Tot dan toe stonden niet zozeer hun heldendaden op de voorgrond, maar waren het vooral de zorgen over deze beroepsgroep die de boventoon voerden. De verpleging wordt in het publiek debat meteen in verband gebracht met een tekort. Er zijn er te weinig, voor te veel werk. Dit tekort leidt tot een onaanvaardbaar grote werkdruk. De FNV meldde vorig jaar dat in verband met personeelstekorten tachtig procent van de leerlingen tijdens hun stage werd ingezet als volledige werknemer. Door vervelende ervaringen en onzekerheid tijdens de stage overweegt meer dan de helft van de leerlingen te stoppen met de studie. De Vereniging van Verpleegkundigen en Verzorgenden(V&VN) deed in 2018 onderzoek onder haar leden: ‘Negen op de tien verpleegkundigen ervaart stress in hun werk door te hoge werkdruk. Acht op de tien zegt ook in het privéleven last te hebben van stress door de werkdruk.’
Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een groot verloop is in de beroepsgroep. In 2019 werd de instroom in de zorg grotendeels tenietgedaan door de uitstroom. Jaarlijks vertrekken ongeveer 100.000 mensen uit de zorg. Opmerkelijk is dat deze uitstroom niet is toe te schrijven aan vergrijzing. Meer dan veertig procent was korter dan twee jaar in dienst, zestig procent korter dan vijf jaar, zo blijkt uit het landelijk uitstroomonderzoek dat werkgevers in de zorg in 2019 lieten uitvoeren. Men deed ook onderzoek naar de reden van vertrek: steeds blijken beperkte loopbaanmogelijkheden, gebrek aan uitdaging en de manier van werken redenen te zijn te willen vertrekken. Met andere woorden: voldoening in het werk ontbreekt.
Een hoge en als zinloos ervaren administratieve druk is niet bevorderlijk voor het werkplezier. Onthutsend is dat na twee jaar ontregelen onder leiding van verschillende taskforces eind 2019 driekwart van de verpleegkundigen geen verbetering heeft opgemerkt. Dertig procent van de tijd is men kwijt aan het invullen van formulieren en checklists.
Cruciale rol voor verpleging
Ondanks alle recente loftuitingen wordt een cruciale functie in onze gezondheidszorg meer en meer uitgehold. Boris Johnson verwoordde het treffend in zijn toespraak na zijn ontslag uit het ziekenhuis waarin hij met Covid-19 was opgenomen. Hij sprak zijn dank uit: ‘to the utterly brilliant doctors, leaders in their fields, men and women, but several of them for some reason called Nick, who took some crucial decisions’. Maar twee verpleegkundigen Jenny en Luis dankt hij in het bijzonder: ‘the reason in the end my body did start to get enough oxygen was because for every second of the night they were watching, and they were thinking and they were caring and making the interventions I needed’.
Waar de dokters (sommigen van hen heten om een of ander reden Nick) wat op afstand blijven, staan Jenny en Luis het dichtst bij hem: voortdurende aandacht in steeds wisselende situaties, overzicht, toewijding, deskundigheid en de juiste dingen doen, dat is wat de verpleging biedt en dat is wat haar tot een cruciaal onderdeel van de zorg maakt. Dat geldt op de intensive care, maar ook op de ziekenhuisafdeling, thuis met de wijkverpleging of in het verpleeghuis.
Komt deze functie onder druk, dan wordt het schraal in de gezondheidszorg. Patiënten voelen zich verloren. De kwaliteit van de zorg als geheel wordt minder: zonder tijdige en adequate signalen van de verpleging raken dokters het spoor bijster en zullen hun beslissingen minder briljant zijn dan in het geval van Boris Johnson. Er staat nogal wat op het spel.
We zien in de zorg de gevolgen van het tekort aan verplegend personeel en de erosie van hun functie. De menselijke maat in de zorg dreigt verloren te gaan, wanneer de verpleegkundige niet meer in staat is intensief contact te onderhouden met de patiënt en diens naasten enerzijds en met collega-zorgverleners anderzijds. De zorg dreigt dan letterlijk harteloos te worden. Protocol en procedure zijn dan geen hulpmiddelen meer, maar worden tot wet verheven in een fabrieksmatige en bureaucratische aanpak. Zorgverleners worden dan anonieme uitvoerders. Computer says no.
Arbeidsmarkt
Het tekort aan verpleegkundigen is niet van vandaag of gisteren, het bestaat al vele jaren. Dat heeft in 2018 geleid tot het instellen van een commissie Werken in de zorg. Thema’s die bij de werkzaamheden van deze commissie en in de discussie daarover tussen Kamer en minister aan de orde komen zijn: de in- en uitstroom van verpleegkundigen, goed werkgeverschap, salaris, roosters, bevorderen van grotere dienstverbanden en het samenwerken tussen instellingen in de regio. Opvallend is dat de ondergraving van de kernfunctie van de verpleegkundige, zoals hierboven beschreven, niet op de voorgrond staat. In de huidige bestuurlijke en politieke praktijk wordt het tekort aan verpleegkundigen vooral gedefinieerd als een verstoring van het evenwicht op de arbeidsmarkt. En de overheid probeert deze met bestuurlijke en financiële gereedschappen te herstellen. Inmiddels wordt echter duidelijk dat doorgaan op deze weg het probleem niet zal oplossen.
Door de eenzijdige focus op arbeidsmarktbeleid lijken we de mogelijkheid om op een andere manier naar het probleem te kijken over het hoofd te zien. We zouden onze blik moeten verbreden en het publiek belang van voldoende beschikbaarheid van gekwalificeerde verpleging centraal moeten stellen.
Andere vragen komen dan aan de orde: wat is eigenlijk de waarde van verpleging, voor de patiënt en voor de zorg? Op deze manier krijgt het gesprek over tekorten in de verpleging een morele lading: wat is goede en humane zorg en is die mogelijk zonder Jenny en Luis? Goede, humane zorg en, daarmee samenhangend, een vitale en goed functionerende verpleegkundige beroepsgroep is een publiek belang waar zowel burgers, gekozen bestuurders, zorgverleners, zorg- en onderwijsinstellingen als bedrijven zich voor in moeten spannen. Daarbij moet dan een heldere onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling gevonden worden: wie doet wat om dit publieke doel te realiseren?
George Monbiot introduceert in zijn boek Uit de puinhopen uit 2018 de term saamhorigheidspolitiek: gezamenlijk zaken aanpakken op basis van saamhorigheid en gemeenschapszin. Juist zo’n politiek is hier nodig
Hoe werkt saamhorigheidspolitiek?
Decennialang heeft het paradigma van het zelfregulerende zorgveld met de overheid in de rol van procesbegeleider de overhand gehad. De centrale vraag was steeds: hoe kunnen de zorgverleners en hun instellingen geprikkeld worden om zo efficiënt mogelijk te werken? Het formuleren van een gezamenlijk doel en het definiëren van een publiek belang werd achterwege gelaten. Dat was geen taak voor de terugtredende overheid. Bij saamhorigheidspolitiek staan niet de prikkels tot efficiëntie centraal, maar de erkenning van de waarde van verpleegkundigen en het realiseren van een publiek belang. Iedere betrokken burger, instantie en organisatie moet daarbij doen wat nodig is en wat binnen zijn vermogen ligt.
Verplegenden hebben traditioneel minder macht en invloed en zijn zwakker georganiseerd dan andere beroepsgroepen in de zorg. Het gebrek aan erkenning van hun bijdrage aan waardevolle zorg en het voeren van een ‘amorele’ en technocratische politiek heeft er in de afgelopen decennia toe geleid dat de verplegenden te veel aan hun lot zijn overgelaten. Vanuit het idee van saamhorigheidspolitiek is een meer actieve bemoeienis van buitenaf met de verpleging door de overheid, zorg- en onderwijsinstellingen, wetenschappers en ervaren vakmensen juist heel legitiem.
Waar te beginnen?
Hiervoor schetste ik al het beeld van een vergiet: de sector houdt haar mensen onvoldoende vast. Eerst zouden dus de loopbaan-beperkingen moeten worden aangepakt en de voldoening in het werk moeten worden vergroot. Daar zit het lek.
Het toekennen van waarde aan de verpleging gaat gepaard met waardering voor hun werk en vertrouwen in hun vakmanschap. Geef hen de ruimte en behandel ze als volwaardige vakmensen. Zet de formulierenbrigade buiten de deur, het is een zelfstandige beroepsgroep die goed in staat is zelf te beoordelen wat er gedaan moet worden en wat vooral gelaten. Tegelijk is dan nodig dat er binnen de brede schakering van verplegenden en verzorgenden met verschillende opleidingsniveaus een goede werkverdeling is. Eenieder doet waar hij of zij goed in is, zo vult men elkaar aan. Op dit moment vinden hbo-opgeleiden vaak te weinig uitdaging in het werk, terwijl meer praktisch geschoolden voor taken komen te staan waar ze niet altijd tegen opgewassen zijn. In beide groepen is de uitval groot. Jarenlang is de oplossing van dit probleem aan de beroepsgroep overgelaten: kom er onderling maar uit. Ongemak over het werken met verschillende opleidingsniveaus won het van samenwerking en vertrouwen in elkaar. Zo kon een goede werkverdeling onvoldoende tot stand komen, waardoor de uitstroom almaar groter werd. Dit probleem is aanwezig op veel plaatsen in de gezondheidszorg: de ziekenhuizen, de thuiszorg en de verpleeghuizen.
Het gewicht van een saamhorigheidspolitiek die het publieke belang van goede zorg vooropstelt zou deze stagnatie kunnen doorbreken. Op basis hiervan kan dan een taak- en functieverdeling en daarbij passende salariëring worden vastgesteld. Buiten afwachten totdat men er binnen uitkomt is niet meer aanvaardbaar. Er staat voor de zorg en voor patiënten te veel op het spel.
Tot slot

De epidemie heeft laten zien hoe groot de betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsbesef is van verplegenden. Collegae en ex-collegae die de zorg inmiddels hadden verlaten meldden zich massaal om ernstig zieke patiënten bij te staan. Welk een geweldig potentieel is er niet voorhanden.
Verpleging is van grote waarde voor de zorg. Dat besef drong tijdens de coronacrisis krachtig door in de samenleving. Dat was tot nu toe niet altijd even sterk aanwezig. In feite was er sprake van onderwaardering, met alle kwalijke gevolgen van dien.
Deze zorgverleners verdienen vanaf nu de waardering die hen toekomt: voor hun inzet voor anderen, voor hun vakmanschap. Op basis hiervan kan vervolgens gewerkt worden aan een passende salariëring, aan loopbaanontwikkeling en aan een aanvaardbare werkdruk.
Het is niet een kwestie van overheid of markt, niet een van bestuurders of hulpverleners, niet een van dokters of zusters, niet een van hbo- of mbo-verpleegkundigen en niet een van verpleegkundigen of verzorgenden. Het is een zaak van allemaal, verenigd in het streven naar een gezamenlijk doel: goede en humane zorg. De kansen liggen er, maar wie kan de snaar van de gemeenschapszin raken?
Dit artikel verscheen onlangs in Tijd & Taak, het ledenblad van de Banning Vereniging.