De boodschap is duidelijk: deze moordpartij is, zeker op de lange termijn, de zelfvernietiging van een godsdienst. Dat een godsdienst die haar waarheid met dwang, dreiging en geweld handhaaft en verspreidt uiteindelijk zichzelf ondermijnt – dat is de harde les geweest van de Europese godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw. Het antwoord op deze oorlogen, die ook wel ‘waarheidsoorlogen’ of ‘hermeneutische burgeroorlogen’ zijn genoemd, is namelijk de geboorte van een politieke sfeer geweest die zich meer en meer losmaakt van de (toen nog vooral christelijke) confessies. De voorstanders daarvan werden in Frankrijk niet voor niets ‘les politiques’ genoemd. De strijdende confessies moesten politiek geneutraliseerd worden, burgerschap losgemaakt van je religieuze achtergrond, de staat het beslissingsmonopolie krijgen over de grenzen van de godsdienstvrijheid. Dit alles heeft eeuwen geduurd, en is volgens sommigen ook vandaag in Europa nog niet helemaal voltooid. Een werkelijk seculiere staat is een staat die religies en andere levensbeschouwingen gelijk behandelt en in gelijke mate een stem geeft, maar geen speciale verbinding aangaat met één van hen.
Maar ook de religies zelf veranderen in dit proces. Het worden meer en meer private of groepsgewijze overtuigingen en praktijken die zich in de samenleving constant moeten verhouden tot andere, concurrerende overtuigingen. Dat kan hen bescheiden en ‘tolerant’ maken, maar ook nieuwe strijd inluiden. Zo begon de Remonstrants Broederschap rond Kerstmis een campagne met posters die vooral op stations te zien waren. ‘Mijn God is een superoptimist’ en ‘Mijn God trouwt wel homo’s’ waren een paar van de motto’s op die posters. Wat hier opvalt is dat het schema van de godsdienstoorlogen, namelijk de strijd tussen ‘onze’ (vanzelfsprekend heilzame, menslievende) goden en die van de ‘anderen’ (kwaadaardig en wreed) intact is. Daarom maakt de hele campagne een nogal kinderachtige en zelfbetrokken indruk: mijn god is lekker beter dan de jouwe. De enige voortgang die we dan in enkele eeuwen gemaakt hebben is dat de Broederschap niet langer streeft naar een fusie tussen staatsmacht en haar eigen godsdienstige overtuiging, want dan zou zij bijvoorbeeld alle ‘pessimistische’ en ‘homo-onvriendelijke goden’ bij wet moeten gaan verbieden. Daarover hebben we dit kerkgenootschap nog niet gehoord. Ook de humanisten van het Humanistisch Verbond komen dikwijls niet los van polemische zelfdefinities, getuige leuzen als: kom bij ons, ‘anders ben je aan de goden overgeleverd’.
Een veel radicalere poging om los te komen van het model van de godsdienstoorlog of een ‘botsing van beschavingen’ naar het model van Samuel Huntington is een afscheid van het hele concept van een ‘eigen god’ die men als een bezit koestert en vervolgens tegen anderen in stelling brengt. Ook dit afscheid heeft religieuze wortels, waaraan bijvoorbeeld de filosoof (en protestant) Paul Ricoeur herinnert. ‘Ik ben die ben’, zo spreekt God in het bijbelboek Genesis, waarmee hij volgens Ricoeur ‘ontsnapt aan de in bezit name door de literaire genres waarin zijn relatie tot de mensen is ingeschreven: verhalen, wetsteksten, profetieën, hymnes, wijsheidswoorden etc.’ Hij voegde eraan toe dat ook geen enkele kerk zich de ultieme betekenis van heilige teksten kan toe-eigenen: lezen is namelijk altijd interpreteren, en voor deze interpretaties blijven wij zelf verantwoordelijk. Religieus fundamentalisme is de massieve ontkenning hiervan, het religieuze gangsterdom waarvan wij in Parijs getuige waren de totale instrumentalisering van een religie.
Deze onafhankelijkheidsverklaring of ont-eigening van Gods kant speelt een grote rol bij elke authentieke, vooral mystieke religiositeit. Op zijn manier getuigde bisschop Muskens van deze ervaring van de onteigening toen hij na de moord op Theo van Gogh voorstelde, de christelijke god maar een tijdje Allah te gaan noemen. Met dit voorstel en de voorspelbare boze reacties onthulde hij dat de ‘eigen’ christelijke God ook vandaag nog vooral als een wapen tegen anderen functioneert, en stelde hij voor daar eens mee op te houden.
Laten de zelfbenoemde ‘atheïsten’ onder ons niet denken dat dit alleen een probleem voor religieuze mensen is, dus lieden wier emancipatie nog niet is voltooid. Niets is zo moeilijk dan werkelijk atheïst zijn, zo schrijft de marxist Terry Eagleton in zijn laatste boek over de ‘dood van God’. Sinds de negentiende eeuw hebben atheïsten een hele batterij aan nieuwe goden aanbeden; van de eigen Rede en de Wetenschap tot aan het eigen Ras, de Natie, de Klasse en de Cultuur. Ook hier blijft de arbeid van de onteigening en het iconoclasme waarmee reeds in het Oude testament is begonnen dus hoogst actueel.
God heeft nooit een geloof/religie geschapen.
HIJ heeft enkel de mens en alle toebehoren geschapen.
De mens kreeg enkele gaven waarmee men allerlei verzinsels en dwang op de medemens heeft opgelegd.
Religie is geen fundament om op te bouwen maar wel de goedheid in je hart, ziel en gedrag. (Moraal)
Ik zie wel dat er onder de Christenen en Moslims veel haat is naar elkaars en andere religies.
Christenen beledigen andere religies onder het mom van Vrijheid van Meningsuiting en vinden dat nog normaal ook. Moslims beledigen net zo hard maar niet onder het mom van Vrijheid van Meningsuiting.
Waarom eigenlijk, waarom iedere keer de demoralisering van het geloof?
Er is niemand die zegt dat je ergens in moet geloven; een kind komt immers onbeschreven op de wereld. Om ons tot rust te wanen zoeken we de rust op. Dat is God! Ieder geeft het een eigen naam, zo ook Atheïsten.
Heb mijn kind gedoopt maar hij mag zelf bepalen of hij er iets mee wil doen.
Liever spiritueel i.p.v. religieus zegt hij.
Spiritualiteit heeft niets met een religie te maken.
Wat kunnen wij qua moraal en religie van de dieren leren? Dieren hebben volgens Prof. de Waal wel moraal maar kennen geen religie. Menselijke moraal komt voornamelijk voort uit religie. Als je bij een groep dieren wilt horen doe je dezelfde dingen en houd jij je aan de regels die in een groep gelden. Dat wordt cultuur genoemd. Wie zich daar niet aan houdt hoort niet bij de groep en wordt verbannen. In de dierenwereld is dus geen sprake van multiculturele samenlevingsvormen. Wie erbij wil horen past zich aan; zo niet dan kun je vertrekken. Samenleven en er binnen de subgroepen een subcultuur op na houden is er niet bij. Apen leven nu eenmaal niet samen met buffels en buffels niet met leeuwen. Het wordt misschien eens tijd om eens goed na te denken of multicultureel samenleven wel mogelijk en wenselijk is kijkend naar elkaars culturele verschillende achtergronden en de aard van het menselijk beestje. Voorbeelden waarin het gruwelijk misgaat zijn er in de geschiedenis legio. Misschien willen wij wel iets in stand houden wat tegen onze natuurlijke aard is; maar wie durft dat toe te geven?
De Wit laat buiten beschouwing, dat ook in de 16e/17e eeuw godsdiensten, kerken en de daarbij betrokken leiders en volgelingen betrokken waren bij tal van andere aspecten. Het was de strijd tussen Spaanse, Oostenrijks-Hongaarse Habsburgers, Frankrijk. Denemarken en Zweden mengden zich in de strijd. Het is te simpel om voor te stellen, dat er mensen de wapens opnamen vanwege hun religieus geloof., en persoonlijke vroomheid. Het Verdrag van Augsburg met zijn verdeling van -ismen onder de politieke leiders was tekenend. Het waren de tijden van het ontstaan van staten. dat bracht mee het verval van de eenheid die in zekere mate door de R.K. Kerk in stand was gehouden. Dat met (te betreuren) bezetting van bisschopszetels door politieke figuren. Zelfs het pausschap is gekaapt geweest door politieke belanghebbenden. De mensen, katholieken én protestanten leden en stierven ook door de toenmalige oorlogsvoering. Legers moesten voor de ravitaillering plunderen. De hervormingen (in beide richtingen) waren betrokken bij grootscheepse politieke ontwikkelingen. De R.K. kardinaal van Frankrijk steunde protestants-hetende krachten in de Duitse landen. De term “godsdienstoorlog” blijft een hinderlijk middel om een complexe geschiedenis te etiketteren.