Ik dacht in eerste instantie: wat een goede punten in deze Kamerbrief van Minister Wiersma die aandacht vraagt voor pesten, discriminatie en veiligheid op scholen. Een uitstekend plan, want er moet nog steeds het nodige gebeuren in het reguliere Nederlandse onderwijs. Ware het niet dat het in zijn Kamerbrief  vooral gaat om meer toezicht op wat informeel onderwijs genoemd wordt. En dan met name informeel onderwijs door moslims. Wat betekent dit eigenlijk voor moslims?

Moslims als risico-drager en risico-veroorzaker

De onderbouwing verwijst naar het eerder gehouden onderzoek van de Parlementaire Onderzoekscommissie Ongewenste Beïnvloeding en financiering uit onvrije landen (POCOB). De POCOB zou “op basis van gesprekken met experts, [vaststellen] dat kinderen en jongvolwassenen kunnen vervreemden van de samenleving door deze radicale invulling van informele scholing en daardoor mogelijk belemmerd raken in hun deelname aan de maatschappij.” Dat is overigens niet zo, want dat laat het rapport niet zien.

Ook wordt verwezen naar Nieuwsuur en NRC die in 2019 zouden hebben laten zien “hoe bij minstens vijftig onderwijsplekken door het hele land anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke overtuigingen werden opgelegd aan meer dan duizend kinderen.” Ook dat is niet zo. Wat ze wel hebben laten zien is dit: “Volgens de onderzoekers behoren die vijftig instellingen tot een deel van het salafistische spectrum waarbinnen sprake kan zijn van problematische gedragingen.”

Maar het salafistische spectrum is in dat onderzoek niet meer dan moslims die zich op een ‘zuivere islam’ beroepen, dus dat wordt wel erg vaag. Er zijn ook niet per definitie bij alle vijftig problematische gedragingen, het kan, maar het hoeft niet. Het gaat hier om risicodenken: de kans op mogelijke ongewenste risico’s in een niet nader gedefinieerde toekomst.

In de brief wordt centraal gezet “De noodzaak om in te grijpen bij die informele scholing die anti-integratief, antidemocratisch of antirechtsstatelijk opereren…”. Waar de politiek eerder niet veel zag in een Meldpunt Linkse Leraren is één van de maatregelen die nu worden voorgesteld wel een meldpunt: “Dit onafhankelijke meldpunt is bedoeld om leerlingen, ouders en leraren een plek te geven waar zij hun zorgen kunnen uiten, bijvoorbeeld wanneer er (nog) niet direct sprake is van een klacht of wanneer de route van het klachtenstelsel niet mogelijk is.” Nu wordt het wat verwarrend, want het meldpunt werd al eerder aangekondigd en bestaat ook al.

Anti-integratief

Het is de bedoeling dat dit meldpunt gekoppeld wordt aan de inspectie, maar “…toezicht kan alleen georganiseerd worden als er een heldere definitie van wat informeel- en anti-integratief-, antidemocratisch- en antirechtsstatelijk onderwijs is. Dat is randvoorwaardelijk. De definitie, die binnen de wettelijke kaders moet vallen, wordt begin 2023 aan de Kamer voorgelegd. Op basis daarvan wordt de wet vormgegeven.” Wat is dan nu de status van dat meldpunt?

Er zijn overigens ook minimaal twee vreemde zaken te bespeuren als het gaat om het enerzijds centraal stellen van “anti-integratief-, antidemocratisch- en antirechtsstatelijk onderwijs” en anderzijds de aankondiging dat men gaat zoeken naar de juridisch houdbare definitie daarvan. Het eerste punt is dat, met name, anti-integratief altijd vrijwel exclusief betrekking heeft op moslims. Er worden altijd veel opmerkingen gemaakt over radicaal- en extreemrechts, maar vrijwel nooit horen we de opmerking dat zaken als racisme, dehumanisering van migranten en moslims of over organisaties die islamofobe of xenofobe retoriek verspreiden, iets te maken hebben met anti-integratieve tendensen. Deze nadruk op anti-integratief zet dus opnieuw moslims in het verdachtenbankje.

Een tweede punt, zet u even schrap, is dat ondanks het gebrek aan een juridisch houdbare definitie deze drie aspecten – anti-integratief, antidemocratisch en antirechtsstatelijk – al zo’n dertig jaar de pilaren van het overheidsbeleid zijn als het gaat om politieke islam, salafistische islam, integratiebeleid voor moslims, antiradicaliseringsbeleid en de complete surveillance van moslims. Met andere woorden: moslims worden met deze termen in het verdachtenbankje gezet zonder juridische grondslag en dus zonder dat men eigenlijk weet waartegen men zich moet verdedigen.

Het zijn de termen om te bepalen welke organisaties problematisch gedrag vertonen. Het zijn de termen om bijvoorbeeld Muslim Rights Watch Nederland (MRWN) op te nemen in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (inmiddels, gedwongen door de rechter, heeft de NCTV dit moeten rectificeren). Het zijn de termen om te bepalen welke predikers preventief ergens geweigerd moeten worden. Het zijn die termen die al jarenlang door collega’s en mij en door organisaties van moslims bekritiseerd worden om hun vaagheid, die dus geen enkele juridische basis hebben. Iets wat ook terugkomt in het advies van de landsadvocaat.

Zeven Kamervragen

Overigens is toezicht op informeel onderwijs nog niet per se een slecht idee, maar hier lijkt de overheid opnieuw geen enkele checks and balances aan te brengen en de procedurele rechtvaardigheid te vergeten. Temeer omdat het wel heel breed en grenzeloos lijkt te worden. Ook als weekendscholen zich presenteren als Koranleesclub of gezelligheidsavond, kan de inspectie ingrijpen. “Overal waar je samenkomt en waar je bepaald gedachtegoed plant in de hoofden van kinderen, dat wetenschap ‘ook maar een mening’ is bijvoorbeeld, dan moeten we dat boven water tillen en daarop ingrijpen”, zegt Wiersma tegenover het AD.

Dit zijn serieuze kwesties en daarom zeven Kamervragen voor de minister.

1. Heeft de minister kennis genomen van het statement van moskeekoepels, zoals onder meer in dit nieuwsbericht: “Moskeekoepels: voorstel religieuze kliklijn is aanval op godsdienstvrijheid”?

2. Kan de minister aangeven hoe zijn plannen zich verhouden tot de volgende grondwettelijke principes, met inachtneming van de bezwaren van de moskeekoepels en de hierboven genoemde bespiegelingen:

a. de vrijheid van godsdienst
b. het non-discriminatiebeginsel
c. de vrijheid van organisatie
d. vrijheid van expressie

3. Kan de minister aangeven in hoeverre deze plannen en de uitwerking zich verhouden tot islamofobie en de al aanwezige problematisering van moslims vanwege hun identiteit en geloof in beleid en debat?

4. Kan de minister aangeven hoe deze de beginselen van behoorlijk bestuur en procedurele rechtvaardigheid overeind zal houden en zal verwerken in de plannen?

5. Kan de minister bevestigen dat het meldpunt al bestaat en aangeven wat het feitelijk nu al doet, aangezien de randvoorwaarden nog niet ingevuld zijn?

6. Kan de minister aangeven hoe deze plannen pesten en discriminatie op school aanpakken?

7. Kan de minister aangeven wat de impact is van deze plannen – en alle andere plannen die direct of indirect betrekking hebben op moslims in het kader van anti-radicalisering en integratie – op het brede publiek van moslims? En zo nee, kan de minister hier onderzoek naar laten uitvoeren?

Lees ook

pexels-rodnae-productions-6936144

Moskeekoepels: “Voorstel kliklijn aanval op godsdienstvrijheid”

Onderwijsminister Wiersma wil grip krijgen op wat aan vorming gebeurt in moskee en thuis

Martijn de Koning

Martijn de Koning

Cultureel antropoloog en universitair hoofddocent

Martijn de Koning is cultureel antropoloog en is universitair hoofddocent bij Islam, Politiek en Samenleving aan de Radboud Universiteit …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.