Mijn eindexamen vwo deed ik in 2010. ‘Dynamiek en Stagnatie in de Republiek’ was één van mijn eindexamenonderwerpen. Het ging over de Nederlandse geschiedenis van ongeveer de vijftiende tot eind achttiende eeuw. De leerstof bestond uit zo’n honderd pagina’s waarvan één alinea was gewijd aan slavernij, als onderdeel van wat ‘Gouden Eeuw’ werd genoemd. Omdat het Nederlandse koloniale en slavernijverleden dusdanig als bijzaak aan de orde kwam, bleef dit thema in de examenvragen geheel buiten beschouwing. In de zeven jaar daarna heb ik erg mijn best moeten doen om te achterhalen wat er precies schuilde tussen de regels van die ene alinea. Kennis over slavernij en kolonialisme komt je in Nederland niet zomaar aanwaaien.
Keti Koti
Wat betreft lesmateriaal op middelbare scholen is er nog weinig veranderd. Dit blijkt ook uit een artikel in NRC Handelsblad (11 september 2017). Experts geven daarin aan dat het niet alleen schort aan kwantiteit, maar ook aan de kwaliteit van het lesmateriaal. Zo staat bijvoorbeeld te lezen dat Europeanen nieuwe werelddelen ‘ontdekten’, terwijl op die plekken natuurlijk allang mensen leefden. Bovendien ervoeren deze mensen de komst van de Europeanen juist als verovering en onderdrukking.
Naast de gebreken binnen het onderwijs is ook 1 juli geen nationaal erkende vrije dag van bezinning en viering. 1 juli is de dag waarop mensen in Nederland en Suriname stilstaan bij de slavernij en de afschaffing daarvan tijdens Keti Koti (‘verbroken ketenen’ in het Sranantongo). In 2013, toen het 150 jaar geleden was dat de slavernij formeel werd afgeschaft, werd de herdenking voor het eerst uitgezonden op nationale televisie. Dit gebeurde de afgelopen twee keer ook, maar in 2014 en 2015 was de herdenking niet via de NPO te volgen.
Het algemene gebrek aan kennis over en aandacht voor Nederlands imperialisme en de wandaden die daarmee gepaard gingen in overzeese gebieden, ligt aan de basis van wat professor Gloria Wekker ‘witte onschuld’ noemt. In haar boek schrijft zij dat het dominante zelfbeeld van de Nederlandse identiteit een is van tolerantie en kleurenblindheid. Gesprekken over ras worden vaak actief vermeden en als iemand racisme benoemt, leidt dit tot woedende en zelfs agressieve reacties. Dit hebben we kunnen zien in het geval van Sylvana Simons.
Morele kwestie
Het paradoxale hier is dat racisme enerzijds wordt ontkend, maar deze reacties tegelijkertijd zeer racistisch van aard zijn: er werd Simons op allerlei mensonterende manieren verteld dat ze als zwarte vrouw niet thuishoorde in Nederland. Wekker laat dan ook zien hoe ondanks de stellige
ontkenning van de relevantie van ras, onze interacties wel degelijk worden beïnvloed door ideeën over raciale en etnische verschillen, waarvan het fundament ligt in de periode van vierhonderd jaar slavernij en kolonialisme.
Hoewel we leven in een postkoloniale context waarin witte onschuld vaak het uitgangspunt is, zijn er desondanks veel (zwarte) activisten die niet alleen eisen dat er meer aandacht komt voor het slavernijverleden, maar ook voor de manieren waarop dit verleden sporen heeft nagelaten in het heden. Zo richten zwarte Nederlandse activisten zich bijvoorbeeld op dekoloniale hervormingen binnen onderwijs, musea en andere erfgoedinstellingen en op het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt en etnisch profileren.
Ook op internationale schaal is er een roep om rechtvaardigheid. Zo hebben Caribische landen een commissie ingesteld om reparations te ontvangen voor het historisch onrecht dat hen is aangedaan. Reparations wordt in het Nederlands vaak vertaald als ‘herstelbetalingen’ maar het omhelst voor velen veel meer dan financiële compensatie. Het is vooral een morele kwestie waarbij erkenning van (historisch) leed, onrecht en ongelijkheid centraal staat. Op dit moment onderzoek ik wat historische verantwoordelijkheid voor kolonialisme en slavernij nu precies inhoudt en hoe verschillende groepen mensen daar invulling aan geven. Dit onderzoek is nog in volle gang, maar een aantal belangrijke punten stip ik vast aan in dit artikel.
“Veel zwarte en gekleurde Nederlanders ervaren Jan Pieterszoon Coen en Michiel de Ruyter absoluut niet als zeehelden. Hoe gaan we daarmee om?”
'Zeehelden'
Verantwoordelijkheid nemen kan niet zonder de al eerder genoemde erkenning. Dit betekent dat de verhalen over slavernij, kolonialisme en uitbuiting erkend moeten worden als meer dan alleen die ‘zwarte bladzijde’, maar als rode draad door de geschiedenis van de afgelopen vier eeuwen.
Erkenning heeft verder niet alleen te maken met in welke mate de geschiedenis van slavernij en kolonialisme wordt verteld, maar ook met de manier waarop, en vanuit welk perspectief. Taal is moreel beladen, dus moeten we het ook hebben over waarom figuren als Jan Pieterszoon Coen en Michiel de Ruyter ‘zeehelden’ worden genoemd, terwijl ze dat voor veel zwarte en gekleurde Nederlanders absoluut niet zijn.
Dit betekent dat juist ook feiten die minder bekend zijn, aan het licht worden gebracht en onderdeel worden van de geschiedschrijving. Bijvoorbeeld het feit dat in 1863 niet de tot slaaf gemaakte mensen gecompenseerd werden, maar hun eigenaren. Zij ontvingen tot driehonderd gulden ‘per verloren arbeidskracht’.
En verder het feit dat in Suriname na 1863 tien jaar het zogeheten ‘staatstoezicht’ van kracht was. Dit hield in dat de tot slaaf gemaakte mensen nog tien jaar moesten doorwerken voor ze écht vrij waren. Ten slotte gaat het ook om kennis van hoe hedendaagse verhoudingen zijn ingebed in een specifieke historische context. Denk bijvoorbeeld aan de economische machtspositie van Nederland en aan de verhoudingen tussen verschillende landen en gebieden binnen het Nederlandse koninkrijk.
Raad van kerken
Ongeveer twee maanden geleden stuitte ik tijdens de verkennende fase van mijn onderzoek op een verklaring vanuit de Raad van Kerken in Nederland, uitgegeven in 2013, waarin de Raad zich expliciet richt tot de Nederlandse kerken en de nazaten van tot slaafgemaakte Afrikanen en schrijft dat ‘theologie in bepaalde omstandigheden misbruikt is om de slavernij te rechtvaardigen’.
In de verklaring staat dat er veel leed is veroorzaakt en dit historische onrecht nog doorwerkt in het heden. Tevens spreekt de Raad van Kerken de wens uit om te ‘zoeken naar een samenleving waarin menswaardig leven, vrijheid, verantwoordelijkheid, solidariteit en respect elementaire waarden zijn.’
Het zijn opvallende woorden van erkenning en verantwoordelijkheid die in contrast staan met de manier waarop de Nederlandse regering zich tot nu toe over het slavernijverleden heeft uitgelaten. Vanuit de regering zijn meerdere malen uitspraken gedaan over het slavernijverleden en is er ‘diepe spijt’ betuigd, maar tot expliciete excuses en verwoording van verantwoordelijkheid is het nog niet gekomen. Dit komt mede doordat verantwoordelijkheid nemen verplichtingen tot herstel met zich meebrengt. Het dwingt ons tot nadenken over hoe het verleden sporen heeft nagelaten en vooral: hoe we daar iets aan kunnen veranderen.
Onderzoek
Verantwoordelijkheid nemen en erkenning gaan hand in hand, en de geluiden die het belang ervan benadrukken klinken – vooral binnen de Randstedelijke context – steeds luider. Mijn onderzoek is in volle gang en ik ga hierover graag met eenieder in gesprek. Mocht u hierover met mij van gedachten willen wisselen, dan kan kunt u mij mailen.
Meer informatie:
- U kunt met Sherylin Deen per mail contact opnemen.
- Dit artikel is gepubliceerd in De Linker Wang, het magazine van de religiewerkgroep van GroenLinks.