Taal barst van de beelden die op vergelijking zijn gebaseerd. Ik heb er al twee gebruikt: ‘de mist ingaan’ en ‘mank gaan’. Het zijn metaforen. Een metafoor vergelijkt twee domeinen die volkomen gescheiden bestaan, maar die wel een herkenbaar gemeenschappelijk kenmerk hebben.
Neem nu de mist. Dat is deel van ‘brondomein’ het weer. Met mist als beeld kun je het ‘doeldomein’ – de ongelukkige vergelijking – verhelderen. In de mist zie je niets meer scherp. Dat kenmerk van mist werkt prima wanneer je een mislukte vergelijking wilt typeren. Voor dat doel zijn bijvoorbeeld de koude van de mist of mist als vieze smog niet relevant. Wie vergelijkenderwijs verbeeldt, selecteert saillante betekenissen uit toepasselijke brondomeinen.
Voor religies is verbeelding met behulp van metaforen een belangrijk instrument. Het doeldomein ‘het heilige’ wordt verhelderd met gebruik van herkenbare beelden uit menselijke brondomeinen.

Als God bijvoorbeeld ‘Vader’ wordt genoemd, gebruikt men brondomein ‘gezin’ en doeldomein ‘het goddelijke’. Uit het gezinsbeeld ‘vader’ worden kenmerken gekozen waarvan men – afhankelijk van de theologische voorkeur – denkt dat die ook op God van toepassing zijn. Zoals het oppergezag zijn, zorgzaam zijn, of je belonen en straffen. Sommige kenmerken van de aardse vader vallen buiten de selectie, zoals zijn rol als verwekker. Als de theologie verandert, krijg je andere beelden, zoals God de moeder, met weer andere geselecteerde kenmerken.
Kijk nu eens naar de manier waarop critici van het doeldomein ‘corona-beleid’ zichzelf vergelijken met de slachtoffers van het nazisme – hun brondomein. Het probleem zit niet alleen in de door hen geselecteerde kenmerken, zoals de holocaust en de Jodenster, maar eigenlijk al in de keuze van het brondomein.
‘Vergelijkenderwijs’ blijkt niet altijd wijs.
Nou vraag ik me echt af: zou André Droogers expres deze uitdrukking gebruikt hebben, wetende dat ‘mist’ hier oorspronkelijk ‘mest’ was? Vaak gaat het bij metaforen zelf om een kenmerk dat mensen er vrij arbitrair aan toegevoegd hebben, denk aan karaktertrekken (lui, moedig, sluw, enz.) van dieren, waar die dieren zich waarschijnlijk diep door beledigd voelen.
Bij andere metaforen is er de uitdaging welke kenmerken er allemaal niet en wel samenvallen.
Ik verwonder me ieder jaar weer hoe kinderen, als ze erachter komen wie er werkelijk achter die baard en die cadeaus zit, toch vasthouden aan het feest, en daar een heel andere betekenis, lading, aan geven, en daarna fanatiek knutselen aan een enorme surprise voor een klasgenoot.
Bij het begrip Vader kan gekozen worden uit een lange lijst van kenmerken. Ik herinner me een quote van een feodaal heer: ‘het zijn net kleine kinderen, en ik ben als een vader voor ze’. Ofwel ik behandel ze hun hele leven als kleine kinderen. Zulke ‘vaders’ zijn er genoeg geweest in de geschiedenis, tot op de dag van vandaag. Suggererend dat hij de enige volwassene is.
Maar is zo’n vader wel echt volwassen. Volwassen zijn houdt voor mij in dat je bijdraagt aan de groei naar volwassenheid van anderen. Het laatste wat feodale heren, autocraten, en dictators voor ogen hadden.
Die betekenisverandering is voor mij een teken van de transitie naar volwassenheid.