Tot de dag van vandaag is daar niets aan veranderd, nog steeds maken incidenten met discriminerende taal de tongen los. En veel maatschappelijke discussies en politieke vraagstukken draaien rond taalkeuzes in de verhoudingen tussen verschillende groepen binnen onze samenleving. Hoe noem je dat zoete gebak waarbij witte schuim door een laagje chocola wordt bedekt? Zijn autochtone Nederlanders nou ‘wit’ of ‘blank’? Moet de NS ‘dames en heren’ door ‘reizigers’ vervangen? Zelfs in deze corona-crisis spelen dit soort kwesties op. Een resolutie van de VN-Veiligheidsraad sneuvelde zelfs door een veto, omdat de tekst het over het ‘coronavirus’ in plaats van over het door de VS gewenste, racistische ‘Chinese virus’ had.
Spreek je mensen op hun taalkeuzes aan, dan lopen de spanningen vaak snel op. Ineens gaat het prin-cipieel over de vrijheid van meningsuiting, dat “je dat toch wel mag zeggen” of oogst je zelfs verwijten over “al dat politiek-correcte gedoe” en “dat ze moeten ophouden met zeuren”. Dat laat zien, hoezeer taal verweven is met gezag en invloed. Als de ene groep zichzelf in staat acht om een andere groep het zwijgen op te leggen, daarbij het eigen recht opeisend leden van die andere groep te mogen discrimineren én hun kritiek daarop als zeuren afdoet, dan verduidelijkt dat hoezeer de verhoudingen binnen onze samenleving zijn scheefgegroeid.
Ook maken deze reacties inzichtelijk, hoe je omgekeerd mensen en groepen met behulp van taal juist welkom kunt heten, inbinden en ruimte voor ze kunt scheppen. Want als je iemand die van jou, hoe dan ook, verschilt, met de juiste woorden, in de juiste taal aanspreekt, dan laat je zien, dat je degene echt hebt gezien, dat je zijn of haar identiteit hebt aanvaard, dat deze mens er mag zijn naast jou, met dezelfde rechten op ruimte, invloed en ontwikkeling als jij en jouw eigen groep.
Pinksteren
In het kort: zodra je je mond open doet om met of over mensen te praten die van jou – in etniciteit, huidskleur, herkomst, gender, seksuele voorkeur, lichamelijke mogelijkheden of hoe dan ook – ver-schillen, dan draag je verantwoordelijkheid, ook voor de maatschappelijke verhoudingen tussen de twee groepen waartoe jullie worden gerekend. Zelfs dan, als je jezelf helemaal niet in deze toeschrij-ving herkent of ermee bezig bent.
Daarom raakt het mij zo, als gelovigen discriminerende taal bezigen of goedpraten. Zeker christenen zouden beter moeten weten. Vandaag vieren wij Pinksteren, het feest van de “uitstorting van de Heilige Geest”, zoals dat traditioneel wordt genoemd of ook de “verjaardag van de kerk”. De kerntekst voor dat feest, de geboorteakte van de kerk, als je zo wilt, vertelt het verhaal van hoe toen ergens in Jeruzalem ineens commotie ontstond en allerlei mensen bijeen dromden om te kijken wat er aan de hand was. De stad was destijds al een enorme smeltkroes, er woonden mensen met heel uit-eenlopende moedertalen en –dialecten, “vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. … Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, … uit Rome, … Kreta en Arabië”.
Deze diverse, multiculturele bevolking dromde nu dus bij elkaar. Want wat was er aan het gebeuren? De vrienden van Jezus, allemaal eenvoudige mensen van het platteland zonder talenkennis, die dus net ‘dronken’ waren van de Heilige Geest, loofden daar ineens God in allerlei uiteenlopende, vreemde talen. Zodat de bijeen gestroomde mensen ineens, in den vreemde, hun eigen moedertaal hoorden. Plotseling verstonden ze, waarom het ging en konden ze meepraten, meeloven. Ineens waren ze geen buitenstanders meer! En wilden ze bij die beweging van Jezus gaan horen. Zo gaat het geboorteverhaal van de kerk. Het is een verhaal van het overbruggen van verschillen, van insluiting en van elkaar over grenzen heen willen verstaan.
Opdracht
En daarin ligt een duidelijke opdracht ook voor ons vandaag besloten. Om ons best te doen in het rekening houden met anderen, zeker met kwetsbaren uit minderheidsgroepen. Om ons in te zetten voor respect en fatsoen in de omgang tussen groepen binnen onze samenleving. En vooral om op te staan tegen discriminerende taal, waar wij deze ook tegenkomen. Laten wij nooit vergeten, wat met taal allemaal kan beginnen. Ook als het bijvoorbeeld over Marokkanen gaat.