Het debat over islam en antisemitisme wordt al enkele decennia gevoerd, met name in Amerika. Daar tekenen zich twee partijen af: de ene partij stelt dat islam en jodenhaat altijd zijn samengegaan; de andere partij vervalt niet in de romantiek van de ‘Gouden Eeuw’ in Andalusië en ziet terdege de botsingen tussen jodendom en islam, maar ziet ook dat het jodendom dikwijls vreedzaam heeft kunnen leven onder moslimbestuur. Maria Rosa Menocal idealiseert wellicht de Gouden Eeuw maar zij heeft gelijk dat de dhimmi-status van joden en christenen onder moslimbestuur niet gemeten moet worden met maatstaven van het moderne burgerschap. Dat het woord dhimmitude bij de agressieve anti-islam-auteurs, met name bij Bat Ye’or, staat voor een vermeende neiging van christenen om zich gedwee op te stellen jegens de islam, is dan ook historisch misbruik maken van deze term.

Waar komt de 20e eeuwse anti-joodse tendens bij moslimauteurs vandaan? Ook deze vraag gaat Suurland retorisch uit de weg door erop te wijzen dat er veel grotere conflicten zijn dat het Israëlisch-Palestijnse conflict. Dat moge waar zijn, maar beantwoordt niet de vraag waar het anti-joodse bij moslimauteurs vandaan komt.

Toen ikzelf theologie studeerde in Utrecht was onder leiding van Jacques Waardenburg de onderzoeker Mohanna Haddad een van de eersten die op de negatieve beeldvorming van het jodendom bij Arabische auteurs wees in zijn boek Arab perspectives of Judaism (1984). Hier wordt duidelijk dat het kolonialisme een belangrijke factor is en dat Arabische auteurs het zionisme niet als emancipatiebeweging van een groeiend etnisch bewustzijn zien (wat het óók is), maar als exponent van Westers kolonialisme. Betreurenswaardig, maar geen reden om heel de islam daarvoor in alle eeuwen verantwoordelijk te stellen.

Het frappante is (maar misschien is dat niet relevant!) dat aan beide zijden joodse wetenschappers aanwezig zijn. Bernard Lewis behoort tot de eerste groep, Marc Cohen behoort tot de laatste groep. Deze uitnemende islamoloog wijst erop dat de voorbeelden van antisemitisme in de islam stammen uit de 20ste eeuw en van Westerse herkomst zijn: August Röling’s boek Der Talmudjude, de Protocollen van de Wijzen van Sion, enzovoort. Aangezien het meest grimmige antisemitisme een raciale / genetische component heeft (en feitelijk mede samenhangt met de opkomst van de moderne wetenschappen!) kan dat antisemitisme niet verder teruggaan dan de 19e eeuw. David Suurland gaat dus wel grof te werk als hij spreekt over een eeuwenlang gekweekte jodenhaat.

En daar komt nog iets bij: Het middeleeuws antisemitisme van christelijke snit had als pijler met name de zogenaamde ‘godsmoord’. Aangezien de islam de kruisiging ontkent kan ook dat geen element zijn van islamitisch antisemitisme. Kortom, ik denk dat Suurland er niet in zal slagen om structureel antisemitisme in de bronnen van de islam tot de 19e eeuw aan te wijzen. Tenzij hij meent dat alles in 2000 jaar christendom en 1400 jaar islam antisemitisch is, maar dan ben je wel gauw thuis en dat lijkt meer op postmoderne stemmingmakerij. Zoveel bewijzen is hetzelfde als niets bewijzen.

Het is spijtig dat de NRC voor dit debat geen ruimte biedt: gelukkig is er Nieuwwij die dat wel doet!

Marcel Poorthuis

Marcel Poorthuis

Hoogleraar Interreligieuze Dialoog

Marcel J.H.M. Poorthuis (1955, Hilversum) studeerde theologie aan de Katholieke Theologische Universiteit (KTU) te Utrecht en muziek aan …
Profiel-pagina
Al 9 reacties — praat mee.