Deze week was het Allerzielen: lichtjes brandden op veel plaatsen. Mensen kwamen bijeen om hun gestorvenen te herdenken, hun namen te noemen, hun verhalen te vertellen. Een dag om onze voorouders te eren, op wiens schouders we staan. Welke rol speelt voorouderschap eigenlijk in de westerse wereld? Welke lijnen lopen in jouw leven door en wat doe je daarmee? En kloppen die verhalen wel?
Onlangs kreeg ik door genealogisch onderzoek van een neef het officiële bericht dat mijn grootvader met zijn ouders naar Hamburg kwam vanuit Königshütte. Diens vader Elias vestigde zich daar in 1887 met zijn vrouw Meriel en twee zonen. Hij werd daar in 1890 als joodse kleermaker opgenomen in het Hamburger Staatsverband. Officiële papieren die met korte ambtelijke zinnetjes bevestiging geven van hun levens die mijn levenslijnen vormden.
Hierdoor kregen de verhalen van mijn moeder over de joodse kant van haar familie een feitelijke context. Mijn moeder was een verhalenverteller. Misschien heeft ze dat in haar opvoeding meegekregen. Ik heb er haar nooit naar gevraagd. Ze kon in die rol zo opgaan dat ze te midden van een gezelschap opsprong en tot niet geringe verbazing van de omstanders haar (eigen visie op een) verhaal ging vertellen en dat met allerlei gebaren voorspeelde.
Wat is de betekenis van verhalenvertellers, wat dragen verhalen bij? Heel onze literatuur is ontstaan uit de eerste verhalenvertellers die van plek naar plek gingen om te vertellen wat er gaande was in de wereld, hoe andere mensen leefden en hoe je daar ook een voorbeeld aan kon nemen. Zo zijn de Ilias en de Odyssee ontstaan, Karel ende Elegast, de Kalevala en alle religieuze verhalen uit de verschillende tradities die later opgeschreven werden. In West-Afrika speelt vanaf de 13e eeuw tot nu toe de griot, de verhalenverteller, een belangrijke rol bij het doorgeven van de geschiedenis en de tradities. Gelukkig zijn er hier ook verhalenvertellers, die ons raken of een spiegel voorhouden zoals cabaretiers, zangers en acteurs.
Onze familieverhalen kennen wij van horen zeggen, vaak voorzien van tegenovergestelde standpunten, want ieder familielid vertelt nu eenmaal graag zijn of haar versie van die verhalen. Dus niet alle verhalen zijn betrouwbaar, zeker nu, in een tijd waarin allerlei verzinsels de ronde doen. Verhalen hebben soms echte feiten nodig. Ook Nederland vertelde verhalen over het verleden, die achteraf gezien helemaal niet kloppen: de ‘Gouden’ zeventiende eeuw, ‘Daar werd iets groots verricht in Nederlands-Indië’, het leven op de plantages in Suriname.
Wanneer wij elkaar familieverhalen vertellen, worden elke keer even onze levenslijnen zichtbaar: waar het goed is gegaan en waar helemaal verkeerd. Zo is het ook belangrijk om de verhalen uit ons nationale verleden onder ogen te durven zien, zoals nu bij de erkenning van het Nederlandse slavernijverleden hopelijk gebeurt. Misschien kunnen we ervan leren, door fouten te erkennen, door ons ertegen af te zetten of door het met nieuwe inspiratie voortaan anders te doen. Levenslijnen kun je immers voortzetten of laten afbuigen door andere en eerlijke verhalen te vertellen.