De wielrenner Tadej Pogajar stamelde zaterdag, na zijn onverwachte winst van de tijdrit en daarmee van de Tour de France: ‘Ik ben maar een jongen uit Slovenië, ik heb twee zussen en een broer. Ik weet niet wat ik over mezelf moet vertellen. Deze persconferentie is te groot voor me.’ Ik moest lachen toen ik deze kampioen zo bedremmeld hoorde en dacht aan David. Moest die jongen het opnemen tegen de reus Goliath?
Het zijn verleidelijke en spectaculaire verhalen, dat van de kleine jonge David die Goliath verslaat en dat van de 21-jarige Sloveen die de tour wint. Jongensboeken, over onwaarschijnlijke helden die toch winnen. Een verhaal waaruit iedereen die het ook niet moet hebben van spieren en geweld, troost kan putten. Maar waar de Tour van 2020 een spannende ontknoping kende die zich voor onze ogen ontvouwde, is het verhaal in 2 Samuel 17 zorgvuldig gecomponeerd. Het is de uitgekiende introductie van de nieuwe koning, David. En op de achtergrond van deze tekst speelt een andere strijd.
Het is niet voor niets dat het verhaal over de gevelde reus ook nog in andere varianten voorkomt. In 2 Samuel 21 is te lezen dat Goliath uit Gat gedood werd door ene Elchanan uit Bethlehem. ‘De schacht van Goliaths speer was zo dik als de boom van een weefgetouw’, staat erbij, een detail dat letterlijk ook zo voorkomt in 1 Samuel 17, hoewel daar de beschrijving van Goliaths indrukwekkende voorkomen veel uitgebreider is. Voor de hand ligt dat deze bestaande legende over Elchanan is toegeschreven aan David in een veel bloemrijker verhaal. Een mooi detail is dat in 1 Kronieken 20: 5 het probleem van Goliath die twee keer wordt gedood is opgelost door een broer van Goliath te introduceren, Lachmi, die door Elchanan gedood wordt.
Een ander soort koning
Het verhaal heeft een functie: hier wordt David voorgesteld, de latere koning. Zijn moed en visie krijgen reliëf afgezet tegen de brute Goliath en de laffe Saul. Je zou natuurlijk denken dat koning Saul de uitgelezen persoon is om de uitdaging van de Filistijn Goliath te beantwoorden. Maar Saul, die de troon besteeg omdat de Israeliëten een koning wilden ‘zoals de volkeren’, geeft niet thuis. Daarmee faalt hij als koning en ook ten opzichte van God: de Filistijn Goliath is een militaire en religieuze uitdager. David heeft er wel een antwoord op: ‘Ik daag je uit in de naam van de God van de gelederen van Israël die jij hebt beschimpt.’
Dat doet hij niet zoals je zou verwachten door net als Goliath een imposante wapenrusting aan te trekken. Heel symbolisch wijst hij de wapenrusting van Saul af: David is een ander soort koning. Met zijn slinger, als een herder, treedt hij Goliath tegemoet. David kan niet alleen zijn kudde beschermen tegen wilde dieren, maar ook, is de suggestie, zijn volk tegen godslasterlijke bruten zoals Goliath.
Voor het eerste publiek van dit spannende verhaal was het roemruchte verleden van Saul en David een herinnering. Een herinnering die grotendeels geconstrueerd is bovendien: nog meer dan dat de verhalen iets willen vertellen over een mythisch verleden, dragen ze een boodschap voor de hoorders veel later. Dit verhaal is waarschijnlijk gericht aan Judeeërs die na machtsovername door de Babyloniërs verder moesten met een verwoeste tempel en onttroonde koning. Een situatie net zo uitzichtloos als de uitdaging van de onoverwinnelijke reus Goliath. Dit verhaal biedt een onverwachte oplossing in de jonge kleine David die de dingen anders doet. David belichaamt een nieuwe identiteit voor het volk Israël. Wat dit verhaal doet, is het veranderen van het discours. (Het is wel goed om te weten dat David zeker niet minder gewelddadig is, ‘Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden’ zingen Davids vrouwelijke fans een hoofdstuk verderop.)
Ik zei al: het is verleidelijk om je met David te identificeren, als de jonge onschuldige, knappe held. En trouwens, niemand vindt het sneu voor Goliath of vraagt zich af wat het perspectief van de Filistijnen op het verhaal eigenlijk is. Dit verhaal werd dan ook een blauwdruk voor andere leiders die zich spiegelden aan David.
Willem van Oranje
Iedere natie wil wel een geschiedenis die zo onschuldig en dapper begint. Nederland zeker ook. Niet toevallig spiegelden de opstandelingen tegen de Spaanse overheerser en later de jonge Republiek zich graag aan de verhalen van de Hebreeuwse bijbel. Zo wordt bijvoorbeeld Willem van Oranje die tegen de Spaanse overheerser strijdt geïdentificeerd met David. Het katholieke Spanje is natuurlijk net zo groot en net zo goddeloos als Goliath – ook in deze strijd lopen religieuze en politieke motieven door elkaar heen. Grappig is trouwens dat Willem van Oranje ook met Goliath wordt geïdentificeerd, in een lofdicht aan diens moordenaar Balthasar Geerarts. Waarmee ik ook wil zeggen dat een duidelijke moraal uit dit verhaal niet is af te leiden, zoals veel in de Bijbel het geval is.
Het is niet zozeer het verhaal van de dappere underdog. David belichaamt juist de macht: dit verhaal staat geheel ten dienste van zijn koningschap. Of hij daarom het sterkste beeld is van een burger die het opneemt tegen grote machten, vraag ik me af. In deze boeken is dat veel eerder de profeet Nathan die koning David wijst op zijn corruptie en moorddadigheid. Dat vind ik spannender verhalen: daar waar de bijbel kritisch is op institutionele macht. Ik haast me te zeggen dat Bijbel en christendom zelf institutionele machten geworden zijn.
Maar laten we toch bij dat verhaal van David blijven, want het is een prachtig verhaal. Een sprekend detail is dat David Goliath niet met diens eigen wapens te lijf gaat. Een zwaardgevecht had hij nooit gewonnen. Hij kiest een eigen stijl. ‘The master’s tools will never dismantle the master’s house’, zei de zwarte lesbische feministe Audre Lorde. Dat bedoelde ze als kritiek op wit feminisme dat geen oog had voor de ervaringen van lesbische vrouwen en zwarte vrouwen. Lorde bedoelde dat het nodig is om de logica van onderdrukking te ontrafelen. Oftewel: dat je een eigen verhaal vertelt, met een eigen logica. Een wapenrusting is vanzelfsprekend, maar het is niet per sé wat werkt.
Wat dat eigen verhaal is, welke regels je zou willen veranderen, is een mooie vraag om over na te denken in deze Vredesweek. Wat mij betreft zit het in de strijd tegen onrecht en voor bevrijding, in het zichtbaar maken van hoe wat voor vrede doorgaat niet voor iedereen vrede is. Soms gaat het trouwens niet om het veranderen van de regels, maar om het toepassen van regels en verdragen die er wel degelijk zijn, bijvoorbeeld over de opvang van vluchtelingen.
Ik heb drie hedendaagse kandidaten voor de rol van David, ik moest kiezen, er zijn er veel meer. Vanwege de beschrijving van David – tenger, klein, mooi van uiterlijk, en iemand die eigenlijk iets anders deed, namelijk schapen hoeden; de macht uitdagen laat staan grijpen stond niet in zijn tienjarenplan – denk ik als eerste aan Sylvana Simons, politica tegen wil en dank misschien, maar evengoed met verve. En ook aan de net overleden Ruth Bader Ginsburg, net als Sylvana groots ondanks haar geringe lengte en smalle postuur. En tot slot denk ik aan Karwan Fatah-Black, de historicus die onderzoek wil doen naar de verbindingen tussen de Nederlandse koloniale geschiedenis en ons koningshuis.
Een bestaand narratief uitdagen
Alle drie dagen ze een bestaand narratief uit en dragen ze bij aan nieuwe manieren van gemeenschap zijn. Ruth Bader-Ginsburg, moge haar herinnering ons tot zegen zijn, deed dat als opperrechter die joods was en vrouw, in een context gedomineerd door conservatief wit mannelijk christendom. Sylvana Simons en Karwan Fatah-Black ontmantelen elk op hun eigen manier het dominante Nederlandse verhaal van een even tolerant als onschuldig land. In deze gevallen is Goliath geen reus die kan worden neergehaald met een welgemikt steentje. Eerder staan er voor iedere neergehaalde Goliath drie broers op, elk met een eigen arsenaal aan wapens.
Als je het wilt opnemen tegen institutionele machten als burger, heb je een lange adem nodig, veel moed, grote veerkracht en ook medestanders. Misschien niet veel, maar in werkelijkheid staat de David zelden alleen, maar staan ze op de schouders van anderen die hen voor gingen, degenen die hen opvangen als het teveel wordt, degenen die hen inspireren.
Tot slot: ik wijs deze drie aan, maar net als bij Willem van Oranje zullen anderen mijn Davids juist Goliaths noemen. In de zin dat Goliath in dit verhaal de Filistijn is wiens eigen perspectief niet in het verhaal voorkomt, zit daar ook iets in. Het verschil is gelukkig dat hun stemmen wel steeds meer het dominante verhaal uitdagen en aanvullen.
“Met zijn slinger, als een herder, […]”
De slingeraars waren een geduchte afdeling in de legers van die tijd. Daar zullen inderdaad de nodige herders in gezeten hebben, maar dat verandert niets aan het feit dat zij een belangrijk onderdeel van de artillerie waren.
Overigens verder een prima stuk!
Beste collega Janneke, dank voor je verhaal. Er hoeft niets maar mocht je tijd en interesse hebben, ooit – in 2011 – heb ik een preek geschreven vanuit het perspectief van Goliath: de Goliath-monoloog. Ik was net begonnen met mijn preken op mijn website te plaatsen, dus hij staat helemaal onderaan:
http://www.wimjansen.nu / publicaties / preken / scrollen naar ‘Goliath-monoloog’.
Collegiale groet uit Veere,
Wim Jansen