Minister Bussemaker heeft onlangs een lijst van 300 topvrouwen samengesteld die per direct aan de slag kunnen in topfuncties bij bedrijven. “Een dergelijke database is nodig”, zei ze bij de lancering van de lijst waar, onder andere vanuit de Tweede Kamer, veel kritiek op kwam. Echte topvrouwen zouden niet op zo’n lijst zitten te wachten en verplichting tot aanstelling van vrouwen zou tot ongewenste situaties leiden omdat kwaliteit dan niet meer voorop zou staan. Het was interessant om te zien hoe de emoties, zoals altijd als het gaat om zaken als quota voor vrouwen op de arbeidsmarkt, in Nederland weer hoog opliepen.
Toch denk ik dat het goed is dat er tenminste iets gebeurt. Met alleen maar praten komen we er niet, dat is duidelijk gebleken. En in landen als Duitsland en Noorwegen hebben ze allang een quotum, al kan niet unaniem gezegd worden dat dat daar altijd positief uitwerkt.
Ook in Japan ziet men dat er maatregelen genomen moeten worden. Niet alleen omdat het zonde is vrouwelijk talent onbenut te laten, maar ook omdat het een bittere noodzaak is, wil de economie, die nog steeds lijdt onder de onroerend goed- en bankencrisis van de jaren negentig, uit het slop raken. Japan is nog steeds de derde wereldeconomie, maar de bevolking van 127 miljoen krimpt. Een breed migratiebeleid zou natuurlijk een goede oplossing zijn, maar dat is er niet in Japan. Overigens geldt dat ook voor Europa en Nederland, waar hoogopgeleide migranten makkelijk een verblijfsvergunning kunnen krijgen, maar men nog steeds niet inziet dat juist voor zorgtaken, vakwerk en taken voor lager opgeleiden echt mensen van buiten de EU nodig zullen zijn.
De Japanse premier Abe heeft voorlopig ingezet op een drieledige strategie: monetaire aanpassingen, verhoging van de overheidsuitgaven en hervormingen van de arbeidsmarkt. Die laatste zijn er vooral op gericht meer vrouwen de arbeidsmarkt op te krijgen. Abe noemt het vrouwenpotentieel “de meest onderbenutte bron van Japan”. Net als in Nederland zijn veel vrouwen hoog opgeleid. Er is duidelijk gelijkwaardigheid in opleidingsmogelijkheden maar zeker geen gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt, waardoor er in Japan, net als in Nederland, heel veel hoogopgeleide vrouwen ervoor kiezen thuis te blijven. Abe heeft bij de aanpak van deze onwenselijke situatie zijn heil niet gezocht in een database van topvrouwen, maar in betere combinatiemogelijkheden van arbeid en zorg. Daar ligt de crux en het is een absolute must, omdat iedereen natuurlijk levensgroot het gevaar ziet als vrouwen zonder meer de arbeidsmarkt worden opgejaagd: een daling van het geboortecijfer. En dat kan Japan zich niet permitteren. Hoewel er de laatste jaren sprake is van een lichte stijging in het aantal geboortes, is het vruchtbaarheidscijfer nog niet op het magische niveau van 2.1, dat nodig is om bevolkingskrimp tegen te gaan.
Bij het beter kunnen combineren van arbeid en zorg gaat het altijd om een cultuuromslag. Ook in Nederland hebben mannen eraan moeten wennen dat zorgen óók belangrijk is en moeten werkgevers er nog altijd aan wennen dat papa-dagen (én mama-dagen), een carrière, van mannen (én vrouwen), niet in de weg mogen staan. In Japan ligt dit alles nog een tikje lastiger. Naast het feit dat mannen ook daar niet gewend zijn zorgtaken te verrichten, is de cultuur die veranderd moet worden een cultuur waarbij werkdagen van 10 à 15 uur de norm zijn.
‘Abenomics’ heeft dan ook als belangrijke pijler het introduceren en bevorderen van een familievriendelijker arbeidsbeleid. Dat begint bij het creëren van kwalitatief hoogwaardige kinderopvang, – het streven van 400.000 nieuwe plekken in 2018 gaat zeker gehaald worden -, en moet vooral bestaan uit brede campagnes om de gewenste cultuuromslag te bewerkstelligen.
Uiteindelijk gaat het er om dat men in Japan, net als in Nederland, ervaart dat diversiteit in elk bedrijf en op elke plek aantoonbaar leidt tot betere (financiële) resultaten. En dat minder werken kan leiden tot economische groei en dus een zegen kan zijn, voor kwaliteit van leven maar ook voor de economie.