Want terrorisme, kolonialisme, onderdrukking en genocide delen juist die dehumaniserende logica van ‘pro’ en ‘anti’ en van een monsterlijke vijand, die menselijkheid heeft kwijtgespeeld. Maar dehumanisering is een kwetsbaar verhaal dat voortdurend gevoed moet worden door een vijandsbeeld. En het kent een vrij overzichtelijk tegengif: humanisering.
Dat klinkt zacht, ja. En het is makkelijk om te denken dat raketten vragen om een net zo scherp salvo aan stellingnames. Deels is dat ook belangrijk. Maar daarnaast ligt een structurele taak: net zoals terroristen en genocidale regimes het verhaal van dehumanisering bouwen, kunnen wij dat van humanisering maken. Humanisering is dan niet zacht, maar een uiterst bezielde en politieke oefening in radicale gelijkwaardigheid. Humanisering is bovendien niet ‘neutraal,’ want wij zijn allemaal gevoed met een politiek geconstrueerd, ongelijkwaardig mensbeeld. En hier zouden we vaag kunnen blijven, maar humanisering verplicht ons dat niet te doen: de afgelopen decennia hebben machthebbers actief diegenen met de associatie ‘Arabier’ of ‘moslim’ afgeschilderd als minder mens. Als vijanden die ons iets afnemen – banen, waarden, vrouwenrechten, secularisme. Humanisering is een voortdurend verzet tégen verhalen van onvermijdelijk vijandschap en een activisme vóór verhalen van menselijkheid.
Daarom is het ook zo intens verdrietig dat zowel beschuldigingen van antisemitisme als islamofobie gebruikt worden om humanisering de mond te snoeren. Want zowel Israëliërs als Palestijnen (dus Joden en Arabieren, maar ook vele andere etnische en religieuze groepen in de regio) delen de ervaring van historische onderdrukking – en niet per se door elkaar. Het was in het zogenaamde ‘moderne’ Westen dat zowel het antisemitische als het islamofobe stereotype zo niet uitgevonden, dan wel gepopulariseerd werd. Dat juist in ons deel van de wereld het geweld indeelt in een pro- en anti-strijd, is daarom diep ironisch. In plaats van tussen twee volkeren (waar dat er eigenlijk veel meer zijn), moeten we een lijn trekken tussen degenen die dehumaniseren en degenen die humaniseren.
En daarom ligt onze specifieke taak, als Nederlandse burgers, bij het zien van het getroffen ziekenhuis in Gaza níet bij de vraag waar de raket vandaan kwam. Het ligt bij de vraag of we bereid zijn deze Palestijnse volwassenen en kinderen te beschouwen als gelijkwaardige medemensen, gevangen in een zeer ongelijke dehumaniserende machtsstrijd – niet alleen gevoerd door Hamas en het Israëlische regime, maar juist ook door leiders in de rest van de wereld. De feministische filosofe Judith Butler wijst ons op het belang van het ontmantelen van deze humaniserende patronen via het idee van ‘krachten van rouwen en geweld’ waarbij sommige levens wel en andere niet in aanmerking komen voor rouw – ook gekleurd door onze historische trauma’s.
Palestijnen en Israëliërs hebben namelijk een fundamenteel en wezenlijk recht met elkaar gemeen: zij hebben een thuisland nodig. Dit is voor altijd verbonden met onze historische verantwoordelijkheid, maar dit mag nooit leiden tot onvoorwaardelijke steun, tot het toelaten van collectieve afstraffing van een in het nauw gedreven burgerbevolking, tot het vergoelijken van welke vorm van terreur dan ook, of tot het repareren van de ene genocide door het legitimeren van een mogelijke volgende. Want daarmee ondermijnen we precies datgene dat we juist hadden moeten leren uit onze lange gedeelde geschiedenis van dehumanisering, die wij met zo veel moeite proberen te repareren.
Wij kunnen daar als burgers en universiteiten humanisering tegenover zetten. Het humaniseren van het Palestijnse volk dat zo stelselmatig is gedehumaniseerd is daarom een vorm van verzet. Die vorm van verzet heeft al eerder gewerkt. De Shoah kon gebeuren door een zorgvuldige dehumaniseringscampagne jegens het Joodse volk. Maar in de decennia daarna hebben we dit verhaal nog veel zorgvuldiger ontmanteld. Door onderwijs, door monumenten, door actief te humaniseren. Het is om die reden dat we op 7 oktober, gelukkig, vermoorde Joden konden zien als mensen om wiens levens we rouwen.
Diezelfde actieve inzet voor humanisering, ook helaas jegens het Joodse volk nog steeds tegengewerkt door diepgeworteld antisemitisme, verdienen de Palestijnen óók. Het vraagt ons allemaal op zoek naar te gaan naar de islamofobie en andere vijandsbeelden die wij hebben geïnternaliseerd.
Het is altijd de taak van een universiteit om studenten over humanisering en dehumanisering te onderwijzen. En in deze tijden, dragen wij daarbij de humaniserende verantwoordelijkheid ons ook uit te spreken over terrorisme en mogelijke genocide vanuit het mensbeeld dat we nastreven. Daarbij past geen stilte, maar wel een duidelijke boodschap, een veroordeling, het organiseren van een dialoog, waarin zware woorden en emoties niet worden geschuwd. Daarmee kies je geen partij – of het moet die van humanisering zijn.
Wie lacht er stilletjes terwijl wij elkaar dwingen pro en anti te zijn? Welk radicaal gelijkwaardige mensbeelden en politieke realiteit kunnen wij daartegenover zetten?
Niké Wentholt schreef dit stuk samen met Nicole Immler, Obiozo Ukpabi, Siri Driessen. De auteurs zijn betrokken bij het programma Dialogics of Justice aan de Universiteit voor Humanistiek. Een sterk verkorte versie van dit artikel verscheen in Trouw van 27 oktober 2023.