Het verhaal begint meer dan honderd jaar geleden, in 1908. Koningin Wilhelmina brengt in dat jaar een bezoek aan het Oostenrijkse Mariënbad, een bekend kuuroord. De koningin is zeven jaar getrouwd met Prins Hendrik maar nog steeds is haar huwelijk kinderloos. En dat baart haar zorgen. Als er geen prins of prinses wordt geboren, hoe moet dat dan verder met de monarchie in Nederland? In Mariënbad hoort zij dat een bekende buitenlandse rabbijn zijn intrek heeft genomen in een van de hotels. Het zou een ‘wonderrabbi’ zijn, die bekendstaat om zijn zegeningen voor kinderloze echtparen.
De koningin besluit deze rabbijn te vragen haar te ontmoeten. Een gezamenlijk treffen wordt geregeld. De rabbijn spreekt zijn zegenwens uit en belooft de koningin dat zij een nakomeling zal krijgen! Hij citeert het Bijbelvers “Niet wijken zal de scepter van Juda en wetgevers van zijn nakomelingschap” (Genesis 49:10). Bij deze ontmoeting zijn ook enkele jonge volgelingen van de rabbijn aanwezig. Een jaar later, op 30 april 1909, wordt prinses Juliana geboren. Zoals met veel rondzingende verhalen lopen de meningen uiteen over het waarheidsgehalte van alle details van het verhaal. Maar dat is niet zo belangrijk.
In 1946 ontvangt koningin Wilhelmina een brief. Het is een verzoek van een rabbijn uit het buitenland om als ontheemde vluchteling, overlevende van de concentratiekampen, tot ons land toegelaten te mogen worden. In de brief stelt de rabbijn zich voor als een van die jonge volgelingen die er bij was toen die ‘wonderrabbijn’ Hare Majesteit in Mariënbad zegende, een jaar voordat prinses Juliana werd geboren.
Paraaf
Zoals gezegd, hoe het verhaal precies in elkaar zit, daar zijn de historici het niet over eens. Feit is dat de koningin haar paraaf op de brief zet en de brief doorstuurt naar de minister van justitie die toen over het toelaten van vluchteling ging. Als hoge uitzondering wordt de briefschrijver vanwege de paraaf van onze vorstin tot het naoorlogse Nederland toegelaten.
Overal waar het verhaal van het zegenen van de koningin, met als gevolg de voortzetting van het koningschap in ons land, werd verteld, werd in één adem koningin Wilhelmina geroemd om haar bijzondere welwillendheid om deze rabbijn het recht te geven naar Nederland te komen om zich hier te vestigen. Zelf kreeg ik het verhaal als kind al te horen. Ik voelde mij trots dat wij in dit mooie Nederland woonden waar zelfs de koningin zich inspande om Joodse vluchtelingen toe te laten. Pas later drong echter die andere waarheid tot mij door.
De koningin zette haar paraaf om één vluchteling toe te laten. Eén Joodse vluchteling in een jaar waarin allang de harde waarheid tot onze samenleving was doorgedrongen dat nog maar kort daarvoor meer dan 100.000 joodse burgers waren gedeporteerd en vermoord?
Ook na een hongerwinter, waarbij volgens de schattingen van het NIOD tussen de 20.000 tot 25.000 burgers waren omgekomen, moest aan de toelating van één buitenlandse vluchteling de handtekening van de koningin te pas komen.
Tot in de jaren vijftig, toen de kampen voor ‘Displaced Persons’, voormalige concentratiekampen waar nog steeds ontheemde kampoverlevenden woonden die nergens naar toe konden, werden gesloten, kwam er zo nu en dan een brief bij de koningin of bij een of ander ministerie terecht voor een asielaanvraag. Soms waren de brieven in het ‘Jiddisj’ geschreven, een taal die ook de koningin niet machtig was. Ik kan mij herinneren dat dan een Jiddisj sprekende inwoner vanuit de Joodse gemeenschap opgeroepen om onder ede wat vertaalwerk te doen. En soms was er dan maanden later ineens een nieuwe Joodse bezoeker in de synagoge.
100.000 Weggevoerde Joden, meer dan 20.000 omgekomenen van honger en ontbering in die laatste Oorlogswinter. Maar er zijn veel meer getallen Denk aan 2000 geëxecuteerden, 4400 omgekomen niet-joodse Nederlanders in straf- en concentratiekampen, 240 Sinti en Roma slachtoffers, 20.000 bombardement slachtoffers, 30.000 omgekomen dwangarbeiders vanuit Nederland in Duitsland te werk gesteld, 4000 gesneuvelde militairen, 1500 bemanningsleden van de koopvaardijschepen die niet terugkeerden. En dit is bij lange na niet de volledige lijst. Allemaal burgers van ons land die er na mei 1945 niet meer waren. Geen mens kan vervangen worden door een ander mens. Ieder menselijk wezen is uniek. Ook de omgekomen oorlog – en vervolgingsslachtoffer konden niet ‘vervangen’ worden door nieuwkomers.
Maar dat een koninklijke paraaf nodig is om één vluchteling toe te laten, terwijl enkele jaren daarvoor duizenden en duizenden inwoners niet meer terugkwamen na die bevrijding, geeft te denken. Ook 75 jaar geleden werd de mate van humaniteit rond het vluchtelingenbeleid niet bepaald door de ‘ruimte’ in ons land. Het draaide om niets anders dan de wens of de onwil om ‘die ander’ een plekje binnen onze samenleving te gunnen. En daar was ons eigen Nederland niet alléén zo krampachtig in. En nog steeds is dat zo.
De wereld verloor tijdens de Eerste Wereldoorlog ongeveer veertig miljoen inwoners. Met dit getal houden we nog geen rekening met de miljoenen slachtoffers van de Spaanse Griep, die mogelijk een direct gevolg was van die Eerste Wereldoorlog. En dan twintig jaar later tussen de zeventig tot 85 miljoen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Zoals gezegd, geen mens kan de plaats innemen van de medemens. Maar waarom dan toch de noodzakelijke paraaf van onze vorstin om één vluchteling binnen te laten? Wat voor mij ooit als kind een prachtig verhaal was, blijkt nu een anekdote te zijn die een duistere schaduw over onze samenleving werpt.
Vol = vol
Ongeveer een kwart eeuw geleden werd ik geïnterviewd door journalist Rex Brico van Elsevier. Dat was de tijd van ’Vol=Vol’. De heer Brico vroeg mij wat ik daar nou van vond. Mijn antwoord luidde “Ik stel voor om ergens in ons land, Flevoland, Friesland, het Westland of waar dan ook een stad te bouwen voor 100. 000 vluchtelingen. Qua ruimtegebrek in ons land zal niemand daar iets van merken”. De kritiek op die uitspraak was niet van de lucht en die stad is er nooit gekomen. Maar de ruimte is er nog steeds. En ook de onwil.
Nederland maakt zich op voor het vieren, al dan niet online, van 75 jaar bevrijding.
Er gaat gefeest worden. Maar weet u wat die bevrijding helemaal aan het einde van die oorlog ons land gekost heeft? Aan de kant van de geallieerden sneuvelden bij de bevrijding 13.000 militairen. Daarnaast vielen tijdens die bevrijding ook nog eens 23.000 burgerslachtoffers. De plaats van hen die met hun leven de zware prijs voor onze vrijheid hebben betaald, kunnen wij niet vervangen.
De ruimte die ons land, de landen om ons heen en die het Verenigd Europa heeft, moeten wij op zijn minst beschikbaar stellen voor die ontheemden, diegenen die op de vlucht zijn. Alleen dan heeft het vieren van 75 jaar bevrijding ook echt zin. Niet met een paraaf voor één van hen, maar met één paraaf voor hun allen.