Van Duitsers weet ik onvoldoende om dat te beamen of te weerspreken. Wel zag ik laatst een paar Duitsers op tv, die krantenpapieren hoedjes op hun hoofd droegen – God weet waarom. Het zou een aanwijzing kunnen zijn, dat het vooroordeel in hun geval klopt.

Maar van protestanten weet ik zeker dat het niet klopt, want daar ken ik er toevallig een boel van. Met hen kun je juist ontzettend lachen. Ik meen zelfs – al heb ik als bewijs slechts mijn beperkte ervaring in te brengen – dat er onder protestanten beduidend meer gelachen wordt dan onder de als vrolijker bekend staande katholieken. Protestantse humor is, zoals je wel kunt verwachten, droog en wat onderkoeld, maar ook speels, intelligent en, nou ja, mannelijk – ik bedoel met dat laatste: ongecompliceerd en ruw, niet mals maar ook niet vals, vol met broederlijke of vriendschappelijke plaagstootjes.

Toch is er een moment dat ik, vrolijk meelachend met de protestanten, als katholiek door de mand val. En dat is wanneer de inhoud van onze religie zelf op het spel wordt gezet in de grap. Zo herinner ik mij dat ik eens in een protestants gezelschap een uiterst goedmoedig gesprek had over de verschillen tussen onze denominaties. We lachten wat om wederzijdse stereotyperingen, maar concludeerden toch dat we de verschillen niet moesten overdrijven. Ik voegde daar – bij wijze van broederlijk plaagstootje, dacht ik – aan toe: “Het enige verschil is dat jullie naar de hel gaan.” Zelf vond ik het een zeer geslaagde grap, maar het werd direct duidelijk dat mijn protestantse gezelschap daar anders over dacht. Er viel een pijnlijke stilte. Met het eeuwige leven, of de eeuwige verdoemenis, viel niet te spotten. Het werd als heiligschennis ervaren.

Kijk, daar begrijp ik dus niets van. Onder katholieken is het werkelijk niet ongebruikelijk om grappen te maken over zaken die wij als heilig beschouwen. Moppen over Onze Lieve Heer, Jezus en Maria, Petrus aan de hemelpoort, de Kerk en haar bedienaren – niet zelden tamelijk grove en schunnige – behoren tot het standaardrepertoire van iedere rechtgeaarde katholiek. Is dat gebrek aan eerbied? Godslastering zelfs, heiligschennis? Nee, ik meen van niet. Sterker: dat heiligschennis noemen, is het heilige verkeerd begrijpen; ja, tot op het punt dat de verdenking van heiligschennis zélf heiligschennis wordt.

Want wat is het heilige? Iets dat onze hele werkelijkheid doordrenkt, tot in de haarvaten van het alledaagse, iets dat het leven draaglijk en begrijpelijk maakt, iets dat betekenis geeft aan schijnbaar betekenisloze gebeurtenissen, iets dat al onze eigengereide pretenties relativeert, iets dat wij overal aantreffen maar dat zich opvallend moeilijk laat beschrijven en verklaren, iets dat ons begrip en onze begrippen overstijgt…

En wat is humor? Iets dat onze hele werkelijkheid doordrenkt, tot in de haarvaten van het alledaagse, iets dat het leven draaglijk en begrijpelijk maakt, iets dat betekenis geeft aan schijnbaar betekenisloze gebeurtenissen, iets dat al onze eigengereide pretenties relativeert, iets dat wij overal aantreffen maar dat zich opvallend moeilijk laat beschrijven en verklaren, iets dat ons begrip en onze begrippen overstijgt…

anton
Anton de Wit Beeld door: William Moore

Humor en heiligheid delen eenzelfde kern, eenzelfde geest of geestigheid, ze zijn één van wezen. Althans, in het christelijke zelfverstaan – van andere geloven weet ik nog minder dan van Duitsers. Het christendom begint bij de incarnatiegedachte, die een diepe vertrouwdheid tussen God en mens veronderstelt. Het vertrekpunt van het christendom is een poep- en piesgrap. Christus, de mensgeworden God, werd geboren in de schapenstront. Christelijk geloven is op de eerste plaats lachen om die grap.

Wie humor en heiligheid radicaal scheidt, verliest beide. Wat niet wil zeggen dat er niet zoiets als een heilige ernst bestaat – maar ook humor en ernst weiger ik te scheiden. Ernst kan niet het tegendeel van humor zijn; daarvoor is humor een te ernstige zaak. Het eigenlijke tegendeel van humor is spot. Die twee dingen lijken oppervlakkig op elkaar, wat zoals zo vaak een teken is dat ze ten diepste iets heel anders zijn. Humor sluit in, spot sluit buiten. Humor bevrijdt, spot kluistert. Een goede grap over wat mij dierbaar is, zal mij niet kwetsen – is het mij werkelijk dierbaar, als ik er geen grappen over kan maken of horen? Spotten met wat mij dierbaar is, dat is een ander verhaal. Daar recht ik de rug, vergaat mij het lachen. Daar begin ik te spreken over ‘heiligschennis’. De grens lijkt subtiel, maar is absoluut – als die tussen hemel en hel.

De duivel spotlacht. God buldert hartelijk. Ik geloof, en dat meen ik ernstig, dat God hemel en aarde, sterren en planeten, zeeën en continenten, mensen en dieren en planten, kortom al het geschapene, tot leven gelachen heeft. Niet met een minzaam of een spottend lachje, niet met een braaf mopje of een gevatte kwinkslag om de gespannen kosmische sfeer te breken, maar met een eindeloze, overvloedige, schuddebuikende bulderlach. Hij lacht nog steeds; en dat lachen horen heet genade.

Anton de Wit

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.