Mijn dochter Elsa heeft me geadviseerd om heel goed uit te leggen wat ik daarmee bedoelde. Gaat u eens staan. Tilt u nu eens voorzichtig één been op. Dat voelt wankel. Eén been stevig op de aarde, de andere in de lucht. Dat typeert de theologie ook: stevig in de realiteit, maar tegelijkertijd op zoek naar het hogere, naar God. Wankel wellicht, maar spannend ook.
Goede vraag
Voordat we door 25 eeuwen theologie heen hinkelen, hebben we allereerst een goede vraag nodig. Want zonder vraag heeft een zoektocht geen zin. Ik stel deze vraag voor:
- Kunnen we God beschouwen als een persoon, of dienen we in meer abstracte termen over God te spreken: het goddelijke, kosmische dynamiek? Of allebei?
We hebben hier een echte vraag: naar het gevoel van velen heeft het iets kinderlijks om God als vader aan te spreken, feministen hebben hun eigen bezwaren. Maar de betiteling “God als moeder” verschuift het persoonlijke zonder het op te lossen.
Ik begin bij Mozes op de berg. Mozes nadert tot de dichte duisternis waar God is. Mozes nadert niet tot het licht, maar gaat van licht naar duisternis, naar een wolk van niet-weten. Iets daarvan hadden we al vermoed bij het brandende braambos. Hij vraagt naar Gods naam, wil zekerheid voor zijn volk in slavernij. Hij krijgt een mysterieus antwoord: “Ik zal er zijn zoals ik er zal zijn.” Is dat een antwoord of een raadsel?
Theologen, die hebben gemediteerd over de naam van God, hebben begrepen dat God onnoembaar is. Dat is misschien wel het eerste dat we moeten bedenken als we nadenken over God als persoon: we weten volgens deze mystieke theologie niet wie God is, alleen weten we steeds beter wie God niet is. Onze eigen kinderfantasieën, angsten en dromen leren we te onderkennen als projectie als we de weg gaan van deze theologie. Dat we God slechts nabij kunnen komen door telkens te ontdekken wie of wat God niet is, betekent tegelijk een innerlijke groei en loutering.
Over God
Geen gemakzuchtig beginpunt dus in de trant van: we weten toch niet wie God is, dus laten we er maar niet aan beginnen. Nee, veeleer ontdekking onderweg. Het is een indrukwekkende traditie die we ook bij islamitische auteurs vinden zoals de mystieke vrouw Rabia. Deze Rabia loopt op de markt met een fakkel en een emmer water. Desgevraagd zegt ze: “Ik wil de hemel verbranden en de hel blussen zodat ik God eindelijk uit pure liefde kan dienen en niet vanwege loon en straf.”
Desondanks stelt zich de vraag hoe deze negatieve theologie zich verhoudt tot de God die we in de bijbel leren kennen.
Pseudo-Dionysius en anderen zoals Johannes van het Kruis hebben erop gewezen dat het niet-weten geen botte negativiteit is. Johannes van het Kruis beschrijft de bestijging van de berg Karmel als: niet dit, niet dat, niet dit, niet dat. “Het donker is mij licht genoeg”, aldus vat Frans Maas deze grote mysticus samen.
De joodse Maimonides wijst erop dat onze omschrijvingen van eigenschappen van God feitelijk geen descriptieve woorden zijn, maar aansporingen aan de mens: God is barmhartig betekent, wees barmhartig zoals Hij. Ook de weinig bekende oosterse theoloog, de diepzinnige Gregorius Palamas, vertegenwoordigt deze lijn: hij stelt dat God in zijn transcendente wezen onkenbaar is, maar in zijn dynamische werking, in Christus en door de Geest werkzaam is in de wereld.
Spinoza
Nu is het echter tijd om een groot criticus van de persoonlijke Godsidee voor te stellen: Spinoza. Hij meende dat de Bijbelse werkelijkheid alle sporen vertoonde van een kinderlijke voorstellingswereld: loon en straf, een god die boos kan worden en berouw kan krijgen. Daartegenover stelde hij een veel abstracter godsidee, waarin het geheel van de werkelijkheid samenvalt met het goddelijke: God en de natuur.
In het Hebreeuws hebben de woorden dezelfde getalswaarde. Het zou kunnen dat de Kabbala al eeuwen voor Spinoza abstracte gedachten zoals goddelijke instroming, influx, bron van licht enzovoort had geïntroduceerd. Metaforen zoals ‘eeuwig licht’ en ‘overstromende waterbron’ zijn natuurlijk altijd al voor God gebruikt, naast meer persoonlijke omschrijvingen zoals vader, koning, als een moeder met haar kind, als een bruidegom en zijn bruid.
Spinoza wilde echter een radicaal onderscheid maken tussen Bijbelse taal en filosofische taal, hetgeen nu juist bij de theologen tot nu toe één geheel was gebleven. Pascal, de grote natuurkundige en filosoof zag het probleem: hij had in zijn mantel een tekst genaaid, dat na zijn dood werd ontdekt: het was de weerslag van een mystieke ervaring in de nacht: het Memorial:
“Vuur. God van Abraham, Izaäk en Jacob, niet de god der filosofen en geleerden. Zekerheid, zekerheid, besef, vreugde, vrede”.
Daarmee vormt Pascal de radicale tegenhanger van Spinoza.
Spinoza was in ons land tot midden 19e eeuw vergeten, totdat de vrijdenkerij hem ontdekte. Ze negeerden de mystieke kant van Spinoza, die hij aan het jodendom zou kunnen hebben ontleend. Ze zagen in hem verzet tegen de institutionele religie, een verzet dat tot op de dag van vandaag doorgaat. Ook beschouwden ze Spinoza als voorvechter van het pantheïsme, God is in alles. Dat was vooral gericht tegen de kerken die een exclusieve claim op God zouden hebben: alsof God zich alleen met gelovigen zou bezighouden. Het determinisme van Spinoza waarin de menselijke vrijheid problematisch was, werd minder gezien.
Gunning
Helaas was de theologie in Nederland niet in staat om deze herleving van Spinoza te volgen, anders dan als bedreiging. Eén uitzondering en hij staat ook in 25 Eeuwen Theologie: de protestantse theoloog Gunning. Hij meende dat het persoon-zijn niet iets minderwaardigs was dat door abstracte noties vervangen moest worden.
Ook zag Gunning de menselijke vrijheid als essentieel, een gave van God. Zowel de vrijzinnigen die met Spinoza aan de haal gingen als de orthodox-protestanten met hun dubbele predestinatie hadden dat verkeerd gezien. Gunning zag in het persoon-zijn, ook van de mens, iets unieks en onherhaalbaars. De naam drukt dat unieke aan: de naam is persoonlijk. Daarom wees hij weer op de bijbel waar God tot de mens spreekt. Dat wonder van persoonlijk aangesproken worden, kan niet door abstracties worden vervangen.
Mens, waar ben je?
Natuurlijk kennen we allemaal de joodse denker Martin Buber wiens personalisme een krachtige rehabilitatie van de persoon impliceert. Minder bekend is dat Buber voor zijn dialogische filosofie het goddelijke als levenskracht zag, anoniem en onpersoonlijk. Hij zag die zuiverende kracht aan het werk in de oorlog, de Eerste Wereldoorlog die zoiets als een oorlogsmystiek produceerde, althans in het begin. Het was onze eigen Frederik van Eeden die Buber beschuldigde van dronkenschap van de oorlog, waardoor hij de mens uit het oog verloor.
“Mens, waar ben je?”, Mens, waar is je broer?”, deze eerste vragen van God worden nog steeds aan ieder mens gesteld. Het aangesproken worden: het jij-zijn, kan niet worden vervangen door iets objectiverend, ‘het’. Dialoog is geen objectiverende kennis, ik doe een ander onrecht als ik hem als object benader (ook in de wetenschap, die de mens wil begrijpen, maar de uniciteit van de persoon niet in kaart kan brengen). Wetenschap is een afgeleide van de dialoog en kan die niet vervangen, op straffe van de medemens als persoon uit het oog te verliezen.
Zo is ook God geen object van wetenschap, waarover kennis kan worden vergaard, maar God is de Stem die ons persoonlijk tot verantwoordelijkheid roept. Juist omdat de mens bij uitstek persoon is en daarin zijn glorie vindt heeft het zin om ook dit goddelijke appèl persoonlijk te noemen.
Toch gaat het niet om iets descriptief: de overvloeiende bron en het ontoegankelijke licht herinneren ons eraan dat de menselijk taal te kort schiet als we over God willen spreken. God gaat ons begrip oneindig te boven, een begrepen God is geen God, aldus Angelus Silesius.
Over theologie
Ik heb u meegenomen in een bescheiden hinkelspel door de 25 eeuwen heen. We hebben ontdekt dat er geen vóór en na bestaat in theologie: oude teksten zijn niet minder diepzinnig dan de nieuwe, Bijbelse reflectie en filosofische speculatie gaan hand in hand.
Concreet concludeer ik: ‘spreken over God, inclusief de theologie’, zal nooit het ‘spreken tot’ kunnen vervangen. De theologie buigt zich over het geloof, maar vervangt die niet. De mystieke negatieve theologie leert ons de transcendentie van God te respecteren en niet zó over God als persoon te spreken, alsof wij Hem in onze broekzak hebben. Het is wellicht die aanstootgevende vertrouwelijkheid die de kiem legt voor het atheïsme.
De stem die ons toespreekt: “Mens waar ben je?”, is daarentegen de bron van het ontzag voor de Allerhoogste.
Boekgegevens:
Larens ten Kate & Marcel Poorthuis (redactie), 25 Eeuwen Theologie.
Uitgeverij Boom Filosofie, Amsterdam 2017.
ISBN 9789461059307, 740 bladzijden.
Deze tekst is een bewerking van de inleiding van Marcel Poorthuis tijdens de boekpresentatie van 25 Eeuwen Theologie.
Meer artikelen over 25 Eeuwen Theologie:
- Interview met Marcel Poorthuis: ““De hoop is de meest vergeten en meest fundamentele dynamiek van religie”
- Recensie door Janneke Stegeman: “25 Eeuwen Theologie’ verraadt Eurocentrisch denken”
Grote moslim theologen als Taymiyah en Ghazali hebben bijna hetzelfde gezegd, o.a. gewaarschuwd tegen het pantheïsme/monisme van Spinoza (die later zou komen), hoe is het mogelijk, maar is er dan helemaal geen kennis of contakt in de theologische opleiding in NL? Het lijkt er wel op. Jammer!
Contact met wie, Dirk?
Die geleerden zijn dood.
Het beste kun je God Zelf raadplegen.
Hij/Zij/Het heeft de algehele leiding.
De rest is eromheen bedacht door verstandigen en minder verstandigen.
In mijn visie was de theologie veel te veel met God en de hemel bezig (en op menig plaats nog steeds) in plaats van met de wereld, mens, dier en milieu. De rampzalige gevolgen zijn tot de dag van vandaag nog volop voelbaar. We kennen beelden van Gd, maar beelden zijn wel beelden. Het is niet voor niets dat wij geen beeld van Gd mogen maken in de betekenis van dat beeld is het dan. Zodra een mens een beeld van Gd maakt in de zin dat is dan Gd, dan kunnen we spreken van afgodendienst omdat de mens nu eenmaal niet gegeven is Hem te kennen. Alle pogingen daartoe hebben geleid tot onderdrukking, vervolging en uitroeiing van mensen, verbranden van religieuze boeken en het verdwijnen van hele culturen. Gd willen kennen heeft geleid tot immoreel handelen Het zou beter zijn dat we alleen luisteren naar de vraag mens waar ben je? Ben je bereid verantwoording af te leggen van je slagen en je falen van hetgeen je gedaan hebt en nagelaten? Ben je bereid in het gelaat van de ander te zeggen: Hier ben ik en hier sta ik met mijn slagen en falen. Misschien is de grote en machtige Gd, die beloont en straft allang uit deze wereld verdwenen en heeft Hij zich verstopt in het gelaat van de meest kwetsbare die ons ter verantwoording roept met de vraag: ben jij mijn broeder die mij hoedt? Natuurlijk is dat een beeld. Een beeld dat mij aanspreekt. Wellicht door 50 jaar werkzaam geweest te zijn in de gezondheidszorg.
Binjamijn, je ziet het teveel vanuit de mens, te antropomorf, De Ander, LÁutrui, je bent te modern, denk nu ook eens aan de eeuwigheid!
Maar ik ontken je historie in de zorg niet hoor!
Best belangrijk, iedereen draagt een rugzakje mee, dat van mij ligt in de Derde Wereld (bestaat al niet meer trouwens).
Dirk, de eeuwigheid. Is niet aan mij besteed. Waarom denken aan zaken waar je geen weet van hebt? Ik geloof dat ik na de Eeuwige ga en dat is het. Per slot van rekening geloof ik dat wij de hemel op aarde moeten zien te krijgen. Een wereld waar het goed wonen is voor al wat leeft. En wat er wel of niet is na ons overlijden, ik zou het niet weten. Heb belangrijkere zaken te doen, hier gewoon in deze wereld. En eerlijk gezegd: eeuwig gelukkig zijn lijkt me ook niet alles, tussen al die eeuwig gelukkige medemensen.
Voor mij gaat die eeuwigheid helemaal voorbij het persoonlijke, dat is nu ook weer niet zo belangrijk, al krijg je van radio en Tv en krant soms wel dat idee.
Ben er nog even ingedoken Binjamin, beinvloed door Levinas?? Voor hem is l’ Autrui, de Ander, niet alleen het Oneindige, maar zelfs De Oneindige, God dus niet meer boven, maar naast ons! Verder blijk jij volgens hem(vanwege visie op oneindige) een egoloog, ik een ontoloog!
Voor mij is de ERVARING het belangrijkste.
Dat zijn die uitzonderlijke momenten, waarop je helemaal niet denkt. Ik weet niet of dat mogelijk is, want er schijnt altijd (zolang je leeft) hersenactiviteit te zijn. Je bent je dan in ieder geval niet bewust van je denken.
Je bent je dan wel bewust van jezelf, maar het EGO is afwezig.
“IK BEN” is op zo’n moment jouw naam, omdat je simpelweg WEET, dat je deel bent van een HET AL.
Op zo’n moment kun je zonder schroom, zonder schaamte zeggen: “Hier Ben Ik, Heer!”
Je bent een onbeduidende schakel -tussen heden en verleden, tussen aarde en hemel, tussen mensen en mensen- maar gewenst.
Je mag er gewoon zijn en alles is goed.
Zo jammer, dat die momenten zo schaars zijn! Maar daardoor zijn ze juist super kostbaar!
Wat is dit nu eigenlijk voor een tekst? Is het een alternatieve inleiding op z’n boek?
Of is het een antwoord op de kritische recensie van Janneke Stegeman?
Hoe het ook zij, het gaat over zaken waar ik geen affiniteit mee heb. Behalve die één na laatste zin:
“Het is wellicht die aanstootgevende vertrouwelijkheid die de kiem legt voor het atheïsme.”
Dat ‘wellicht’, is dat wetenschappelijke voorzichtigheid of is het theologisch in-en-uit-praten? De stelling is in ieder geval onjuist, op twee niveaus.
* Het eerste is dat m.i. niemand atheïst is geworden omdat hij/zijn geconfronteerd is geweest met ‘aanstootgevende vertrouwelijkheid’ van mensen om hem/haar heen. In ieder geval levert de auteur daar geen bewijs voor en zelf is hij duidelijk geen atheïst dus uit eigen innerlijk kan hij dat ook niet halen.
* De tweede is een filosofische onhebbelijkheid te spreken van HET atheïsme. Er bestaat niet zo iets als HET atheïsme, dat is reïficatie. Hoogstens kan een individu besluiten (soms met het pistool op de borst) zichzelf atheïst te noemen.
Wel een grappige metafoor trouwens, die van het hinkelspel.
Totdat dat boek verschijnt, krijgen we het steeds opnieuw voorgeschoteld met een beschouwing van steeds een ander persoon erbij, Joop.
Tenminste, dat denk ik.
En als het uitgekomen is, komt het weer hier terug, vergezeld van lovende/vernietigende kritieken misschien.
Nou, ik vind het interessant, hoor!
Het leuke ervan is, dat je met God alle kanten op kunt.
Werkelijk niemand heeft gelijk of ongelijk!
Ik vind het ongelooflijk stom om elkaar daarom de hersens in te slaan. (Je doet dat toch ook niet, als het weer je niet bevalt?!)
En het is ook nogal narrow-minded om jouw overtuiging als de enige goede te beschouwen. Dat is alleen maar angst om je open te stellen voor het andere.
Luister naar het andere en neem het in overweging. Zonder veroordeling vooraf. Blanco. Misschien zijn er verrassend veel
herkenningspunten.
Trouwens, ik heb van heel veel oprecht gelovige mensen gehoord, dat ze soms twijfelen. Ik denk dat dat er gewoon ook bij hoort.
En het godsbeeld uit je jeugd is niet het idee dat je hebt als je oud bent.
Ook dat is normaal. Het evolueert.
Net als alles.
Zelfs een berg erodeert.
Verf bladdert af.
(En ik ook.)
Dirk, zeker ook beinvloed door Levinas, alleen we kregen dat in onze opleiding bijgebracht at wij een roeping hadden (Psychiatrisch Centrum Sint Servatius in Venray). Ons werd al geleerd dat wij er waren voor die ander (dat wij in onze contacten met die anderen juist onszelf konden leren kennen en niet weg hoefden te lopen voor onze kwetsbaarheid en onzekerheid). Hoewel ik niets had met wat je voor de ander gedaan hebt, heb je voor mij gedaan, begreep ik wel dat in de relatie tussen mensen, Gd aanwezig kan zijn wanneer deze relatie goed is. Goed in de zin van, voor beiden zinvol, blij makend, kracht opdoend. Dat Levinas mij dus aansprak lag voor de hand, want ik heb iets met de ander en me de Ander. lEn met dat iets bedoel ik niet een vrijblijvend iets. Als oud verpleegkundige ben ik praktisch ingesteld dat wil zeggen concrete resulaten gaan bij mij voor op mooie verhalen wanneer deze leeg en vroom gezwam blijken te zijn.
Dat ontroert me Binjamin.
Dirk, dat ontroert mij nu weer. Ik ben inderdaad erg gevormd in mijn opleiding tot psychiatrisch verpleger (1962-1967). Hoewel niet katholiek heb ik daar veel geleerd, daar bij de broeders van liefde en kan ik alleen maar met veel plezier en grote dankbaarheid op deze periode terugkijken.