Al langer wordt er in de culturele sector geëxperimenteerd met ‘nieuwe verhalen’. Nieuwe verhalen zijn verhalen die ‘de ander’ portretteren voorbij het stereotype. Verhalen die herkenbaar zijn voor jonge mensen met een migratieachtergrond, die zichzelf nauwelijks of op een verkeerde manier gerepresenteerd zien in media en cultuur. Het gaat om populaire series en voorstellingen over ‘gastarbeiders’ (Mijn vader de Expat, ZOUKA Media), ‘vluchtelingen’ (A KISS, Black Sheep can Fly) en ‘allochtone jongeren’ (Ezki’s schoolleven, Rasheida Adrianus voor OPEN Rotterdam), maar dan vanuit de ervaring van de jongeren zelf. Stereotypen worden hierbij niet geschuwd, het verschil is dat ze niet bedacht zijn door witte mensen.
Deze producties zijn populair bij jongeren met een migratieachtergrond omdat ze erkenning bieden voor hun bi-culturele identiteiten en hun ervaringen in de Nederlandse maatschappij. Deze voorstellingen kunnen werken om de ervaring van representatie onder jongeren te vergroten. Tegelijkertijd bereikt het beeld dat deze producties scheppen van een nieuwe generatie bi-culturele Nederlanders, die zich hier thuisvoelt, maar in het dagelijks leven toch geconfronteerd wordt met discriminatie en uitsluiting, nauwelijks een autochtoon publiek.
De laatste jaren worden deze ‘nieuwe verhalen’ dan ook aangevuld met verhalen die specifiek op deze groep gericht zijn. Voorbeelden hiervan zijn George en Eran worden racisten en A seat at the table. Deze voorstellingen zijn bedoeld om dagelijkse, impliciete en expliciete vormen van racisme en discriminatie en de gevolgen daarvan inzichtelijk te maken. De vorm is soms confronterend, maar vaak ook luchtig en humoristisch. De focus is op de houding van autochtone witte Nederlanders ten aanzien van ‘de ander’: de manier waarop er gepraat wordt, grappen worden gemaakt, (onbedoeld) onderscheid wordt gemaakt.
In een nog recentere serie voorstellingen verschuift de focus van hedendaagse houdingen ten aanzien van de ander, naar de manier waarop de (Nederlandse) geschiedenis vormgeeft aan deze houdingen. Zo is de voorstelling Back to Back (theater DEGASTEN) een uitnodiging aan autochtone leerlingen van middelbare scholen om de geschiedenis van ‘de ander’ te leren kennen. Daarnaast is er aandacht voor de eigen geschiedenis van autochtone leerlingen: ‘waar kom ik eigenlijk vandaan?’ en ‘is mijn verhaal veel anders dan de verhalen van anderen die anders zijn dan ik, of waar ik het mee oneens ben’?

In Wie is baas? (Studio 52nd) en Ons Moederland (Tangerine Tree) worden gevoelige onderdelen van het Nederlandse (koloniale) verleden niet geschuwd. In Wie is baas? beschrijven jongeren met een migratieachtergrond hoe het koloniale verleden vormgeeft aan hun ervaringen in de hedendaagse Nederlandse maatschappij. Hun verhalen zijn uit het leven gegrepen: van verdenkingen tot winkeldiefstal, tot vooroordelen over ‘te dure’ kleren of schoenen die ze dragen tot opmerkingen als ‘ga terug naar je eigen land’.
De documentaire Ons Moederland is een portret van Constant Kusters (de voorman van de Nederlandse Volksunie, een extreemrechtse splinterpartij) waarin zijn denkbeelden over de ‘kolonisatie van Europa’, en het ‘behoud van de witte mens’, naadloos overgaan in historische beelden van een koloniale macht enerzijds en in beelden van het huidige Nederlandse politieke debat rondom thema’s als zwarte piet en het verbod op het dragen van de niqaab anderzijds.
De boodschap van deze drie voorstellingen is dat alvorens van ‘de ander’ te vragen of hij/zij zich kan aanpassen aan de Nederlandse samenleving, het voor autochtone witte Nederlanders ook past om eens naar zichzelf te kijken: sta je eigenlijk wel open voor de ander? De genoemde voorstellingen laten zien dat deze groep daarvoor historisch gezien niet de beste papieren heeft.
De vraag is natuurlijk of het Nederlandse publiek zonder migratieachtergrond open zal staan voor de geboden zelfreflectie. Onderzoek naar een aantal culturele projecten gericht op verbinding in opdracht van Fonds ZOZ laat zien dat de ‘nieuwe verhalen’ die worden gebracht in theaters en bioscopen vaak bezocht worden door publiek dat openstaat voor deze verhalen; dat nieuwsgierig is naar de verhalen van anderen, en wellicht op zoek is naar verbinding. We weten ook, en de maatschappelijke discussie rond zwarte piet laat het duidelijk zien, dat deze behoefte aan verbinding niet voor het gehele Nederlandse publiek geldt.
Verhalen kunnen verbinden, maar niet alle verhalen verbinden iedereen. De culturele sector biedt ruimte om te experimenteren met nieuwe verhalen, over nieuwe vormen van verbinding. Van deze ruimte wordt door makers nu gretig gebruik gemaakt om bruggen te bouwen tussen de verhalen van het verleden en de verhalen van de toekomst. De besproken voorstellingen laten zien dat kijken naar de toekomst niet mogelijk is zonder het verleden eens door de ogen van een ander te bekijken. Dit is een belangrijk inzicht. Na de cultuursector zijn andere sectoren aan de beurt om hiermee aan de slag te gaan.
De documentaire ‘Ons Moederland’ van Shamira Raphaëla (i.s.m. Tangerine Tree) gaat 28 november in première in Pakhuis de Zwijger. De tv-première volgt op woensdag 4 december bij de VPRO.
Het Europees kolonialisme is erg bepalend geweest voor problemen waar we nu mee worstelen, nationaal en internationaal. Geen twijfel mogelijk. Maar in Nederland lopen de lijnen wat diagonaals: het lijkt alsof de verbinding het moeilijkst gaat met groepen die afkomstig zijn uit koloniën van andere landen. Lopen de bovenbedoelde verhalen dan niet wat langs elkaar heen? Ik kan me er weinig voorstellingen bij maken.
Ik denk dat ik wel, om de terminologie van Jacomijne te gebruiken, een ” … autochtone witte Nederlanders (ben, die het) ook past om eens naar zichzelf te kijken: sta je eigenlijk wel open voor de ander?”
Ik ben van nature niet zo voor verbinding en sta niet zo open voor verbinding. Maar ik ben wel nieuwsgierig en houd van verhalen.
Dus het lijkt me een uitdaging een verhaal voor mensen zoals ik te ontwikkelen en die ook op zo’n manier aan te bieden dat dat verhaal mij raakt.
Wat betreft de zwarte piet discussie bv heb ik uigesproken opvatting over de aard van het sinterklaasfeest: de intocht en de figuur zwarte piet zijn niet zo belangrijk, het gaat om sinterklaas en pakjesavond ,(5 december dus) als feest BINNENSHUIS en dus niet in de publieke ruimte. Helaas wordt zo’n inhoudelijke opvatting in de zwart-wit discussie weggedrukt.
Vraag: welk type verhaal en op welke wijze aangeboden maakt de meeste kans mij te raken?
Dan moet ik om te beginnen niet als ‘wit’ aangeduid worden, als ik mezelf mag definiëren , dan ben ik wit.
Vervolgens houd ik van sprookjes en science fictie; daar zijn vast wel bruikbare verhalen van te maken, liever dan verhalen over mensen.
Ik ben benieuwd. Nog een wens: de uitvoering mag overal plaatsvinden maar niet in Amsterdam
Ik ben benieuwd.
Een onhandige typo; er moet staan:
“Als ik mezelf mag definiëren, dan ben ik blank.”
Als ik verder nog iets aardigs over mezelf mag zeggen: mijn vermogen tot zelfreflectie is groot