaatinslagen, waarbij burgers om het leven zijn gekomen. Kraters gevuld met bloedrode verf. Op de bazaar in de oude stad zien we souveniers gemaakt van kogelhulzen. Muurschilderingen van witte bloemen vragen ons de genocide van Srebrenica niet te vergeten. Onze gids vertelt over naar school gaan in kelders, omdat de gewone klaslokalen kapot geschoten waren of de weg ernaar toe te gevaarlijk. Over bezorgde ouders die hun kinderen moesten zien te kleden en voeden.
We leren dat Sarajevo werd belegerd. Bijna vier jaar lang. Er wordt benadrukt dat het de langste belegering is die de moderne geschiedenis heeft gekend. Stel je voor, een stad afgesneden van de buitenwereld. Bestookt vanuit de heuvels die de stad omringen, en door sluipschutters van heel dichtbij. Dagelijks leven dat zich richt op overleven. En dat bijna vier jaar lang.
Ik neem het boek Sarajevo: The Longest Siege van de Bosnisch-Britse Amra Abadžić mee. Het valt op: tussen de vele boeken van mannelijke oorlogsverslaggevers en historici is het een zeldzaam en qua formaat bescheiden verslag van een vrouwelijke journalist, geboren en getogen in Sarajevo. Gepubliceerd in 2022, ligt het boek op hoge stapels vooraan in boekwinkels in de stad.
Toegankelijk geschreven, professioneel en persoonlijk: een verslag dat raakt. Misschien juist doordat het voorbij gaat aan analyses van politieke ontwikkelingen, diplomatieke onderhandelingen, militaire posities en cijfers van omgekomen burgers. Abadžić voegt daaraan toe een beschrijving van hoe het dagelijks leven in een belegerde stad eruit ziet.
Er zijn geen hoofdstukken die de lezer niet raken. Wat bij mij vooral blijft hangen, zijn elementen die ik niet zag aankomen. Zo verwachtte ik, bijvoorbeeld, dat wanneer alles schaars en gevaarlijk is, alleen het vervullen van de basisbehoeften telt. Schoon water, voedsel, medische hulp, beschutting. In leven blijven. Ja, al deze zaken zijn prioriteit. Maar, zo beschrijft van Abadžić, ook van levensgroot belang zijn de dingen die je mens doen voelen.
Het culturele leven ging daarom zo goed als het ging door. Er werden honderden exposities, concerten en theatervoorstellingen georganiseerd. Het internationale Sarajevo Film Festival werd opgericht. Veel burgers waren ondervoed, maar zorgden ervoor stijlvol gekleed te gaan. Brandschoon ondergoed dragen was een absolute must. Want denk je in dat je onverwacht in het ziekenhuis zou belanden met vuil ondergoed! Dingen die niet direct in het teken staan van de basisbehoeften worden net cruciaal om hoop en waardigheid te behouden.

Ruim een maand later lig ik in Nieuwegein languit uitgestrekt op een stoel. Mijn mond is wagenwijd opengesperd, en kan ook weinig anders vanwege een klem om een tand rechtsboven achterin. Geavanceerde meetapparatuur piept, miniscule boortjes zoemen en vijltjes schrapen. De specialist torent boven mij uit. Zijn stem vanachter een mondkapje legt kalm uit wat er rondom en in mij gebeurt. Dat stelt gerust. “Ja, dit is een moeilijke. Niets voor een gewone tandarts.”
Anderhalf uur later sta ik weer buiten. Gelukkig zie ik in de spiegel bij het toilet dat de specialist en assistente mij naar buiten lieten gaan met een rechterwang onder witte fluor gesmeerd. Geen gezicht. Snel die verdoofde wang schoon poetsen om met opgeheven hoofd de tram in te kunnen stappen. Vast niemand die ziet dat ik juist de zoveelste episode van twee wortelkanaalbehandelingen heb ondergaan.
Mijn gedachten gaan terug naar Sarajevo, en de allerlaatste burgerslachtoffers van de belegering. Op 9 januari 1996 werd de tram beschoten: Mirsada Durić kwam om het leven, en er vielen 19 gewonden. En ik realiseer mij nogmaals dat toen ik in de jaren negentig veilig opgroeide in een klein dorp aan de rand van de Veluwe en de laatste jaren van de basisschool doorliep, er een verwoestende oorlog in het voormalig Joegoslavië woedde.
In het belegerde Sarajevo waren mijn twee ontstoken tanden, waar voor het behoud ervan nu alle moeite wordt gedaan, verloren gegaan. Misschien hadden ze getrokken moeten worden, zonder verdoving. En misschien zou ik niet ongeschonden met de tram zijn thuis komen. Duizelig van de pijn, een makkelijk slachtoffer voor de sluipschutter op de hoek.
Misschien was het mij die ochtend gelukt brandschoon ondergoed aan te trekken.