Een paar maanden geleden was op Nieuwwij.nl een filmpje te zien waarin Inge Bosscha haar verhaal doet over haar jeugd en de gereformeerd vrijgemaakte kerk waarin ze opgroeide. Over hoe ze terugkijkt op haar jeugd en de invloed die de gereformeerde opvoeding op haar heeft gehad. Inmiddels is Inge 40 en niet meer kerkelijk of godsdienstig. Wat blijft er over als je afscheid neemt van de kerk en van godsdienst? In een drieluik staat Inge stil bij de veranderingen in haar godsbeeld, haar zelfbeeld en haar sociale netwerk. Vandaag deel 1: Wat bleef er over van het godsbeeld van mijn jeugd?

Door: Inge Bosscha

Als kind stond het voor mij onomstotelijk vast: God bestaat. Hij woont in de hemel, is oneindig goed, heilig en rechtvaardig èn wil op slechts één manier gekend en gediend worden. Onze manier.

Ik voelde me bevoorrecht, omdat ik – natuurlijk enkel door Gods genade – in de juiste ‘club’ geboren was. Ik vond het prettig en overzichtelijk dat op vrijwel elke vraag een antwoord was. En kende ik het antwoord nog niet, dan hoefde ik het maar aan de dominee te vragen. Het gezag van de kerk bepaalde wat de juiste manier van leven was, voor de volledige groep.

Ik was 21 toen, in de aanloop naar mijn echtscheiding, mijn inzicht over wat ‘juist’ was om te doen fundamenteel verschilde met die van het kerkelijk gezag. Voor het eerst in mijn leven ervoer ik mijn gereformeerde jasje als een knellend keurslijf, waarin ik mij nauwelijks kon bewegen. Ik werd veroordeeld en onder de tucht gezet, wat me verbijsterde en deed janken van woede, onmacht en verdriet.

Maar uiteindelijk bleek dit ‘buitengesloten zijn’ ook mijn sleutel tot bevrijding. Nu ik niet langer voldeed aan de norm, ontstond er ook een enorme hoeveelheid ruimte. Als ik dan toch geen ‘goede gelovige’ meer was, hoefde ik me ook niet meer vast te klampen aan alles wat ‘goed gelovig’ voelde, maar mocht ik vragen stellen. Vragen die ik nooit eerder had durven stellen, omdat ze een bewijs zouden zijn van een slecht of zwak geloof. Vragen als: “maar hoe weten we dit dan zo zeker?” en “met welk recht hebben wij meer ‘gelijk’ dan mensen in een andere kerk?”. Vragen die me dwongen om kritisch te gaan kijken naar alles wat ik tot dan toe als ‘normaal’ en ‘waar’ had beschouwd.

licht

Ondanks (of dankzij) alles dat wankelde en instortte, werd mijn verlangen om God te kennen steeds groter. Ik zocht hem, omdat ik nog steeds vast geloofde dat hij goed was. Ik zocht het Licht. En volgens mijn inzichten, karakter en ervaringen, kon ik dit Licht niet meer vinden in de kerk, wiens systemen en aannames ik steeds kritischer bekeek en waarin ik eerder duisternis en angst meende te zien dan licht en liefde. (Ik realiseer mij heel goed dat dit iets zegt over hoe ik kijk. Een ander kan met net zoveel recht licht en liefde vinden in dezelfde kerk. En dat zegt dan wellicht iets over hoe die ander kijkt.)

Ik zocht in andere kerken, andere religies en in boeken, oneindig veel boeken. Mijn ‘god van de hokjes’ veranderde in een god van onvoorwaardelijke liefde en energie, die ik terugvond in elke religie, elke windvlaag en onder elke steen. Ik voelde me blij, verlost, verrukt over mijn Geliefde, die zoveel mooier en groter was dan ik ooit had begrepen. Dit was het… Dit!

Maar nadat mijn godsbeeld diverse keren ingrijpend was veranderd, realiseerde ik me dat ik ‘God’ altijd precies ervaren had overeenkomstig het beeld dat ik van hem of haar had. Wanneer mijn aanname over wie of wat ‘God’ was, veranderde, veranderde ook mijn beleving van God. Al die stemmen uit verleden en heden had ik gewoon steeds vervangen door weer een andere stem, een ander idee, een andere claim, een ander verhaal, een ander godsbeeld. Zou het kunnen dat God heel anders was dan ik dacht? Anders dan ik tot nu toe had gelezen of gehoord of gevoeld? Maar hoe dan? Hoe? En bestond ‘God’ überhaupt wel?

En welk boek moest ik openslaan, naar welke stem moest ik luisteren om achter het geheim van God te komen? En hoe kon ik ooit weten of dit niet weer gewoon één van de vele tijdelijke stemmen zou zijn of dat het die enige ware stem was, waarvan ik vroeger nog zo vast geloofde dat die bestond?

In mijn handen voelde ik alle godsbeelden die ik ooit krampachtig had vastgehouden en waarvan ik sommige nog steeds liefdevol koesterde, tegelijk verbrokkelen en verpulveren. Stof waren zij en tot stof keerden zij weer.

Ik stopte met lezen. Ik stopte met zoeken. Ik blies het stof uit mijn lege handen.

Het werd stil in mij.

madel

En wanneer ik nu een madeliefje zie, vraag ik mij niet langer af of God haar heeft geschapen en of hij zich met haar bemoeit, haar persoonlijk kent en voorziet van water, voeding en zonlicht. Ik wil proberen te ervaren zonder in te vullen. Ik verwonder mij over de schoonheid van het madeliefje. Ik geniet van het wonder van wat zichtbaar is. Ik ben mij intens bewust van het feit dat ik hier ben, evenals het madeliefje, en dat ik haar opmerk en dat ze mij ontroerd. Ze staat daar maar gewoon mooi te zijn. Wanneer niemand haar had opgemerkt was ze net zo mooi geweest. Wat een voorrecht dat ik haar zag.

Ik ben als dat madeliefje. Ik keer mijn hart in de richting van waaruit ik licht en warmte verwacht/voel en ik doe gewoon mijn ding. Misschien is er iets groters dat mij opmerkt en misschien ook niet. Maar wat is het goed hier en wat een wonder dat ik er ben.

Inge Bosscha (40) is initiatiefneemster van het online platform www.dogmavrij.nl, waar zij ruimte biedt aan belangstellenden om in gesprek te gaan over het loslaten van aangeleerde, beperkende religieuze dogma’s.

Al 6 reacties — praat mee.