Recht op leven

Dit jaar, 2018, gaat de wissel om. Vanaf nu staat het recht op leven van de veroordeelde voorop in de afwegingen omtrent de strafmaat. De redenen voor de beëindiging van de morele aanvaarding zijn overigens gelaagd. Naast de beschermwaardigheid van het leven van elk mens als beelddrager Gods is er ook de kans van vergissingen bij de veroordelingen, de ineffectiviteit van de algemeen afschrikkende werking van de doodstraf en het wereldwijde ‘aanvoelen van gelovigen’.

Deze verschuiving in de sociale moraal komt niet uit de lucht vallen. Internationaal gezien – vooral in de VS – is er een verbreding gaande van de ‘pro life’ bewegingen van een anti-abortus beweging naar een beweging die alle vormen van doden bestrijdt. Door deze coalitievorming is de de invloed van de beweging tegen de doodstraf vergroot.

Geen straffeloosheid

Voor de duidelijkheid: het Vaticaan gaat ook nu nog niet niet uit van straffeloosheid (impunity) bij ernstige misdrijven. Ook is het niet zo dat de Kerk nu vindt dat alle ernstige misdrijven maar moeten worden vergeven door slachtoffers of hun nabestaanden. Het gaat strikt om de beschermwaardigheid van het leven. Dezelfde reden waarom een moord niet gepleegd had mogen worden, is de reden waarom het leven van de moordenaar gespaard moet blijven.

Taak overheden

Deze verandering van doctrine is extra interessant, omdat in de redenen waarom de doodstraf kan worden afgeschaft het perspectief van wereldlijke overheden (die de straf vaststellen en uitvoeren) naar de achtergrond schuift. Dat is heel ingrijpend. Staten hebben sedert 1648 een geweldmonopolie. Dat komt tot uitdrukking in het recht om krijgsmacht, politie en beulen geweld te laten uitvoeren. De doodstraf was zogezegd een privilege van staten. Het zijn dan ook staten geweest die de doodstraf vervolgens op juridische en humanitaire gronden op steeds grotere schaal hebben afgeschaft, dus grotendeels om redenen ontleend aan seculiere visies.

Wat vraagt de Kerk van samenlevingen?

De concentratie van dit monopolie bij de staat was bedoeld om de burger tegen eigenrichting en wetteloosheid te beschermen, en de veiligheid van burgers te kunnen garanderen. Afschaffing van de doodstraf betekent in dit perspectief dat staten nu voor de opdracht staan om dit op andere wijze te gaan doen dan via de doodstraf. De verplichting tot passend strafrecht, de verplichting tot beveiliging van burgers en de zorgplicht voor slachtoffers en nabestaanden, vervallen immers niet. De omzetting van de doodstraf naar levenslang (het meest waarschijnlijke alternatief) is een uiting van beschaving: men wil niet herhalen wat men zelf heeft moeten ondergaan. Maar het is ook een kostbare aangelegenheid. Dat gaat discussies opleveren in de betrokken samenlevingen waar de doodstraf nog bestaat. Kan de postmoderne samenleving met haar oriëntatie op slachtoffers nog voldoende begrip opbrengen voor de beschaafde behandeling van mensen die aan een terdoodveroordeling zijn ontkomen en levenslang hebben? Dat is een spannende vraag.

jet-2974131_1280
Beeld door: Pixabay

En de ‘rechtvaardige oorlog’ dan?

Minstens even spannend is of nu ook de benadering van de ‘rechtvaardige oorlog’ – alweer een overheidstaak die verband houdt met het geweldmonopolie – uit de moraalleer zal verdwijnen. Ik verwacht van wel, zij het dat dit proces weliswaar gaande is, maar nog lang niet is afgerond. Het recht op zelfverdediging conform art. 51 van het Handvest van de VN zal blijvend worden erkend. Maar het is de vraag of daarvoor de theorie van rechtvaardige oorlog als moraalleer nodig is. De criteria die in die leer vervat liggen – noodzaak, rechtmatigheid, proportionaliteit, bevoegd gezag, kans op succes, en laatste redmiddel – kunnen heel goed in getransformeerde vorm opgenomen worden in een concept van rechtvaardige vrede dat het recht op verdediging insluit.

De redenen voor de verandering van dit hoofdstuk uit de sociale moraal over de doodstraf is gebaseerd op een heroverweging van de prioritering van waarden, waarbij de beschermwaardigheid van het leven (het recht op leven als mensenrecht) voorop staat. Daarnaast speelt ook de inschatting van feitelijke situaties een rol, vooral met betrekking tot de foutkans in de veroordelingen.

Duidingen van de kruisiging van Christus

De afschaffing van de doodstraf roept, hieraan voorbij, ook nog een heel andere theologische vraag op. Jezus Christus zelf onderging de doodstraf naar toenmalig (heidens) romeins recht.

De kruisiging van Jezus is altijd voorwerp van interpretatie geweest. Uiteraard had de kruisiging eerst en vooral betekenis tegen de achtergrond van Jezus’ leven en missie, zijn heilzaam handelen als ‘goede herder’, en zijn verkondiging. Het vroegste christendom zag – na de Emmaus-ervaring – de kruisdood  bovenal als consequentie van zijn boodschap en ook – hoe fysiek reëel ook – als symbolische samenvatting van wie Jezus is: de zichzelf schenkende eschatologische profeet en Messias.

De duiding van Jezus’ leven geschiedde in het vroege christendom vooral vanuit de Paaservaring: de opstanding uit de dood werd gezien als de bevestiging van Jezus’ goddelijk zoonschap en positie als Messias. Natuurlijk deed zich daarbij de vraag voor, wat de betekenis was van Jezus’ wijze van sterven in relatie tot de opstanding. Een relatief late tekst uit het vroege christendom zoals het Johannes evangelie beschrijft sterven en opstanding bijna als een doorgaande beweging, waarmee de vraag verbonden is naar de verlossende betekenis van de kruisdood.

De doodstraf van Christus

Die doodstraf van Christus zelf was dus volgens vroegchristelijke traditie niet zelf verlossend, maar wel een fase in Gods heilsplan. Aan de opstanding uit de dood van de ‘hoeksteen die de bouwlieden verworpen hebben’ (Ps. 118, 22) moest de doodstraf vooraf gaan, evenals de keuze van Jezus om zich hieraan niet te onttrekken en zelf de weg naar Jeruzalem in te slaan. Het verstaan van de Messias die ‘dit alles moest lijden’ (Lc 24, 26) is altijd al moeilijk geweest, getuige het Bijbelse verhaal van de Emmaüsgangers.

Blijvende vragen

Welke betekenis heeft de afschaffing van de morele aanvaardbaarheid van de doodstraf voor de interpretatie van de kruisiging van Jezus? Door de afschaffing van de aanvaarding van de doodstraf staan we voor de opgave ook de duiding van Jezus’ kruisdood opnieuw te bezien. Het – mijns inziens – juiste moreel inzicht de doodstraf niet langer moreel te aanvaarden kan zeker het afscheid versnellen  van een – om het met Dorothee Sölle te zeggen – ‘sadistisch’ Godsbeeld: het beeld van een God die het lijden wil en zelfs zijn eigen Zoon ter dood laat brengen in de zin van dit toestaat. De overvloed aan liefde van God wordt zo meer begrijpelijk. Daar past permissiviteit van God – het toelaten of gebruiken van moord door God – niet in. Uiteraard is de doodstraf van Jezus in de traditie nooit als zodanig als verlossend voorgesteld, maar meer als consequentie van Zijn roeping en weg.

Toch blijven er vragen. Ze worden opgeroepen door de bijdrage van de congregatie van de Geloofsleer aan de pauselijke beslissing. Deze vragen stellen is het niet hetzelfde als ze beantwoorden; maar op de theologische agenda zijn ze mijns inziens nu onvermijdelijk, op grond van de samenhang van geloofs- en zedenleer.

Pilatus

Met name in het evangelie van Johannes is Pilatus met zijn beslissing de doodstraf van de onschuldige  Jezus te laten voltrekken bijna een figurant in de heilsgeschiedenis, met in de hoofdrol Christus die in zekere zin niet louter passief vermoord wordt, maar veeleer zelf zijn leven geeft. Hoe zou dit autonome ‘geven van het leven’ door Christus er uit gezien hebben zonder heidens – romeinse doodstraf? Daarom blijven nog twee vragen open: had Jezus Christus zijn taak in de heilsgeschiedenis ook ten einde toe kunnen vervullen zonder de doodstraf (en precies deze vorm daarvan) te ondergaan? En: wat betekent het feit dat zijn dood door kruisiging een noodzakelijke fase in de heilzame geschiedenis van Jezus’ leven, lijden, dood en opstanding was? Bevat dit niet toch een indirecte theologische legitimering van althans een enkele doodstraf, namelijk die van de hoofdrolspeler in de heilsgeschiedenis, Jezus Christus?

fredvaniersel

Fred van Iersel

Hoogleraar

Prof. dr. A.H.M.(Fred) van Iersel is theoloog en ethicus. Hij is  bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging bij de …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.