Soms ontmoet je mensen die veel gezien hebben, veel ellende en ziekte. Ze hebben wetende ogen, waar die ervaringen achter liggen. Tegelijkertijd hebben ze soms ook een mildheid naar de medemens, die het zo vaak laat afweten, zoals zij weten en ervaren hebben. Ze zullen niet snel oordelen, want ze weten waartoe een mens in staat is én waarin hij in gebreke blijft. Vaak gaat van hen toch een bijzondere kracht en een groot vertrouwen uit, voor wie dat wil ervaren.
Jaren geleden was ik aanwezig bij een concert in het kader van Musica Sacra in Maastricht. Zo’n 40 mensen woonden het concert bij. Het vond plaats op een binnenplein in het winkelcentrum Entre Deux te midden van druk winkelend publiek. Het muziekstuk was van Gavin Bryars en droeg de titel: Jesus’ Blood Never Failed Me Yet, gecomponeerd rond dit religieuze lied.
Jesus’ blood never failed me yet
never failed me yet
Jesus’ blood never failed me yet
there’s something I know for He loves me so.
Er speelden vijf musici en tegelijkertijd klonk een opname van een zingende oude man. De akoestiek van deze vreemde concertruimte versterkte dit alles nog eens. In het geluidsfragment, dat door de compositie omspeeld werd, was een mens met een gebroken stem te horen die – haperend en bepaald niet zuiver – dit lied zong. Tijdens het concert keken steeds meer mensen van de bovenste galerij over de reling. De lift bracht mensen naar beneden die, uit de lift stappend, hun tassen op de grond zetten en verwonderd luisterden. De stem bleef klinken, de muziek spelen, en wij, gelovig of niet, bleven allemaal luisteren. De winkelruimte veranderde langzamerhand in een bijzondere, misschien wel sacrale ruimte. En ik was niet de enige die dit ervoer.
De opname van de zingende dakloze man was jaren daarvoor gemaakt in Waterloo Station in Londen voor een film over mensen die daar in die buurt op straat leefden. Gavin Bryars gebruikte de tape in deze, veel later geschreven, compositie.
Wat gebeurde hier nu, bij de uitvoering in Entre Deux, een keurig winkelcentrum in Maastricht? Met overal winkelend publiek en een lift die achter de musici op en neer ging met steeds andere mensen erin. Bepaald geen Waterloo Station dus. Wat deed het koopjespubliek stilstaan? Wat bracht mij en de studenten naast mij tot luisteren?
Tussen de stem van de man en de omgeving waarin zijn stem toen klonk, lag een enorme tegenstelling, maar de muziek met zijn stem appelleerde aan ieders verdriet, aan het lijden van velen: ze had een louterende functie, die troostte, mij en anderen. Ik hoorde in de stem van de dakloze man de gebrokenheid, maar ook zijn vertrouwen, tegen de keer van diens leven in. En dat gaf hij ons op deze manier door.