Ik heb het manifest Spelen met heilig vuur van Ruard Ganzevoort met veel plezier en herkenning gelezen. Ik heb er ook bedenkingen bij, die voortkomen uit mijn eigen betrokkenheid bij publieke theologie, ik leg ze graag voor. Allereerst: ik heb genoten van de passie die uit het manifest spreekt voor theologie die hier en nu van maatschappelijke en culturele betekenis is. Dat is een vrolijk en noodzakelijk tegengeluid tegenover de sombere sfeer die momenteel hangt om veel van wat met theologie geassocieerd wordt. Belangrijk vind ik vooral dat Ganzevoort de krimp, het positieverlies en de toenemende irrelevantie van de theologie niet aan vaak besproken externe factoren wijdt (zoals secularisatie, rationalisering, en individualisering van de spiritualiteit) maar de hand in eigen boezem steekt. Volgens hem is de theologie schuw en ingekeerd geworden, spreekt ze teveel een geheimtaal voor ingewijden, en laat ze zich te weinig horen over kwesties die er publiek toe doen. Een oplossing heeft Ganzevoort ook: theologie moet meer publiek worden, theologen moeten zich niet als buiksprekers van de traditie opstellen maar als makelaars voor bestaansvragen.
Juist omdat ik me van meet af aan heb gericht op wat Ganzevoort de publieke rol en het publieke engagement van de theologie noemt, roept zijn pleidooi voor mij serieuze vragen op. Want hoe verhoudt de publieke zichtbaarheid en vooral het publieke engagement van de theologie zich tot het ambacht van theologen als makelaars in bestaansvragen, iets waar, dat ben ik met Ganzevoort eens, veel theologen bijzonder goed in zijn? Gaat dit manifest verder dan een oproep aan theologen om meer aan ‘levenskunst’ te doen: mensen te coachen bij het inrichten van hun leven op dagelijks, existentieel niveau? Theologen worden hier gecast als begeleiders van de geleefde religie, in de context van de huidige samenleving en de moderne cultuur. Daar is niets mee mis, integendeel, maar ik zie nog niet hoe dit het probleem van de sprakeloos geworden theologie te lijf gaat.
Tijdens mijn eigen theologische opleiding was er een hausse van aandacht voor theologie die zich verbindt met de maatschappelijke kwesties in de actualiteit. Politieke-, bevrijdings-, en feministische theologie hebben me gevormd en begeesterd, en werden mijn eigen specialiteit aan de universiteit. Dat dit specialisme niet tot de kern van de theologie behoort of daar regelrecht mee in strijd zou zijn, is een sterk machtsgeladen standpunt waar ik voortdurend mee te maken heb gekregen, en waar ik ook persoonlijk een prijs voor heb betaald. Publieke theologie, beste collega-theologen, is niet aardig en niet gemakkelijk en vaak ongewenst, en wellicht is dat de belangrijkste reden dat veel theologen zich er verre van houden. Publieke theologie, theologie die zich uitspreekt over kwesties die er toe doen, kan zich in mijn ogen dan ook niet beperken tot spelen met heilig vuur, maar moet ook riskeren de hand in het vuur te steken en zich daarbij te branden. Waarom, bijvoorbeeld, zijn kwesties van gender en seksualiteit op dit moment de strijdperken van de profilering van religieuze en seculiere groeperingen tegenover elkaar? Waarom is de beschuldiging van blasfemie een eigentijds politiek wapen geworden op grond waarvan mensen geïntimideerd, opgesloten, afgetuigd of geëxecuteerd worden? En, een klassieke maar nog altijd hoogst relevante vraag, welke rol spelen de God- en heilsvoorstellingen van de monotheïstische religies in de systematische achterstelling van vrouwen, homoseksuelen en transgenders? Deze maatschappelijke kwesties zijn urgente vragen voor de theologie, die we niet als makelaars in levenskunst kunnen aanpakken, hoeveel geloof, hoop en liefde we ook nodig hebben om ons in dit strijdperk te begeven. Publieke theologie vraagt volgens mij dat we ons ook in de strijd over macht, recht en waarheid begeven.