Vandaag de zesde brief van deze briefwisseling, geschreven door Hendro Munsterman (brief 1 hier, brief 2 hier, brief 3 hier, brief 4 hier, brief 5 hier).

Beste Hendro,

Wauw, die derde brief van je loog er niet om. Dat konden je volgers op facebook wel waarderen. Maar wie op het scherpst van de snede manoeuvreert en de discussie op scherp zet, moet zeker van zijn zaak zijn – zo voelde je je kennelijk – maar kan ook in zijn eigen mes vallen. Namelijk door te scherp aan de wind te zeilen door valse tegenstellingen op te voeren en/of de nuances uit het oog te verliezen.

Want hoe kom je er bij te concluderen of te suggereren dat er geen mogelijkheid is om positief en gezamenlijk de uitdagingen van het christelijk geloof in een geseculariseerde samenleving aan te gaan? En dat daarbinnen progressief ingestelde katholieken geen waardevolle inbreng zouden kunnen geven? Ik wil namelijk niets liever dan dat.

En hoe kom je er bij dat ik mij verschans in mijn eigen gelijk? Ik ga toch niet voor niets deze briefwisseling aan. Als voorzitter van Mariënburg beoog ik bruggen te bouwen. Ik verwijs met enige regelmaat naar Paus Franciscus en Mgr. De Korte, en citeerde verzoenende uitspraken van de laatste. In het septembernummer van het Mariënburg Magazine staat ‘Mariënburg en de-escalatie’ als kop boven een bijdrage van mijn hand. Ik probeer over en weer begrip te creëren. Het lijkt mij niet de rol van de voorzitter van een landelijke vereniging om plaatselijk bijbelgroepen, leesclubs of avondgebeden te beginnen.

Ik heb nergens gezegd wat of hoe ikzelf geloof – dat is helemaal tussen mij en God, daar gaan noch jij noch je facebook-‘vrienden’ over.  Ik heb slechts aangegeven dat ‘je’ heel verschillende godsbeelden en interpretaties kunt hebben. Ik heb alleen maar prikkelende vragen gesteld over onze ‘geloofswaarheden’, om aan te duiden hoe groot de verschillen binnen de kerk zijn, en volgens mij ook mogen en moeten zijn. En om aan te geven hoe op veel plaatsen kerksluitingen zijn aangegrepen om groepen gelovigen buiten te sluiten – gelovigen die een andere taal zoeken om hun geloof te verwoorden, los van de geijkte formuleringen uit vervlogen tijden, of die kunnen leven en willen vieren met een vrouwelijke voorganger. Dat is dus niet zeuren over ‘hopen stenen met een dak er op’, maar oprechte bekommernis om gelovigen die afgekeurd worden.

Behalve bruggen bouwen beschouw ik het ook als mijn rol om stem te geven aan al die gewone – in jouw ogen: gebrekkige – katholieken. Dat is ook niet staren naar wat ooit was – waarbij ‘ooit’ zowel staat voor het rijke roomsche leven van weleer als voor de recente jaren van confrontatie binnen de Nederlandse kerkprovincie. Want ik wil begrip kweken en bruggen bouwen – ook met jou, nu liefst met en via jou. Dat wil ik onder andere doen door vragen te stellen, prikkelende vragen – niet door mensen te diskwalificeren: juist niet. Maar wel doordenkers opvoeren om meer begrip te kweken. En dan roep ik Lucas 6:37-38 in herinnering: “Werp je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Veroordeel niet, dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken worden. (…) Want met de maat waarmee jullie meten, zul je gemeten worden.” [Geldt trouwens ook voor onze facebook-volgers!]

Aan de andere kant ontken ik natuurlijk niet dat ik tot de meer progressieve vleugel van de r.-k. kerk behoor – anders was ik ook geen voorzitter van Mariënburg geworden. Dat progressieve en tegendraadse kreeg ik vanzelf in de wereld waarin ik al zo lang vertoef: ik verkeer met technische wetenschappers en ingenieurs, met professoren en academici, ik doceerde letterlijk aan duizenden studenten in collegezaal en laboratorium, ik spreek en werk met buitenlandse onderzoekers die anders geloven, ik vergaderde met beleidsmakers en ontmoette zakelijke dienstverleners. In al die werelden wordt een andere taal gesproken dan in en door de Kerk, wordt zeer kritisch, onconventioneel en creatief gedacht en nagedacht, en overheerst mede daardoor scepsis over geloof en kerk. In die wereld is geloven en blijven geloven hondsmoeilijk geworden. Ik woonde in Amerika, in het conservatieve Texas, en werk momenteel in Ierland. Dus heb ik wel een beetje een idee waar je wel en niet mee aan kunt komen als je geloof en kerk meer de wereld in wilt brengen. Zo is discriminatie van de vrouw in de kerk (in het ambt) bijvoorbeeld echt niet meer van deze tijd. Een relevante vraag is of de wereld zich moet aanpassen aan de kerk, of de kerk aan de wereld. Ik denk toch echt het laatste. Als de kerk vasthoudt aan eeuwenoude opvattingen en dito formuleringen in oude taal en vergt dat iedereen die maar moet leren verstaan, dan gaat de kerk het niet redden. Dus ‘we’ moeten wel.

Ik was ook heel lang kerkorganist en koordirigent: mijn koorleden waren gewone Brabanders. Ook de kerkgangers waren gewone Brabanders. Niemand van hen geloofde in de hel. Ik maak mij sterk dat bijna niemand een goed beeld of een goed gevoel had bij ‘nedergedaald ter helle’, dat niemand dat echt of zelfs maar een beetje geloofde – al bad of zong ieder die geloofsbelijdenis dapper mee. Toch werd hen op een gegeven moment de toegang tot hun kerk ontzegd.

Afgelopen zomer waren mijn vrouw en ik in Bulgarije. Daar bezochten we veel kloosters. Veelvuldig was daar het tafereel te zien van het laatste oordeel: hoe duiveltjes met horentjes en staartjes de naakte dames van de gegoede burgerij voortdreven, de hel in, om uiteindelijk in de muil van een groot monster te verdwijnen. Dit mengsel van geloof en maatschappijkritiek vinden we ook in La Divina Comedia van de dichter Dante (die niet in het Latijn maar in het Florentijns schreef). Het Middeleeuwse beeld was immers dat binnen in de aarde, precies onder Jeruzalem, zich de hel bevindt: een trechtervormige put die stijl afloopt tot het middelpunt van de aarde, ontstaan toen God de opstandige engel Lucifer uit de hemel smeet. Das war einmal!

Toch word je geacht ‘nedergedaald ter helle’ in onze geloofsbelijdenis braaf mee te bidden of te zingen. Daar moet je het als gelovige maar mee doen. Neemt de kerk mij en mijn denken dan serieus? Denk je dat ik met zo’n beeldspraak aan kan komen bij de meeste van mijn wereldse beroepsgenoten en gesprekspartners? Kunnen wij geen betere formuleringen verzinnen? Kan de Kerk zich geen betere beeldspraak veroorloven? Rodin plaatste zijn beroemde beeld ‘De Denker’ (geïnspireerd door Dante) juist boven de Poort van de Hel – grappig toch? Geeft dit te denken? Ja, maar vast niet om te suggereren dat je verdoemd bent en naar de hel gaat als je nadenkt en kritisch bent!

Natuurlijk (!) bedoel ik met mijn scepsis over het bovenstaande voorbeeld, of over de andere voorbeelden in mijn vorige brief, niet te zeggen dat iedereen dan maar de oude godsbeelden of geloofszekerheden moet afzweren. Menigeen wil en kan leven met de voorgehouden en vertrouwde geloofswaarheden, hoeft daar niet over na te denken, wil in geloof daaraan groeien. Daar heb ik respect voor, in zekere zin zelfs bewondering. Ik wil van wiens twijfel dan ook zeker niet de ‘norm’ maken, zoals jij mij in de schoenen lijkt te willen schuiven. Ik wil niemand zijn zekerheden ontnemen. Wel wil ik ruimte voor wie twijfelt – bijvoorbeeld  over of Jezus letterlijk de Zoon van God was. Ik stelde slechts de vraag (!) of een vrijer godsbeeld niet ook zou kunnen, nl. dat “Jezus, een mens als wij, wel heel bijzonder een goddelijke roeping heeft verstaan en als het ware als zoon van God heeft voorgeleefd dat…”. Ik vroeg in het tweede deel van die zin of die vrijere interpretatie niet even goed tot waarlijk christelijk leven en geloven kan leiden. Ik heb geprobeerd zorgvuldig (maar vast gebrekkig) een vrijer godsbeeld te verwoorden. Nimmer had ik de intentie anderen daarmee te kwetsen.

Ook heb ik daarmee Jezus niet op een lijn met Martin Luther King gezet. Die laatste was dominee en had wel een droom, maar heeft zich (voor zo ver ik weet) nooit beroepen op een specifiek goddelijke roeping. Zo staat hij in ieder geval niet bekend. Dus stem ook ik van harte in met jouw Paulus-citaten over Jezus: Ikoon, beeld van de onzichtbare God. Maar daarmee is bovenstaande discussie niet gesloten, want veel van wat jij schrijft en van wat de Kerk leert is interpretatie. Ik stelde ook de vraag (door iedereen over het hoofd gezien?): “Met welk godsbeeld voel je je meer in de palm van Gods hand?” Die vraag zal en mag iedere gelovige anders en vooral voor zichzelf beantwoorden. Waarmee ik niemand zijn geloofszekerheid ontzeg of afneem. Ik schrijf nu voor de tweede keer: Wie zich geborgen weet, heeft hoe dan ook mijn zegen.

Ik pleit wel voor ruimte voor experimenten om nieuwe beelden te ontwikkelen over God en geloof. Nieuwe beelden die niet teruggrijpen op de Middeleeuwen toen alleen de adel en de gegoede burgerij kon lezen en kennis kon nemen van geschriften, want nu zijn er heel veel ontwikkelde en weldenkende mensen, en kennis en wetenschap hebben een ongekende vlucht genomen. Nieuwe beelden die niet teruggrijpen op goedbedoelde dogma’s (om eens een ander voorbeeld te noemen: de onfeilbaarheid van de paus) die soms ook meer op verblindende dwaallichten lijken. Nieuwe beelden en opvattingen die ook (nog) niet gelovige mensen gemakkelijker aanspreken omdat ze beter aansluiten op de hedendaagse ontwikkelingen. Waarom heeft de Kerk afstand genomen van de bevrijdingstheologie? Waarom zo’n barse standpunten in de moraaltheologie?

Zeker voor (nog) niet gelovige medemensen lijkt geloof toegankelijker en aantrekkelijker als meer de nadruk wordt gelegd op christelijk handelen dan op de katholieke leer. Waarmee ik trouwens wederom niet de waarde van contemplatie, bidden en het sacrale ontken – want voor ieder het zijne of hare. Volgens mij is geloof voor velen veel toegankelijker als de nadruk minder komt te liggen op eucharistievieringen en de kerkelijke doctrine, en meer op geloven op maandag: meer naastenliefde in de vorm van een warm welkom en leefruimte voor bijvoorbeeld homo’s en vluchtelingen, meer naastenliefde in de vorm van mantelzorg en armoedebestrijding hier en elders, meer initiatieven om ons milieu te ontzien en de opwarming van de aarde tegen te gaan (zie ook Laudate Si!). Daar krijg je volgens mij de handen wel degelijk voor op elkaar: van ouderen en jongeren, van gelovigen en (nog) niet-gelovigen. Ook diaconie is eucharistie, heb ik wel eens gehoord. Jezus kan en zal onze gids en ons voorbeeld zijn mits vertaald naar deze tijd. Vroeger liep die vertaling via de nonnen en broeders in ziekenhuizen en scholen, nu moeten gelovigen ‘t zelf doen. Geloven is een werkwoord. Om met Mgr. De Korte te spreken: “Een geloof zonder daden is letterlijk een dood geloof.” En ik citeer René Grotenhuis die gisteren in de Abdij van Berne de vraag stelde: “Wat doen wij er aan dat Hij ertoe doet?”

Waarom vangen wij elkaar trouwens op woorden over geloven op zondag, als alle dagen van de week onze wereld onder onze tekortkomingen bezwijkt, de aarde opwarmt, mensen geen fatsoenlijke dagelijkse maaltijd hebben? Wij weten toch hoe Jezus dacht over farizeeën en Schrift-geleerden, hoe deze hem poogden te betrappen op godslastering, en waar dat op uitliep. Hoe was het ook weer: als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal, toch? [Ook dit schoot mij zo maar te binnen toen ik sommige facebook-reacties las!]

Er is nog een tweede reden om minder nadruk te leggen op de zondagse eucharistieviering: van andersoortige vieringen kan evengoed inspiratie uitgaan om een waarlijk christelijk leven in bovenstaande zin te leiden, in navolging van Jezus Christus die blinden genas, ook op de sabbat, en die ons voorging terug naar Galilea. Nog maar weer een keer: Waar twee of drie in Mijn naam bijeen zijn, ben Ik in hun midden. Als wij Hem maar gedenken en het brood met elkaar delen, zoals Hij deed met zijn volgelingen die (slechts) als leerlingen aangeduid worden.  Een derde reden: Andersoortige vieringen zijn ook niet onderhevig aan de strikte regelgeving die weer het gevolg is van de behoefte steeds weer de oude geloofswaarheden te willen herhalen in een soort bezweringsritueel. Vraag is of die rituelen nog passen? Minder nadruk op de traditionele eucharistieviering kan daarmee de-escalerend en bevrijdend  werken, en kan vast ook meer wervend zijn. Soms is minder toch meer. Maar nogmaals: wie aan het traditionele hecht, heeft mijn zegen. In elk huis is zowel een zondagse kamer of een zithoek als een huiskamer, een werkkamer, een keuken en soms een bijkeuken.

Daarom begrijp ik niet waarom er eerst meer kerkgebouwen dicht zouden moeten om tot een hernieuwde bloei van ons geloof te komen. In menige (gefuseerde) parochie worden initiatieven ontplooid conform jouw opwekking “Start een wekelijks avondgebed in de buurt in een zaaltje”. Maar als het niet om een eucharistieviering gaat, geeft de pastoor veelal niet thuis. Dat wordt als droevig ervaren. En wat doe je dan? In alle bisdommen leiden meerdere kleinere en grotere gemeenschappen een behoorlijk bloeiend bestaan, wel vaak zonder bisschoppelijke goedkeuring. Is God soms verhuisd, denk ik dan, van de institutionele kerk naar basisgemeenten? Dus de door jou gesuggereerde initiatieven zijn er wel degelijk al. Daar is Mariënburg, of deze voorzitter, helemaal niet voor nodig, al kan Mariënburg ook hier proberen verbindend te zijn.

Tot op heden is er in onze briefwisseling nog wel een heel belangrijk aspect goeddeels buiten beschouwing gebleven: de veelheid van morele en ethische kwesties waarover in de wereld steeds vrijer wordt gedacht, en de vragen of geloof en Kerk hier de wereld iets te bieden hebben en of de wereld hierop nog zit te wachten. Ik neem mij voor in mijn volgende brief aan je hierop nader in te gaan, als je je daarin kunt vinden.

Wellicht is het goed om deze lange brief te eindigen met een paar citaten. Allereerst een van Mgr. Van Looij, de bisschop van Gent die van de Paus nog niet zijn mijter aan de kapstok hoeft te hangen, ook al is hij 75. Van Looij zei bij de presentatie van de recente pauselijke exhortatie ‘Amoris laetitia’ in België: “De Kerk moet er alles aan doen om mensen, in welke situatie ze zich ook bevinden, deel uit te laten maken van de gemeenschap. Dat keert als een refrein weer.”  Gisteren heeft Paula Stassen, een van de auteurs van het nieuwe boek ‘God is verhuisd’, aan de 150 gasten van de Abdij van Berne een advies meegegeven: Vraag je aan het einde van elke dag af of je die dag aan de kant van de oplossing bent gaan staan en of je hoop en bemoediging hebt gebracht.

Laten ook wij elkaar dus niet de tent uitvechten, maar gezamenlijk de weg van Jezus Christus gaan, de wereld in, onder de hoede van de Allerhoogste.

Met broederlijke groet,

Harrie van den Akker

Brief 1 hier, brief 2 hier, brief 3 hier, brief 4 hier, brief 5 hier.

Harrie van den Akker

Voorzitter van Mariënburg
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.