Het verwondert mij niet dat juist Turkse zelforganisaties een krappe tien jaar na het afschaffen van het OALT-onderwijs de noodklok luiden. Turks-Nederlandse jongeren kampen met de grootste taalachterstand in Nederland, aldus het jaarrapport Integratie 2012. Onderling wordt nog steeds vrijwel uitsluitend Turks gesproken. Bovendien zijn de Turkse samenlevingen in Nederland het meest intern gericht. Ze oriënteren zich sterk op de leden van de eigen herkomstgroepen. Een ontwikkeling die tevens wordt versterkt door de nieuwe diasporastrategie van de religieus-conservatieve en nationalistische Turkse regering. Turken in het buitenland worden geacht zowel te integreren als Turks te blijven. Ankara eist in dat proces een actieve rol voor zichzelf op. In samenspraak met Turkse zelforganisaties wordt gekeken hoe vanuit Ankara met hen kan worden samengewerkt om hun positie in de vestigingslanden te versterken. Dus op welke specifieke punten wensen Turkse-Nederlanders ondersteuning door Ankara? Inmiddels is duidelijk dat het recht op onderwijs in de Turkse taal op Nederlandse basisscholen hoog op de lijst van prioriteiten staat.

Mede door de inmenging van Ankara op de levens van Turkse-Nederlanders hier, schreef een tiental verontruste Turken in 2011, wordt de onderlinge afhankelijkheid in stand gehouden en is er weinig ruimte voor individuele keuzes en ontplooiing. Nou denk ik niet dat de Turkse organisaties, onder aanvoering van de Turkse Arbeiders Vereniging in Nederland (HTIB), die de Nederlandse Staat voor het gerecht daagden, niet uit zijn op een optimale ontwikkeling van elke migrant met een Turkse achtergrond in Nederland. En ik deel hun mening dat onderwijs van de moedertaal geen belemmering is voor integratie. Je hoeft je herkomst niet uit te wissen om een loyale burger hier te kunnen zijn. Maar het was effectiever geweest als ze de moederlandtaal-discussie hadden verlaten en hadden opgeroepen tot een brede discussie over het groeiende belang van meertaligheid in de Nederlandse samenleving in het algemeen. Een niet alleen blijvend, maar eveneens onontkoombaar verschijnsel in het onderwijs. In een gesprek formuleerde Zeki Arslan, programmamanager van Forum, het instituut voor Multiculturele Vraagstukken in Utrecht het onlangs als volgt: “Terwijl Den Haag zich blindstaart op de bestaande migrantengemeenschappen in Nederland, zullen door nieuwe migrantenstromen, zoals momenteel uit Oost-Europa maar ook kennismigranten, meer en meer kinderen met een meertalige achtergrond aan ons onderwijs deelnemen.”

Hij pleit er voor om het ruim tien jaar oude plan van de Onderwijsraad voor de opzet van taalscholen in steden en regio’s verspreid over het land van het stof te ontdoen. Een buitenschoolse voorziening, onder directe verantwoordelijkheid van en mede gefinancierd door de lokale overheid, die inspeelt op de individuele behoeften van mensen aan onderwijs in hun moedertaal. Maar die ook openstaat voor anderen die deze taal willen leren. “Of het dialect van de regio waar ze wonen of zijn geboren”, aldus Arslan. “De belangstelling daarvoor is ook sterk toegenomen in de afgelopen jaren.”

De inzet van de Onderwijsraad met het advies Samen naar de Taalschool is om uiteindelijk zowel de leeropbrengsten omhoog te brengen als gelijke kansen voor migrantenkinderen te bewerkstelligen. Dat is ook waarom de Turkse organisaties naar de rechter stapten. Maar zij leggen die verantwoordelijkheid eenzijdig bij individuele scholen neer. Van hen kan en mag niet verwacht worden dat ze de taak om elk migrantenkind les in de moedertaal te bieden, kunnen uitvoeren – zeker niet in steden met klassen met een grote verscheidenheid aan taalachtergronden. Op de taalscholen zou het aanbod aan talen bijvoorbeeld een afspiegeling kunnen zijn van  de taalachtergronden van de leerlingen in een betreffende stad of regio.

Dat kinderen in staat worden gesteld verbindingen te leggen tussen hun moedertaal en het Nederlands is ook om andere dan zuiver taalkundige redenen van belang. Meertaligheid en identiteitsvorming zijn aan elkaar gelinkt. Juist ook onder ouders van Turkse afkomst wakkert het uitblijven van erkenning  en aandacht door het onderwijs voor de moedertaal de angst aan voor verlies van de eigen cultuur. Een onnodige ontwikkeling, want elke migrantenouder snapt dat het leren van het Nederlands een plicht is – het helpt hun kinderen hier vooruit -, maar daar staat in hun beleving wel een recht tegenover: dat ze ook de taal van hun moederland goed beheersen. Kortom: ouders hebben behoefte aan een handreiking voor een gebalanceerde meertalige opvoeding.

Bovendien ligt de toekomst van elk kind – autochtoon en allochtoon – niet noodzakelijkerwijs in Nederland. Door hun moedertaal ook goed te leren, vergroten juist ook migrantenkinderen hun kansen op de mondiale arbeidsmarkt. In een tijd van economische neergang en snelle globalisering biedt dat aanvullende perspectieven. Voor het vinden van werk kan ook over de Nederlandse grens worden gezocht.

santing-1

Froukje Santing

Journalist / Onderzoeker / Islamspecialist

Froukje Santing was 7 jaar in Turkije werkzaam als correspondent voor o.a. NRC Handelsblad. Ze schreef o.a. Dwars op de tijdgeest
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.