Er zit veel meer achter. In het voorbereidingsproces op weg naar deze ernstige periode in het Joodse jaar, waarop de mens rekening en verantwoording moet afleggen voor de levenswandel van de afgelopen twaalf maanden, kom je tegen dat het leven eindig is.

Zolang we nog op deze aarde zijn, kunnen we nog het een en ander bereiken in de dienst voor de Eeuwige.  Wanneer het einde gekomen is, is het daar te laat voor.

Na de voltooiing van ons bestaan het moeten we ons overgeven aan Zijn oordeel. Zelf hebben we niets meer in te brengen. Tijdens zo een gebedsmoment is die vraag, wie door mag gaan of voor wie het einde gekomen, best een angstaanjagend idee. Is het ons gegeven om ook het komende jaar helemaal te doorleven, zodat we genoeg tijd hebben om die volmaaktheid te bereiken die de Eeuwige van ons verwacht met die aardse taken die hij ons heeft opgelegd? Of is het voorbij?

De scheiding tussen leven en dood is, in ieder geval in het Jodendom definitief. Daar is geen ontkomen aan. De grenzen van waar het leven begint voor dat kleine baby’tje en waar het eindigt het voor de grijsaard worden door onze Chachamim, onze Schriftgeleerden, helder aangegeven. Het Jodendom kent hier geen onduidelijkheid over.

De confrontatie

De kluiten aarde maken een dof geluid op de kist, wanneer deze in het graf worden gegooid om daarmee de overledene te bedekken die zojuist de laatste rustplaats heeft gekregen. Voor de directbetrokkenen klinkt dat geluid van die aarde heel onaangenaam. Bijna luguber. Overmand van verdriet, hebben deze zojuist afscheid moeten nemen van een dierbare. En nu, zo gauw daarna, wordt het lichaam van die dierbaren voor altijd aan het oog onttrokken door de aardlaag die erop wordt gestort.

Rabbijn Maurice Lamm, de auteur van zijn handzame boek The Jewish Way in Death and Mourning 1], geeft op een bijzondere manier de waarde weer van het handmatig bedekken van de overledene door de aarde.

Het geluid van die vallende kluiten is confronterend. Maar wij als gewone mensen die zoveel moeite hebben met het aardse afscheid van een dierbare hebben dit soort confrontaties nodig om doordrongen te raken van het definitieve van de dood. De scheiding tussen leven en dood is absoluut. Rabbijn Lamm geeft aan hoe belangrijk deze momenten van pijnlijke confrontatie zijn voor de verwerking van het verdriet. Zonder een definitieve scheiding tussen leven en dood valt het moeilijk om gebalanceerd verder te leven.

Verdriet, pijn en eenzaamheid zijn de ‘restanten’ die heel vaak, als vanzelfsprekend, overblijven na het afscheid van een dierbare.

Wij hebben het wel nodig om met deze’ restanten’ verder te gaan in het leven en het leven ondanks die overblijfselen hanteerbaar en gebalanceerd te laten zijn. Een harde grens tussen leven en dood zijn daartoe noodzakelijk. De mens heeft nu eenmaal de harde realiteit nodig om deze te kunnen accepteren zonder te blijven hangen in vage dromen die nooit bewaarheid kunnen gaan worden.

Er bestaan veel meer gebruiken en voorschriften in het Jodendom, bij de uitvaart en de rouwweek, bij die op dezelfde manier helpen bij te dragen tot een acceptabele rouwverwerking.

Binnen de Joodse traditie is het plaatsen van bloemen bij de kist of bij het graf niet aan de orde. Naast dat het brengen van bloemen in deze tegenwoordige tijd wordt gezien als een overblijfsel van met name de niet-joodse tradities uit onze naaste omgeving wordt het gezien als het ontkennen wat de dood in werkelijkheid voor de Jood betekent. Dood betekent de definitieve scheiding van lichaam en geest. De geest gaat terug naar haar oorspronkelijke ‘mekor’, haar bron, waar zij in het hemelse vandaan komt. Volkomen losgemaakt van iedere verbinding met het aardse, het materiële, het stoffelijke. Hier is de ziel niet meer mee bezig. Het lichaam, het stoffelijke component van de mens, gaat als niet verder functionerend orgaan, terug naar de bron van materie op deze wereld, de aarde.

Het plaatsen van een krans bij het graf of op of nabij de kist als eerbewijs is de ontkenning van de realiteit van het overlijden. Het lichaam is terug in haar natuurlijke stoffelijke omgeving, volkomen ontdaan van sensitiviteit voor de pracht, de kleur of de reuk van de bloemen. De ziel, de geest van de mens, verblijft in hogere geestelijke regionen zonder verbinding, verwantschap of waardering van materie waar deze bloemen onderdeel van uitmaken. Door aan deze feiten niet toe te geven, blijft de mens achter met de twijfels van de waarheid van het overlijden. Het zijn, zoals gezegd, die twijfels die het afscheid extra bemoeilijken.

jodendom-2
Beeld door: Pixabay

Rouwproces

Wij spreken van een ‘rouwproces’.

En het is niets voor niets dat het woord ‘proces’ hier wordt gebruikt. Het accepteren van die harde waarheid, de realiteit, gaat voor onze gewone mensen niet van de ene op de andere minuut. Dat is een voortgaand proces waarbij de Joodse regelgeving zoals een treurweek van zeven dagen, een daaropvolgende periode die de eerste 30 dagen na overlijden volmaken en tenslotte de totaal 12 maanden van het rouwjaar belangrijke hulpmiddelen blijken om dit proces ten behoeve van het welzijn van de nabestaande op de best mogelijke wijze door te maken.

De seculiere samenleving waar wij als Joodse gemeenschap midden in leven, heeft allang veel van haar eigen traditionele rouw en begrafenistradities afgeschaft. Deze zouden te veel verbonden zijn met het ‘religieuze erfgoed’ waar die samenleving juist van af wil.

Zoals genoemd vormen veel dan die rijke tradities, met de daarbij behorende gebruiken en regelgeving, een onlosmakelijk onderdeel van het proces van rouwverwerking, treur en acceptatie.

In dat vacuüm van onverwerkte gevoelens over leven en dood ligt mijns inziens ook de basis voor de maatschappelijke discussie waarvan hier in Nederland hulp bij zelfdoding na een zogenaamd ‘voltooid leven’ mogelijk moet worden.

Met het verbannen van rijke tradities naar de fabelen van niet meer bestaand religieus leven is ook een goed deel van de zekerheden over leven en dood verdwenen. Een eenvoudige begrafenisplechtigheid, spoedig na het overlijden, is veranderd in een week rondzeulen met de stoffelijke resten te midden van allerlei activiteiten waarbij de nabestaanden zich soms moeten gaan afvragen, of de dood nu eigenlijk al is ingetreden of gebeurt dat pas na de begrafenis, over enkele dagen.

Hoe schreef de Engelse opperrabbijn Lord Immanuel Jacobovits het ook al weer. ‘Het woord ‘leven’ tolereert geen lidwoord woorden, bezittelijke voornaamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden. Er bestaat geen ‘het leven’, ‘mijn leven’, een ‘lang leven’ of een ‘zinnig’ of een ‘voltooid’. ‘Leven’ is een onaantastbare entiteit dat bestaat uit het door de Eeuwige samenvoegen van geest en lichaam en eindigt met het scheiden, opnieuw door de Eeuwige van deze twee componenten. Zo concreet en absoluut is het leven. En de dood.

Onze Jodendom is in het bezit van heel veel van deze rijke tradities en regelgeving die allemaal circuleren rond die zekerheid van wat leven en dood zijn. Het in stand houden hiervan is voor de Jood van ‘levensbelang’, om dit woord maar eventjes te gebruiken, om verder te gaan nadat de G’ddelijke Rechter om redenen die wij nauwelijks kunnen begrijpen, heeft ingegrepen in leven.

Het Jodendom heeft een lange geschiedenis waarbij de confrontaties met leven en dood heel vaak niet individueel maar juist ook collectief aanwezig waren. Daarbij denken we natuurlijk aan de recente geschiedenis.

Voetnoot:

  1. Een standaard werk over Joodse begrafenis- en rouwrituelen (Jonathan David Publicers 1969)
Lody van de Kamp2

Lody van de Kamp

Rabbijn

Afkomstig uit een Joods gezin waarvan de vader twee jaar doorbracht in het concentratiekamp Auschwitz en de moeder als onderduikster de …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.