Ik was vrij om oriëntatie te zoeken. Dat deed ik. Ik wilde altijd graag weten waar een traditie voor stond, dus ook wat zij tegensprak. Toen ik lid werd van de verkenners, las ik het door iedereen als verouderd beschouwde Scouting voor Boys van Lord Baden Powell dat ooit het begin van de padvinderij was. In een tijd dat openheid in geloofszaken binnen de katholieke kerk van Nederland de norm was, verdiepte ik mij in de verhalen van bekeerlingen die bewust voor de katholieke kerk kozen. Daar vonden ze de richting voor hun leven die ze daarbuiten tevergeefs hadden gezocht. Van een van hen, Gilbert Keith Chesteron (1874-1936), leerde ik wat ik al vermoedde: dat hetgeen je niet de moeite waard vindt om ruzie over te maken, je waarschijnlijk helemaal niet de moeite waard vindt.
Tot op de dag van vandaag zie ik weinig in alleen maar vrijheid en openheid. Willen tradities de moeite waard zijn om je ermee bezig te houden, dan moeten ze zowel in staat zijn nieuwe, tot nog toe onbegane denk- en handelingswegen te openen, als een duidelijke richting te wijzen. Natuurlijk, je kunt alle kanten op en in zekere zin mag dat ook. Wat zou je moeten tegenhouden? Maar wie niet weet waarheen te gaan, is niet vrij maar verdwaald. Tradities helpen je om in van de openheid richting te vinden. Een beproefde richting. Een goede richting, een richting die helpt waarheid te vinden.
Met name religieuze tradities zijn nogal zelfbewust over hun belang. Ze claimen dat goed leven gehoorzaamheid vraagt. Je dient je aan bepaalde zaken te houden en in te gaan op bepaalde signalen, en andere links te laten liggen. Religieuze tradities zijn per definitie polemisch: zo niet, maar zo. Dat is geen intolerantie, maar een teken van de overtuiging dat waar zij het over hebben bij uitstek de moeite waard is. Dat zelfs alles wat de moeite waard is pas de moeite waard is in het licht daarvan. Dat is geen intolerantie, dat is ernst. Het gaat er niet om dat je op anderen neerkijkt omdat zij de waarheid missen die jij zou bezitten. Maar pas als je je leven op het spel zet voor Jezus en zijn God, zegt de christelijke traditie, vind je de ware weg ten leven. Daar hoef ik mij niets van aan te trekken. Maar ik geloof dat het klopt en wil achterhalen wat het betekent.
“Maar daar kun je toch verschillend over denken? En die verschillen mogen er toch zijn?” Uiteraard. Als je een religieuze traditie ziet als een wegwijzer, dan moeten we lang en intensief discussiëren over de richting die deze wegwijzer wijst. Het is belangrijk dat veel visies gehoord worden, want juist dankzij die diversiteit ontdekken we nieuwe inzichten, nieuwe richtingen, nieuwe bestemmingen en nieuwe visies op wat het is een bestemming te hebben. Het is ook van belang dat er meerdere wegwijzers zijn. In hun diversiteit leggen zij de vraag op tafel welke te vertrouwen is of zijn, en waarom. Deze vraag is van het grootste belang en daarom loont het er een stevige discussie over te voeren. Zo nodig is het zelfs zinvol er een stevig robbertje over te vechten. Uit dit debat en uit deze strijd komt niemand precies zo, als hij er is ingegaan. Er wordt, niet zelfden door schade en schande, van elkaar geleerd en zo worden tradities vernieuwd. We interpreteren onze wegwijzers nieuw en we vinden nieuwe wegen.
Maar de wegwijzers worden niet overbodig. En het blijft uitmaken door welke je je laat gezeggen en door welke niet. Tradities zijn buitengewoon flexibel, maar ze zijn tegelijkertijd buitengewoon onvrijblijvend. Dat maakt ze zo kostbaar.
Waar ligt voor Borgman de grens tussen flexibiliteit en vrijblijvendheid?
Interessant stuk van deze theoloog. Wel vraag ik me af hoe hij zijn theorie concretiseert als het bijvoorbeeld gaat om vernieuwende projecten in de kerk. Wat vindt hij een goede richting en wat niet?
Mooi verwoord stuk over traditie, grondhouding, basis en beweging.
Dat is wat ik eruit haal.
Ik zie het als opgroeien van de mens. Elk kind krijgt van zijn ouders eo familie waarden, kaders aangereikt. Bijna elk kind gaat daarin mee, bijna elke puber begint te ‘ruiken’ dat daarbuiten nog zoveel anders is en wil dat zelf zien en beleven. Het losbreken uit het ‘oude verbond’ is niet enkel afzetten tegen, meer een afzetten voor mijns inziens.
Een ‘goede V/vader’ laat zijn kind ook gaan ver-kennen, om zelf te ervaren of wat er in de verte allemaal te kennen valt, bij hem of haar (beter) past. En elk kind, zal door ervaring rijker en wijzer worden en bepaalde keuzes maken. Sommigen keren terug op het honk, anderen vestigen zich elders. De band met wat was, blijft. Of dat zich nu heel duidelijk manifesteert voor anderen of niet.
Dus waarom zou die ‘fasering’, ofwel het fasen doorlopen, niet voor de traditie mogen gelden? Waar is men zo bang voor tegenwoordig? Niets ontstaat uit niets, maar leunt op wat was. Alles is gaan, staan, keuzes maken, en weer gaan.
Polemisch? Dat heeft iets agressiefs, aanvallend. Misschien is het defensief bedoeld, in die zin: bescherm wat jij vindt dat bescherming behoeft of verdient. Ook Jezus Christus beschermde, wat hem t meest dierbaar was. Hij schroomde zelfs niet om ‘door de tempel te raggen’. Grotendeels, was het een houding van integriteit en openheid. Dat de ander dat als ‘aanvallend’ of ‘bedreigend’ beschouwt, is aan de ander. En dat daardoor soms levens in gevaar komen, dat is des mensen.
Flexibiliteit en vrijblijvendheid. Ik denk dat het eerste aangeeft, je eigen waarden met de nodige ruimte voor anderen na te leven, bij te stellen indien de behoefte daaraan is, zonder de basis te veranderen in wezen. Het tweede, dan is er geen basis om te verdedigen of zelfs om op te blijven staan. Dan is het zwerven.
Als je Erik Borgman om zijn mening vraagt over vernieuwing, krijg je zijn mening. Een individuele opinie. In de kerk, impliceert gemeenschap. Dus zal er samen over gesproken moeten worden, en in saam-horigheid gewikt en gewogen. Met hopelijk een goed en gedragen resultaat.
Dank jullie wel.
Ik vraag me af waarom deze tekst gepubliceerd werd. Er staat niets nieuws in.