Hij bevond zich wel in goed gezelschap met die verwijzing, want die regels zijn vaker gebruikt als zelfrechtvaardiging door onderdrukkers. Door negentiende-eeuwse slavenhouders in Amerika, bijvoorbeeld, door de Nazi’s en door het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Dat roept de vraag op in hoeverre Paulus’ woorden zich lenen voor zulke repressieve toepassingen. Hier komen ze:
“Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God, en wie dat doet roept over zichzelf zijn veroordeling af. Wie doet wat goed is heeft van de gezagsdragers niets te vrezen, alleen wie doet wat slecht is. U wilt niets van de overheid te vrezen hebben? Doe dan wat goed is en ze zal u prijzen, want ze staat in dienst van God en is er voor uw welzijn. Maar wanneer u doet wat slecht is, kun u haar beter vrezen: ze voert het zwaard niet voor niets, want ze staat in dienst van God, en door hem die het slechte doet zijn verdiende straf te geven, toont ze Gods toorn. U moet haar gezag dus erkennen, en niet alleen uit angst voor Gods toorn, maar ook omwille van uw geweten. Daarom betaalt u ook belasting en staat wie belasting int in dienst van God. Geef iedereen wat hem toekomt: belasting aan wie u belasting verschuldigd bent, accijns aan wie u accijns verschuldigd bent, vrees aan wie vrees toekomt, eerbied aan wie eerbied toekomt.” (Romeinen 13:1-7)
Een eerste punt dat opvalt: Paulus zei alleen dat je de overheid moest erkennen, niet dat je al haar wetten zou moeten gehoorzamen, zoals Sessions wil. Dat kon hij ook helemaal niet bedoelen, omdat het hele eerste deel van de Romeinenbrief juist een felle kritiek is op wetten, hun beperkingen en hun averechtse effecten. “De kritiek van de wet in al haar vormen in de eerste acht hoofdstukken van deze brief kan niet zomaar vergeten zijn,” schrijft theoloog Robert Jewett in zijn Hermeneia-commentaar. “Dat verklaart ook waarom het meest prestigieuze instituut van de Pax Romana, de rechtsstaat, hier ongenoemd blijft.”
Een tweede punt: zoals Jewett terecht opmerkt was Paulus’ doel niet “om de fundamenten te leggen voor een politieke ethiek voor alle tijden en plaatsen”. De wereld was volgens Paulus bezig voorbij te gaan en de tijd tot de Wederkomst was te kort om nog een klein kind volwassen te zien worden. Wat hij wel deed in deze regels was advies geven aan de onderdrukte en bedreigde gemeenschap van christenen in Rome. Hoe moest je omgaan met een levensgevaar als de Romeinse keizer? De ‘machthebbers van deze wereld’ zouden snel genoeg ten onder gaan, had Paulus aan de Korintiërs geschreven. Mét al hun zogenaamde wijsheid, want als ze echte wijsheid hadden gehad, dan hadden ze Jezus niet gekruisigd.
De pragmatische strekking van de passage is daarmee duidelijk: dat je als christen jezelf te gronde richt en de zaak ook niet vooruit helpt als je je onnodige conflicten met de autoriteiten op de hals haalt, bijvoorbeeld als je en public de keizer elke erkenning ontzegt of weigert belasting te betalen. Dat brengt ons dan bij het derde en belangrijkste punt: er is geen zichzelf respecterende theoloog die in Romeinen 13 de naïeve verheerlijking van heersende machten ziet, die slavenhouders, fascisten en Sessions er zo graag in willen lezen. Volgens Jewett zou een intelligente Romein geconcludeerd hebben dat Paulus’ redenering ‘door en door subversief’ was: hij beweerde immers dat Romeinse keizers hooguit een handjevol jaren mochten regeren bij de gratie van de Ene God, niet voor de eeuwigheid en door de voorkeur van hun eigen goden. Jewetts conclusie staat niet op zichzelf: de Paulusstudie van de laatste decennia heeft aan het licht gebracht dat hij, met name in de Romeinenbrief, subtiele kritiek uitoefende op de politieke en goddelijke pretenties van keizers. Bijvoorbeeld door termen als euangelion, pistis (fides) en eirēnē (pax), sinds Augustus sleutelbegrippen in de keizerlijke retoriek, uit hun ideologische context te wrikken en er een totaal andere betekenis aan te geven.
Verder heeft de Britse theoloog Carter betoogd dat Paulus’ schijnbaar zo stompzinnige reclameslogans voor het heersende gezag – ‘in dienst van God’ en ‘voor uw welzijn’ – moeilijk letterlijk te nemen zijn. Zeker als je bedenkt dat hij zelf herhaaldelijk in de gevangenis belandde, dat belastingophalers notoire afpersers waren, dat onder Tiberius Jezus was gekruisigd, dat Claudius alle Joden uit Rome had verjaagd (omdat ene ‘Chrestus’ ze tot oproer zou hebben aangezet) en dat de zittende keizer nota bene Nero heette. Carter concludeerde dat Paulus’ enthousiasme een ironische onderlaag had en las de eerste regels van hoofdstuk 13 tegen de achtergrond van de laatste van 12: ‘Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters… Maar “als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd.” Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’ Paulus’ ironische portret van de machthebbers was in deze lezing dus een manier om gloeiende kolen op hun hoofden te stapelen.
Elliott heeft in de spraakmakende bundel Paul and Empire gewezen op innerlijke tegenstrijdigheden in de tekst zelf, die ook moeilijk anders dan ironisch te begrijpen zijn. Waarom zou je bijvoorbeeld vrees moeten tonen ‘aan wie vrees toekomt’, als er een paar regels eerder duidelijk staat dat wie zich goed gedraagt niks te vrezen heeft? Zo’n tenenkrommend slordige schrijver is Paulus niet. Waarschijnlijker is het dan dat hij op deze manier laat doorschemeren dat je er verstandig aan doet om de autoriteiten te vrezen, óók als je het goede doet (de vertalers van de NBV wisten zich duidelijk geen raad met die herhaalde vrees en hebben geprobeerd Paulus te ‘verbeteren’ door de tweede keer phobos met ‘ontzag’ te vertalen).
Een argument voor de ironische onderlaag, die al deze theologen in mindere of meerdere mate in Paulus’ tekst vinden, is dat hij er waarschijnlijk rekening mee moest houden dat zijn brief de autoriteiten onder ogen kon komen. Dat doet dan weer denken aan de bekende Russische mop over een Duitser, die in Siberië moest werken. Om de censuur te omzeilen sprak hij met zijn vrienden thuis een code af: wat hij in zijn brieven in blauwe inkt zou schrijven was gelogen, wat hij in rode inkt zou schrijven was de waarheid. Na een maand kregen zijn vrienden de eerste brief uit het oosten. ‘Alles is geweldig hier: het eten is uitstekend, de woningen zijn ruim en goed verwarmd, er zijn veel mooie vrouwen en in de winkels kun je krijgen wat je maar wilt. Het enige dat je hier niet kunt krijgen is rode inkt.’
Er zijn meer interpretaties en de discussie over Romeinen 13:1-7 is nog lang niet afgesloten, maar het lijkt er sterk op dat Paulus in blauwe inkt een lofzang op het gezag heeft geschreven, die minstens zo subversief was als een veroordeling in rode inkt. Dan is het wel weer een voorbeeld van tragische ironie, zoals Carter opmerkt, dat machthebbers hem eeuwenlang verkeerd hebben gelezen. En dat ze er nog steeds repressieve praktijken mee rechtvaardigen waar Nero jaloers op zou zijn geweest.
Ach ja, wie kent hem niet: Paulus!
Hoe het komt? Ik weet het niet…maar ik heb altijd een akelig gevoel bij die man gehad.
Door Paulus kwam de zuivere ethiek van Jezus, gebaseerd op verbondenheid van Hem met God en Mens terecht in onzuiver vaarwater:
-Jezus zei, dat “zijn koninkrijk niet van deze aarde” was.
-Petrus gaf alles een andere wending: opeens kwam de politiek eraan te pas.
Politiek is menselijk gestumper, gekleurd door belangen van wereldlijke aard:
-Macht, geld, rivaliteit… onzuiverheid.
-Ethiek zoekt juist naar de zuiverheid, het goede…(noem het “God/innerlijk weten”).
Paulus’ kracht was dat hij de impuls gaf tot brede verspreiding van het christendom.
Maar hij besmeurde wel de pure leer…
Jezus wilde geen breuk met het jodendom!
Hij wilde hervorming van zijn religie met meer vrijheid voor zelfstandig denken en eigen verantwoordelijkheid van het individu!
(Datzelfde gebeurt binnen de islam nu: de zuivere bedoeling van Mohammed (vzmh) wordt door bepaalde groeperingen gekaapt voor onzuivere politieke doeleinden.)
Maar we leren kennelijk niets.
“Homo Sapiens”? …
Nou,…ik betwijfel het.
Dat gevoel heb ik nu ook. Ik verdenk Paulus ervan in opdracht van de Romeinen gehandeld te hebben. Hij heeft als het ware het Christendom gekaapt en het onder bestuur van Rome gebracht. Niemand weet ook hoe hij is gestorven. Zijn laatste bekende jaren heeft hij in luxe Romeinse ‘gevangenschap’ doorgebracht. Ook zijn minachting voor vrouwen staat haaks op de liefdevolle houding van Jezus tegen vrouwen. Het klopt niet naar mijn gevoel