H2O
Een van de troostrijkste regels in Spinoza’s Ethica luidt: “De menselijke geest kan niet geheel met het lichaam tenietgaan; er blijft iets over dat eeuwig is.”
Ik vertaal dat als volgt: voor mijn geboorte maakte ik al deel uit van het universum en ook na mijn dood zal dat het geval zijn. De energie die ik ben was er altijd al en zal er ook altijd zijn. Met dat woord ‘energie’ omzeilen we de discussie materie/geest en ook die van geloof/ongeloof.
Wel kun je, in een ander taalveld, namelijk het religieus poëtische, zeggen: de geest die ik ben, het stukje God dat ik ben, was er altijd al en zal er altijd zijn, ook in de dood.
Je kunt het vergelijken met de transformatie van water. In welke gestalte we het ook aantreffen, het blijft altijd H2O. Als regen, als damp in nevel of wolken, als hagel of sneeuw, als druppel in de oceaan – het verandert voortdurend, maar het blijft H2O.
Zo is het ‘ik’ waarmee wij ons in dit bestaan behelpen slechts een tijdelijke verschijningsvorm, bestemd om te transformeren tot liefde. Geboorte en dood zijn voor ons breuklijnen maar zijn dat niet in ‘het licht van de eeuwigheid’ – ook zo’n uitdrukking van Spinoza. Het is niet al te erg dat we in de loop van ons leven moeten leren afscheid te nemen van het ‘ik’. Het is een kwestie van oefenen in perspectiefwisseling, van het individu naar het grote verband.
Ook de ongeborenen
Prenataal en in het heden en postmortaal existeren wij, telkens in andere gestalten. Sterker nog, niet alleen prenataal, maar ook pre-embryonaal. Dat is zo beeldend uitgedrukt in dat oudtestamentische ‘lendenen van de vader’, dus voor de moederschoot uit. Energie die eeuwig wisselt van substantie. De gestorvenen zijn om ons heen en in ons en wie nog geboren moeten worden omringen ons al.
Wij zijn immers gemaakt van het H2O ‘God’.
Vooral dat idee van de nog ongeborenen vind ik een mooie gedachte om op voort te borduren. Ik moet dan denken aan het gedicht Wedergeboorte van Roland Holst. Hij vertelt daarin hoe in een apocalyptisch visioen de grenzen van de tijd doorbroken worden.
…ik kwam aan een glinsterend water
en bloemen en zacht gras;
daar speelde God met een kind, dat
nog niet geboren was.
Wat een ontroerend beeld. Troostrijk voor al die mensen die een kind verloren voor of tijdens de geboorte. Hoeveel verdriet is er geweest vroeger omdat het naamloos werd weggestopt. Letterlijk. Maar in dit beeld mag het er zijn, ook al is het er niet meer.
In Chili, waar een van onze zonen woont – die binnenkort vader hoopt te worden – is het de gewoonte om het kind al een naam te geven voor de geboorte. Het mag een naam hebben nog voor het onder ons ‘bestaat’, omdat het al bestaat.
Dat is pas welkom heten.
Liefde
In deze ‘psalm 23’ van Roland Holst lees ik de liefde. Liefde is het spelen van God in deze wereld, dit universum. Ik heb er geen argument voor dan enkel de ervaring, maar alle religie voorbij denk ik dat we daartoe op aarde zijn… om de liefde te leren.
Juist in alle ellende is de liefde het verbindende H2O dat zich telkens – in eeuwige wederkeer, zou Nietzsche zeggen – een gestalte mag verwerven.
Dwars door geboorte, leven en dood heen.
Al die ‘nieuwe’ mensen die er in de loop van ons leven bijkomen, zoals je geliefde, vrienden, kinderen en kleinkinderen, ze zijn niet meer weg te denken. Wie herkent het niet? Het voelt alsof ze er altijd zijn geweest. En dat is ook zo.
Ze lagen besloten in de liefde die ons omringt.
Wat een mooie column, dank je wel.
Zal ik doorsturen naar de kinderen.
Bij het troostrijk gedicht van Roland Holst moest ik denken aan een oude mevrouw (90) in Limburg. We moesten allebei een grote operatie ondergaan. Je komt dan een dag eerder en maakt kennis met degene die bij jou op de kamer ligt. Het gesprek met haar kwam uit op een kindje dat levenloos geboren was, jaren geleden. Maar zij had nog steeds pijn aan het feit dat het kindje niet gedoopt kon worden en dus in een uithoek van de begraafplaats naamloos begraven was, zonder dat zij erbij was.
Dat deed na al die jaren nog steeds pijn. Wat zou haar dit gedicht goed gedaan hebben.
Dag Wim, Mooie beschrijving van wat de naam van God inhoud. Die naam J.H.W.H. betekent het totale ‘Zijn’, dus het verleden, het heden en de toekomst en dat niet in een volgorde, maar tegelijkertijd. Alles is er dus tegelijkertijd zoals jij ook beschrijft, alleen onze hersenen zijn de sluier die ons verhinderen om dat te zien. Als die hersenen niet meer functioneren, dan wordt die sluier opgeheven en ervaart men een andere werkelijkheid, zoals mensen die een bijna doodervaring hebben meegemaakt vertellen.
Nogmaals mooi beschreven.
Ik verloor mijn zoon op jonge leeftijd. Sta melen stond ik aan deze zijde van de breuklijn, mijn zoon aan de andere zijde wetend. Sta melen nu nog steeds na 5 jaar Want die breuklijn dicht zich nooit, loopt áls een levenslijn door mijn hele leven heen. Masr steeds als ik weer in de afgrond dreig te vallen, grijpt juist die Liefde die ook de oorzaak is van mijn reddeloosheid, me weer bij mijn kladden en richt me op adelaarsvleugels weer op. Dat is het lot van de mens: vallen en opstaan.
Jullie allemaal dank voor de bijzondere, persoonlijke reacties!