Kalsky noemt als voorbeeld van het ‘profetische geluid dat haar lief is’ de tekst uit Matteus 6,22: ’Zoekt liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.’ Een sterke keuze, denk ik dan. Profetisch denken zoekt een ander soort heerschappij, een andere beheersvorm, een heel andere politiek dan de politiek die wij geneigd zijn te omarmen: het rijk van God, dat voor mensen ondenkbare wetten kent, dwars, omgekeerd, onlogisch, tegen onze sterkste intuïties over wat rechtvaardig en juist is in.
Maar hoe leest Kalsky deze bijbeltekst? “Seculier vertaald staat daar: ‘Zoek vóór alles het goede leven voor allen.’ Daar hoort ook de asielzoeker bij, de bijstandsmoeder, degene die minder goed mee kunnen. Zij allen hebben recht op een goed leven en dat behoort ook tot mijn verantwoordelijkheid.”
Ik wrijf mijn ogen uit. Is dit echt de interpretatie die Kalsky liefheeft? Is dit hét profetische geluid in de bijbel? ‘Zoek vóór alles het goede leven voor allen.’ Natuurlijk is dat waar en nobel, – even later wordt in het interview ook de club van Rome genoemd, dus we moeten tevens duurzaam consumeren, óók weer helemaal waar. Maar moet ik daarvoor de bijbelse profeten lezen? Werd Jeremia daarom in de gevangenis opgesloten? Moest het profetische geluid van Jezus van Nazareth daarom in de kiem gesmoord worden? Is het werkelijke profetische geluid in de bijbel dus min of meer terug te vinden in het partijprogramma van Groen Links?
De interviewer van Het Vermoeden vraagt zich ook af of je de bijbelse boodschap wel zo kunt reduceren tot brave algemeenheden en ethische categorieën. “Ha,” denk ik, “die heeft beet!” Elke verëthisering van de bijbel, elke christelijke ethiek, weerspiegelt meestal de dominante moraal van een tijd – vroeger Victoriaans en preuts, nu liberaal en verlicht – overgoten met een vroom sausje. Maar bijbelse theologie is juist een radicale vorm van tegendenken, van tegenspraak die bijna nooit overeen komt met de communis opinio. Jezus nam het niet zozeer op voor “wie niet zo goed kunnen meekomen”, maar voor de marginalen die door heel de samenleving worden uitgekotst, zeg maar de Sytze van der V. en Volkert van der G. van zijn tijd. Zijn prediking van een heel ander soort heerschappij kostte Jezus niet voor niets de kop. Hij werd niet gekruisigd omdat hij overal Nieuw-wij-projecten opzette ‘waar mensen op kleine schaal onderlinge verschillen overbruggen’. Zijn evangelie was essentieel subversief.
Maar nee, dat is helemaal niet de richting die de interviewer op wil. Wat hij mist in Kalsky’s visie is het ‘spirituele’. “Mensen verwachten van religie een impact op hun persoonlijke leven. Daarom is het boeddhisme populair. Dat geeft concrete aanwijzingen hoe je mentaal kunt veranderen, zodat je het leven beter aankunt.” Ruard Ganzevoort valt hem deels bij. Er is, zegt hij, behoefte “aan een taal die ervaringen met het hogere, het diepere, overstijgende en ultieme in het debat inbrengt”. Theologische begrippen zijn zombie-categorieën geworden die ooit verwezen naar een levende werkelijkheid, ‘nu zijn het on-dode woorden die vergeten zijn te sterven’.
Er is geen enkel bewustzijn dat die on-dode woorden wel eens nodig zouden kunnen zijn om überhaupt nog enig profetisch geluid te laten weerklinken. Geen notie van een voorzienigheids- of genade-leer die laat zien dat we helemaal niet zo autonoom zijn als we zelf denken, dat het meeste geluk ‘onverdiend is’ (net als het leven zelf) en dat kwaad zozeer bij goed hoort – het laatste bestaat niet zonder het eerste – dat uiteindelijk alleen een idee van toedekking (‘vergeving’) na omkeer (‘bekering’) nog relevant kan zijn en dat moderne noties van verantwoordelijkheid en vrijheid steeds meer aan betekenis zullen inboeten.
Geen woord over het offer als kern van liefde en kameraadschap. Zelfs geen impliciete verwijzing naar het bijbelse ‘verbond’ als contrasterend met elke economische ruilrelatie.
Geen besef dat waarheid een categorie is die bestaat zodat we aangemoedigd worden om on-waarheden te ontmaskeren. Geen notie dat God die wij in geen beeld en begrip kunnen vangen grond is voor een waarheid die we nooit ‘in pacht’ hebben.
Het is tandeloze theologie, braafheid zonder bite, links-liberale burgermoraal in een spiritueel jasje. Ganzevoort meent dat theologie zich in de marge heeft gemanoevreerd met zijn ‘waarheidsaanspraken’. De theologie die hij voorstaat is inderdaad alles behalve marginaal. Het is wat we vroeger noemden ‘volkomen wereldgelijkvormig’ en daarmee op geen enkele manier meer herkenbaar, laat staan profetisch. Het is een beetje groen, een beetje zingeving en een beetje solidariteit. Daar heb je inderdaad geen bijbelse begrippen voor nodig.