De politiek heeft lang keuzes gemaakt die de handel bevorderde; enorme belastingvoordelen voor multinationals waardoor veel internationale bedrijven zich hier hebben gevestigd; dat creëert werkgelegenheid. De politiek heeft lang vergunningen gegeven aan veeboeren voor het stimuleren van de vee-industrie. De export van vlees leverde tenslotte veel geld op. Onze hoofdstad Amsterdam heeft zich ten doel gesteld zichzelf op de mondiale kaart te zetten als belangrijke toeristenbestemming. De souvenirswinkels, hotels en pancake-restaurants popten uit de grond en de toeristen stroomden binnen. Waarom had de politiek toch zo’n blinde vlek voor de te verwachte schades: de toenemende ongelijkheid, de verwoesting van het milieu en de leefbaarheid van de stad?

Geen ruimte voor idealen

We gaan nu tijdperk-Rutte achter ons laten, een tijd waarin pragmatisme en een sterke economie voorop stond. De overheid biedt een kader om je potentie tot uiting te brengen. Dat is je eigen verantwoordelijkheid, lukt je dat niet, dan is dat je eigen schuld. De mogelijkheden zijn er tenslotte.

Laatst zei een vrouw van begin 50 mij: “Rutte is het vleesgeworden product van mijn generatie. Mijn generatie is opgevoed met het idee dat je iets moest studeren om je baanzekerheid veilig te stellen. Er was geen ruimte voor een (persoonlijke) visie of idealisme.” Dit verklaart een hoop. De afgelopen jaren is er ook geen ruimte geweest voor idealen en verheffende waarden boven de economie.

Nu maakt deze generatie voor een groot deel plaats voor de millennial generatie. Met welke denkbeelden zijn zij grootgebracht? De millennials schipperen tussen ‘hard werken en niet zeiken’ aan de ene kant en aan de andere kant popt idealisme en bewustzijn steeds meer op. De één blijft volledig in de ‘oude’ mentaliteit, de ander gaat volledig naar de nieuwe realiteit en velen zitten er tussenin. Wellicht zullen we dit ook terug zien in de politiek.

Wat alle generaties met elkaar gemeen hebben: we leven al jaren in een markt. We verhouden ons continu tot deze markt en daarmee ook tot de spelers van deze markt – de medemens. In de markt ben je concurrent van elkaar als producent. In je consumptiekeuzes lijkt ook iets van waarde door te schemeren: ‘Ik ben succesvol dus ik kan me dit veroorloven’. Met alles wat je hebt, straal jij uit waar jij staat in deze markt.

Het verlies van gemeenschap

We leven in een tijd waarbij de gedachtegang van de markt heersend is. Er is momenteel niks wat het overstijgt en ons verbindt. Stel, we zouden met z’n allen geloven in een God, dan zou het belang van je positie in de markt en dus de concurrentiestrijd kleiner worden. We hebben een alternatief nodig, zodat je je ook waardig voelt, los van de markt. Nu zijn kinderen al bezig met hoe ze succesvol willen worden, in plaats van te spelen, verliefd te worden en stiekem een sigaretje te roken.

Er moet een gemeenschappelijke plek komen waar je niet producent of consument bent, maar mens. Mens, samen met andere mensen. En voor deze plek hoef je niet te betalen, het is namelijk een gedeeld goed. En hier gaat het alleen over Mens-zijn; hoe het leven niet altijd makkelijk is, hoe dat niet erg is want het hoort erbij. Hier zouden we kunnen stilstaan bij wat we delen: het leed en het geluk van het leven, de beslommeringen, de saaiheid, de uitdagingen. Wat hebben we gemeen met elkaar in plaats van wat ons van elkaar onderscheidt?

Op dit moment ligt de vraag van je leven zinvol maken (waarbij je zelf hebt te ontdekken wat jouw leven zinvol maakt), je identiteit definiëren (je bent tenslotte maakbaar) én het antwoord op hoe je je verhoudt tot de markt allemaal bij het individu, bij één geest. In mijn ogen is dat te veel voor één persoon. En dit zorgt voor de geïndividualiseerde samenleving. We zijn er allemaal mee bezig, terwijl we vaak behoefte hebben aan het delen van al deze vragen zodat we het niet in ons uppie hoeven uit te vogelen. Dat is ook eigenlijk een onbegonnen opgave. We willen niet: ik tegen de ander, ik moet me onderscheiden, ik moet uitblinken en tegelijkertijd zingeving voelen dus daarom naar een yogales. We willen het zo niet, denk ik. Maar de maatschappij, de tijd waarin we leven, biedt geen plek voor iets anders. Wie of wat gaat deze plek wel bieden? En wat moet ervoor plaats maken?

Revival van de kerk?

Is het de kerk die ons dit kan bieden? Wat nou als de kerken aan een flinke revival zouden werken waarbij het hen lukt af te stemmen op de geïndividualiseerde zingevende zoeker? Ik heb de laatste tijd een paar keer tegen mijn vriend gezegd: zullen we zondag naar de kerk gaan? Omdat ik behoefte heb aan een plek voor bezinning, verdieping, zingeving, samen met anderen. En toch ben ik nog geen een zondag gegaan. Omdat ik bang ben dat het niet afgestemd is op mijn belevingswereld en de uitdagingen van vandaag de dag.  Terecht? Waarschijnlijk niet.

Of gaat het de natuur zijn, waar we weer samen in gaan geloven. De natuur en onze aarde als iets heiligs zien, iets wat in het geloof is kwijtgeraakt. In de hekserij en inheemse volkeren geloven ze dat God de natuur is. Of gaat er een ministerie van Zingeving komen? Neemt de politiek de taak op zich om het zo te organiseren dat er een systeem ontworpen wordt waar we ons verheffen boven het ik en de markt?

In ieder geval is er een ingang in mij. En ik denk dat ik niet de enige ben. Veel mensen om mij heen geloven dat we verbonden zijn met elkaar en met iets groters dan onszelf, we besteden er alleen weinig aandacht aan. En dat is omdat we niet weten waar en met wie we erover stil moeten staan. Zal het de kerk zijn of iets heel anders, waar we samen stil kunnen staan bij wat ons overstijgt? Time will tell…

Foto Marie van Hasselt

Marie van Hasselt

Marie van Hasselt (1987) is ontwikkelingseconoom en werkt als freelancer in de kinderopvang. Daarnaast schrijft ze voor Holy Hub over …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.