Als Nederlands-Palestijnse docent, en als iemand die diep verbonden is met het leed dat zich daar afspeelt, wil ik graag delen wat ik op deze dagen heb ervaren. Wat me raakt in de solidariteit, maar ook wat het zegt over onze verantwoordelijkheid. Ik schrijf dit vooral voor degenen die zelden met Palestijnen spreken en die zich onzeker of terughoudend voelen als het over Palestina gaat.
Zondag 15 juni was een van de grootste protesten in de Nederlandse geschiedenis. En toch wordt mijn hart elke dag zwaarder van wat ik zie gebeuren in Gaza. De gruwelen gaan door, in stand gehouden door onze stilte en onze traagheid om in actie te komen.
De avond vóór het eerste protest op 18 mei hoorden we dat meer dan 50.000 mensen zich hadden aangemeld. Dat getal – onverwacht groot – bracht een glimlach op mijn gezicht. Hoop.
De volgende ochtend liep ik, gekleed in rood en met mijn keffiyeh om mijn schouders, naar station Amersfoort Centraal. In de hoop nog meer mensen te zien die onderweg waren naar het protest. Maar wat ik zag was veel meer: een stroom van Rood. Op de perrons, in de wagons, overal mensen. Er was geen plek om te zitten, maar niemand vond dat erg. We waren daar met een gezamenlijk doel. Er was een gevoel van vreemden die samenkomen om hun stem te laten horen… het was zeldzaam en mooi. Ik werd emotioneel, maar voelde me zo veilig om me door die energie te laten omarmen. Het raakte me diep.
De aankomst op het Malieveld was overweldigend. Het hele veld was een zee van Rood. Mensen bleven toestromen, van alle kanten. Ik probeerde het verzamelpunt van de kopgroep te vinden, waar ik Docenten voor Palestina zou vertegenwoordigen. Terwijl ik me een weg baande door de menigte, voelde ik iets wat ik lang niet had gevoeld: een collectieve kracht. Alsof er een stroom van liefde en energie het veld, de straten – zelfs de lucht – vulde. Ik huilde als een kind. Als iemand met een gebroken hart. Ik was overweldigd door emotie. Uiteindelijk deden meer dan 100.000 mensen mee. Vier weken later zelfs 150.000.
En toch, diep vanbinnen, verwarring.
Was er echt een genocide voor nodig om ons de straat op te krijgen?
Welke grens moeten we bereiken voordat we het willekeurige moorden van onschuldige mensen een halt toeroepen?
Zullen we ooit in staat zijn om de slachting te stoppen?
Het zijn vragen die in mij leven, en waar ik nog steeds moeite mee heb om antwoorden op te vinden.

Als ik terugkijk op de twee demonstraties, dan ben ik dankbaar dat al die mensen er stonden – ongeacht hun motieven, overtuigingen of precieze eisen. Het opende mijn ogen. De gesprekken waren echt. De betrokkenheid voelbaar. Het waren momenten van maatschappelijke eenheid. Voor velen was het misschien een eerste keer. En ik weet zeker: het zal niet de laatste zijn.
Want de berichten uit Gaza worden met de dag gruwelijker. Het moorden is niet gestopt – integendeel. De afgelopen weken is het geweld geëscaleerd. Zware bommen worden in enorme aantallen gegooid. Aanvallen op huizen, tenten, ziekenhuizen en scholen die als schuilplaats dienen. Mensen sturen hun laatste afscheidsberichten, niet wetend of ze de volgende aanval – of zelfs de volgende dag – zullen overleven.
De beelden van doden en gewonden houden niet op. Verbrande lichamen. Kinderen aan stukken gereten. Hele families die in één klap worden weggevaagd. De gruwelijke Israëlische oorlogsmachine wist de lichamen en zielen van mensen uit. Voedsel is zo schaars dat volwassenen gestopt zijn met eten om hun zwaar ondervoede kinderen te kunnen voeden. Artsen, medici en hulpverleners huilen live op tv, smekend om hulp die maar niet komt. Hetzelfde geldt voor water, medicijnen en alle basisbehoeften om te overleven.
Dit is wat we zien en horen, terwijl een genocide zich voor onze ogen ontvouwt. Live. Elke dag, elk uur en elke minuut. De dagelijkse beelden uit Gaza zijn een horror van apocalyptische proporties.

Dus ja, ik ben dankbaar dat op 18 mei 100.000 mensen naar Den Haag kwamen en op 15 juni zelfs 150.000. Maar het is niet genoeg. We hebben meer nodig. Veel meer. Meer mensen. Meer moed. Meer daden. Als dit protest iets in jou heeft losgemaakt, laat het dan groeien. Doe iets. Organiseer je op school, in je buurt, op je werk. Het recht moet zegevieren. De mensheid moet opstaan.
Er was een genocide voor nodig om ons wakker te maken. Laat het niet zonder betekenis zijn.