“Dit soort liederen kun je gewoon niet meer zingen,” schrijft Mikkers. Wanneer iemand in een discussie het woord ‘gewoon’ gebruikt, is dat vaak een indicatie dat diegene geen inhoudelijke argumenten kan, wil of zal aandragen. Steekhoudende argumenten kan ik ook in Mikkers’ artikel niet vinden. Want nergens onderbouwt hij wát de uitdrukkingen “negers met hun loftrompet” en “Joden en hun ster” nu precies racistisch maakt.

Nieuw is de kritiek van Mikkers overigens niet: al in 2000 schreef liturgist Kees Kok in een nieuwsbrief van Nieuwe Liefde Leerhuis over de gewraakte strofe: “Zo’n lied laat zien hoe heikel en tijdgebonden actualisering kan zijn.” En in 2013, direct na de verschijning van het Liedboek (ter vervanging van het Liedboek voor de Kerken uit 1973), plaatste de protestantse predikant Piet de Jong in Kontekstueel kritische kanttekeningen. Maar ook zij gaven geen aanzet tot een fundamentele discussie.

Mikkers benoemt geen concrete aanwijzingen dat dit lied door zwarte of joodse mensen als racistisch wordt ervaren. In het anti-racismedebat in Nederland heeft ook de kerk een kritische en vooral zelfkritische rol te spelen. Dat vraagt om veel meer dan “gewoon” een lied uit het Liedboek verwijderen.

Negers en Joden

“De metaforen en woordkeuze van Willem Barnard verraden iets over de tijd waarin hij het lied schreef,” zo licht Mikkers toe. Vervolgens bespreekt hij een rooms-katholiek bidprentje uit 1960 met daarop een “gebed van een neger”. Deze bidt dat hij in de hemel een blanke huid krijgt en daarmee verlost wordt van zijn aardse lijden. Dit voorbeeld moet op een of andere manier duidelijk maken dat het lied van Barnard racistisch is, maar een duidelijke onderbouwing ontbreekt en de logica is zwak.

Als dit bidprentje racistisch is, dan moet je op z’n minst duidelijk maken hoe het kan dat een zwarte man zoiets schreef. Was het geïnternaliseerd racisme? Zonder een dergelijke toelichting klinkt het verwijt van racisme hautain uit de mond van een blanke man anno 2016 die het gelukkig beter weet dan die arme onwetende zwarte man uit 1960. Verder blijft onduidelijk op welke manier dit bidprentje kenmerkend zou zijn voor “de tijd waarin Barnard het lied schreef”. Was het een tijd van racisme? Was dat racisme minder bereflecteerd of heviger dan nu? En was Barnard daar niet kritisch genoeg op?

Er valt over die tijd wel meer te zeggen dat invloed kan hebben gehad op het dichtwerk van Barnard. De jaren ’60 waren evenzeer een tijd waarin Nederland de realiteit van de Jodenvervolging door de Nazi’s moest verwerken. Dat is een tijd die nog steeds niet afgesloten is en die zal voortduren totdat wij het eeuwige Jeruzalem bereiken. En het zou me niet verbazen als het “de Joden en hun ster” zijn die ons – als het meezit – de deur open zullen doen.

Wat er precies racistisch is aan “de Joden en hun ster” maakt Mikkers opmerkelijk genoeg niet duidelijk. Dat de Nazi’s vanuit racistische motieven de Joden verplichtten een gele ster te dragen is duidelijk. Maar als de kerken “de Joden en hun ster” uit het lied zouden verwijderen, lopen ze evenzeer het risico dat hen Holocaustontkenning wordt verweten.

Onbehagen

De betreffende strofe uit het lied van Barnard roept een gevoel van onbehagen op. Niet alleen bij Tom Mikkers maar ook bij mij. Maar wat ik bij Mikkers mis is een duiding van dat onbehagen. Hij ziet het woord ‘neger’ staan, diskwalificeert het lied via een merkwaardige, liberaal-protestantse, nominalistische denkkronkel als racisme en stelt voor het lied uit het Liedboek te verwijderen. Probleem opgelost, over tot de orde van de dag.

‘Neger’, “Jood” en “homo” zijn woorden die nogal eens als scheldwoord worden gebruikt – al dan niet voorzien van een ziekelijk voorvoegsel. Toch betekent dat niet dat we die woorden niet meer kunnen of mogen gebruiken. Geen Jood die erover peinst om zich dan maar geen Jood meer te noemen. Genoeg mensen die zich, ondanks dat ze soms voor “homo” worden uitgescholden, toch open en trots homo zijn en zeggen te zijn. De betekenis van woorden zit deels in de wijze waarop ze gebruikt worden (spreker, publiek, toon) en een lied is geen proza of wetstekst. Bij het woord “neger” ligt dat ingewikkelder. Sommige zwarte mensen gebruiken het woord “neger” als een term waarin trots doorklinkt. Voor hen is het een geuzennaam – the insult turned – zoals “flikker” dat was voor de flikkerbeweging in de jaren ’70 en ’80. Maar wanneer blanke mensen het woord “neger” in de mond nemen, wordt dat tegenwoordig door de meeste zwarten als beledigend ervaren.

Het is echter goed mogelijk dat Barnard juist bewust koos voor een beladen term om daarmee te benadrukken dat het om mensen gaat die veracht werden. Daarmee wordt de hemel waarin “de neger met zijn loftrompet” en “de Jood en zijn ster” de Eeuwige loven een aanstootgevend vooruitzicht.

Lied

In haar boek White Innocence citeert Gloria Wekker Basia fon, een lied uit de tijd van de slavernij dat nog steeds door Afro-Surinamers gezongen wordt. Daarin gebiedt de meester een slavin af te ranselen. Geen van de Afro-Surinamers pleit hiermee voor de herinvoering van de slavernij of voor de mishandeling van zwarte mensen. Het is een manier om de herinnering aan het slavernijverleden levend te houden.

Toch is dat een iets andere situatie. In de meeste kerken waarin “Jeruzalem, mijn vaderstad” gezongen wordt is, naar ik vermoed, het merendeel van de aanwezigen blank. Typerend is het feit dat op de zeven posters van de Remonstrantse ‘Mijn God’-campagne alleen maar blanke mensen staan. Dát is een gegeven waar veel kerken zich van bewust moeten zijn en die om zelfreflectie vraagt. Maar in de hemel zullen we veel meer etnische diversiteit ontmoeten dan helaas in veel Nederlandse kerken momenteel het geval is. Dat wordt nog wennen dan!

Een lied als dat van Barnard kan daar mogelijk bij helpen. Het houdt de herinnering levend aan het kwaad in verleden en heden. Maar het confronteert ons ook met het komende Jeruzalem waarin zij die op aarde veracht werden in heerlijkheid verheven zijn. De “negers met hun loftrompet” en de “Joden en hun ster” worden in het lied van Barnard niet gemarteld of gedood. Ze zijn in de hemel als neger (niet als blanke) en als Jood (niet als christen). Het is de tegennatuurlijke werkelijkheid die de heilige Paulus in Galaten 3:28 beschrijft: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.” Soms kan confronterende taal een heilzaam onbehagen oproepen – het hoeft in de kerk niet alleen maar “peis en vree” te zijn.

Als er een ander woord voor ‘neger’ gevonden kan worden dat past in de poëzie van Barnard – de suggestie van de vrouw van de protestantse predikant Piet de Jong om “de neger” door “Miles Davis” te vervangen vind ik een mooie – dan zou ik dat bejubelen. Dan zing ik het lied uit volle borst mee. En ik zal mijn bisschop om toestemming vragen de volgende strofe eraan toe te voegen, die door de hele goegemeente met kopstem gezongen dient te worden:

De flikkers met hun handtasje,
de drags met pumps en gloss,
zij dansen flirtend in het rond:
het hemelrijk gaat los.

Marco Derks

Marco Derks

Theoloog en pastoor

Dr. Marco Derks is theoloog en pastoor van de oudkatholieke parochie van de H. Johannes de Doper in Gouda.
Profiel-pagina
Al 12 reacties — praat mee.