Het is zeker tijd voor meer onderzoek naar deze groep – en ook tijd voor meer aandacht voor nieuwe spiritualiteit en andere niet-institutionele vormen van religieus handelen in de godsdienstwetenschappelijke opleidingen. Maar de huidige situatie is niet zo zorgwekkend als De Hart stelt.
Binnen het Instituut voor Godsdienstwetenschappen van de Universiteit Leiden wordt er bijvoorbeeld wél onderzoek gedaan naar niet-institutionele religiositeit, in het bijzonder naar zingevingsprocessen en ervaringen van ongebonden spirituelen die als religieus kunnen worden bestempeld (zoals uittredingservaringen en andere grensoverschrijdende ervaringen) en naar het gebruik van fictie als inspiratiebron. Dit laatste gaat over de manier waarop fictie – denk aan de boeken van Paulo Coelho en films zoals Star Wars – voor veel mensen de functie van inspirerende verhalen vervult net als de Bijbel dat doet voor christenen. Het verbaasde ons daarom dat Trouw dit onderzoeksproject van Markus Altena Davidsen noemt als een voorbeeld van onderzoek dat niet over nieuwe spirituelen gaat. Dit wekt bij ons het vermoeden dat De Hart en journaliste Marije van Beek alleen hebben gelet op grootschalige, kwantitatieve studies naar nieuwe spiritualiteit. Laat het daarom duidelijk zijn dat ook kwalitatieve studies zoals die van Davidsen nodig zijn om de nieuwe spiritualiteit goed te begrijpen en dat we geen genoegen kunnen nemen uitsluitend met de grote enquêtes van het SCP.
De belangstelling voor nieuwe spiritualiteit in de Nederlandse opleidingen voor religiewetenschap werd in het interview met Joep de Hart niet expliciet besproken, maar als lezer blijf je achter met de indruk dat er ook in het onderwijs hier nauwelijks aandacht aan wordt besteed. Dat is een misvatting – in ieder geval in Leiden, waar studenten zich al in de bachelorfase van de opleiding Wereldgodsdiensten (vanaf 2014 Religiewetenschap) kunnen specialiseren in nieuwe religies en nieuwe religiositeit. De bachelorspecialisatie Nieuwe Religies bestaat al tien jaar en trekt een constante stroom van studenten.
Op Nieuwwij.nl (22 januari) geeft de Nijmeegse hoogleraar Peter Nissen tevens aan dat ook andere instituten in Nederland prioriteit geven aan nieuwe spiritualiteit. En in oktober 2013 organiseert het Nederlands Genootschap voor Godsdienstwetenschap in Leiden een congres met het thema Lived Religion waar de focus ligt op religie buiten de religieuze instituties. Collega De Hart zal een persoonlijke uitnodiging krijgen.
Onze ervaringen met de bachelorspecialisatie leren dat er inderdaad onder studenten en in de samenleving een grote belangstelling bestaat voor onderzoek en onderwijs op het gebied van nieuwe spiritualiteit. Onderwijssymposia met titels zoals “Hekserij in Holland” worden bezocht door veel mensen van buiten de universiteit en trekken de belangstelling van de media. Ook zijn wij het met De Hart eens dat meer mensen moeten worden opgeleid als onderzoekers met nieuwe religiositeit als specialisatie. Het talent is er en de interesse ook. Maar de Nederlandse instituten voor godsdienstwetenschap hebben nauwelijks geld om eigen aio’s aan te stellen. Een extra impuls voor onderzoek naar nieuwe vormen van religiositeit moet dus vanuit NWO komen. We betreuren daarom dat het nieuwe NWO-programma ‘Religie in de moderne samenleving’ bijna uitsluitend is gericht op de relatie tussen institutionele religie (lees: islam) en de rest van de samenleving.
Het is cruciaal dat het NWO en de Nederlandse instituten voor godsdienstwetenschap in de toekomst nauw samenwerken om het onderzoek naar nieuwe spiritualiteit te versterken. De relevantie van de godsdienstwetenschappelijke instituten en hun verbinding met de samenleving staan op het spel.
Goede analyse, de wil is er wel, het geld niet.