Toch delen sport en religie een aantal fascinerende eigenschappen. Zowel religie als voetbal is in staat om mensen bij elkaar te brengen die elkaar normaal gesproken nooit zouden ontmoeten. In het voetbalstadion en in de kerkbanken vallen sociale verschillen weg. Directeur en bouwvakker zitten gebroederlijk naast elkaar. In beide gevallen gaat het om iets speciaals, iets dat het normale ritme, de normale sleur doorbreekt. De zondagse kerkgang doorbreekt – zeker tot een aantal decennia geleden – de sleur van de werkweek. En de wekelijkse wedstrijd doet precies hetzelfde.
Bij sportwedstrijden is er sprake van ‘plaatsbekleding’. De sporters strijden niet alleen persoonlijk tegen elkaar. In hun gevecht strijden ze eigenlijk een collectieve strijd. Bij de wedstrijd Nederland-Duitsland staan niet alleen 2 x 11 spelers tegenover elkaar, maar eigenlijk de ‘legioenen’ (de supporters) van beide landen. Omdat wij praktisch en atletisch niet in staat zijn om persoonlijk onze krachten te meten met onze tegenstanders, betalen wij enkele uitverkorenen grote sommen geld om dat voor ons te doen. De voetballers van Oranje zijn in zekere zin onze plaatsbekleders.
Voor de theoloog Dorothee Sölle geldt ongeveer hetzelfde voor de kerk. In haar boek Plaatsbekleding (1965) geeft zij haar visie op God, Christus en de kerk. Voor haar is Christus voornamelijk een ‘plaatsbekleder’: hij stelt God present in onze wereld, en onze wereld bij God. In die zin is Hij inderdaad de God-mens.
Bij die plaatsbekleding is iets bijzonders aan de hand. Het gaat om meer dan symboliek, meer dan om een juridisch contract. Als ik niet bij een zakelijk afspraak kan zijn, kan ik mezelf laten vervangen. Iemand anders neemt dan de honeurs waar. Als ik niet kan spelen in mijn team omdat ik ziek ben, kan een van mijn vrienden mij vervangen.
Bij Christus is echter meer aan de hand. Hij is niet onze vervanger bij God, maar onze plaatsbekleder. Bij vervanging is degene die vervangen wordt niet aanwezig. Er ontstaat afstand. Bij plaatsbekleding is degene wiens plaats wordt bekleed wel aanwezig. In de rechtszaal vertegenwoordigt een advocaat de beklaagde, maar de beklaagde is zelf (meestal) wel aanwezig in de zaal. Christus-aan-het-kruis was niet onze vervanger, maar onze plaatsbekleder. Aldus Sölle.
Datzelfde geldt voor onze voetballers. Ze vervangen de supporters niet, maar het zijn hun plaatsbekleders. In de arena van het voetbal strijden landen, steden, clubs tegen elkaar. Altijd meer dan die 2 x 11 spelers. In onze naam gaan ze de strijd aan. Als zij verliezen, verliezen wij. Als zij winnen, winnen wij. Hun glorie is de onze. Hun nederlaag de onze. Dat verklaart ook de enorme emoties die vrij komen als het Nederlands team wint of verliest. Het verlies van de elf spelers tegen Portugal gisteren voelt als een persoonlijk verlies.
Dat alles is te verklaren uit het idee van plaatsbekleding. En zoals het religieuze begrip plaatsbekleding ons meer kan duidelijk maken over één van onze culturele activiteiten (voetbal), zo kan voetbal meer verduidelijken over ons eigen geloven. Christus als een vervanger-aan-het-kruis levert een sadomasochistische God op die bloed wil zien om zijn door de mensen geschonden ego te repareren. Christus als plaatsbekleder-op-het-kruis levert een God op die – aldus Sölle – zich aan onze grillen heeft overgeleverd. Gods eigen leven staat op het spel, niet alleen het onze.
Voetbal is inderdaad heilig. Niet door wat zij is, maar door waar zij heen verwijst…
die Bosman heeft overal een mening, leuk om te lezen. Interessant ook.
Zowel religie als voetbal is in staat om mensen bij elkaar te brengen die elkaar normaal gesproken nooit zouden ontmoeten. Juist wel bij religie lijkt me, die mensen komen elkaar bewust ergens tegen…