In haar stuk heeft Westerduin het over “dekoloniale liefde”: een liefde die naar aanraking en ontdekking verlangt, maar ook woede in zich bergt. Een reactie op Westerduins stuk was er ook, door Rachel Reedijk en Harry Polak, lang actief, van joodse zijde, in de interreligieuze dialoog met moslims.

Zij werpen haar precies het gebruik van de term “woede” voor de voeten. Zo stellen zij bijvoorbeeld “woede” op één lijn met het gebruik van geweld, terwijl Westerduin het in haar stuk over het gebruik van geweld niet heeft, en haarfijn uitlegt wat die woede in de interreligieuze dialoog behelst. Reedijk en Polak openen met het in stelling brengen van hun stroman, en zo gaat het voort: “Door problemen te framen in termen van kolonisatie en witte suprematie, kiest men voor een heilloze confrontatiestrategie.”

De staat Israël

Een deel van Reedijks en Polaks achtergrond delend, vermoed ik wat de diepere lagen zouden kunnen zijn van hun reactie op Westerduins. En laat ik mijn kaarten maar direct op tafel leggen: ik ben van mening dat een dialoog tussen joden en moslims niet kan plaatsvinden zonder dat “de staat Israel” ook onderwerp is van die dialoog. Niet in de zin van de wenselijkheid of onwenselijkheid van het bestaan ervan, maar als vertrekpunt voor een exploratie van wat het bestaan van die staat joden en moslims heeft gekost, in Israel/Palestina en in de diaspora, als het gaat om onderlinge betrekkingen en een goede verstandhouding.

Het centraal stellen van de Europees-joodse ervaring als maatgevend voor “de” ervaring van joden met moslims en de islam, israëliseert de onderlinge verhoudingen en schaadt een werkelijk gesprek tussen joden en moslims, waarin juist die dekoloniale liefde, met zijn woede, een gunstige factor zou kunnen zijn.

Reedijk en Polak schrijven:

De Joodse gemeenschap is bekend met de aanvechting om in een slachtofferrol te kruipen, maar zij wist na de verschrikkingen van de Shoah ook een bijkans onvoorstelbare veerkracht op te brengen.

Rachel Reedijk, Harry Polak

Dit is een onschuldig klinkende zin, die (in ieder geval voor mij als joodse lezer) het feit van de stichting van de staat Israël in zich bergt. Westerduin stelt dat in de interreligieuze dialoog het gesprek te vaak blijft steken bij religie, en niet toekomt aan onderwerpen die te maken hebben met politiek, onderdrukking en marginalisering.

Daar tegenover concluderen Reedijk en Polak, op grond van “eigen onderzoek”, dat juist religieuze onderwerpen worden vermeden, uit angst om het prille interreligieuze contact te beschadigen en te belasten. Ik zou willen stellen, dat in de dialoog tussen joden en moslims juist het bestaan van Israël en van het vermeende joodse recht op een “terugkeer” naar Israël, de olifant in de kamer is.

Hoe zit het met Joodse minderheden?

“De Joodse inburgering begon vier eeuwen geleden, maar Joden vormen tegenwoordig een minderheid onder de minderheden.” Het is iets dat ik ooit Bob Levisson, z.l., ook hoorde zeggen: “Wij (joden) zijn de oudste allochtonen in Nederland, en daarom goed geplaatst om daarover met de allochtonen van nu in gesprek te gaan.”

Het verwijt aan Westerduin is dat zij de slachtofferkaart “bespeelt” (sic). Wellicht vanuit de gedachte dat joden (de “langstzittende allochtonen van Nederland”) in dit soort gevallen de slachtofferkaart nooit nodig hadden. Het doet me denken aan de controverse die nu al wekenlang figureert op joodse en Israëlische opinieblogs, namelijk die over de vermeende etniciteit, of het gebrek daaraan, van Gal Gadot.

Gal Gadot is momenteel te zien als Wonder Woman, in de gelijknamige film. Hoewel wordt erkend dat Wonder Woman een stap voorwaarts is voor de representatie van vrouwen in en door Hollywood films, wordt er door anti-racisme activisten op gewezen dat people of color nagenoeg ontbreken in de casting van de film. Gal Gadot is een Ashkenazische (europees-joodse) Israëlische actrice, maar nu wordt gesteld dat zij, louter vanwege haar Israelische nationaliteit, een “person of color” is, want joods.

“Ashkenazische joden, inclusief Gal Gadot, zijn “people of color”,” stelt Dani Ishai Behan. Evenals Reedijk en Polak, die “de bevrijdingstheologie” als “gewelddadig” zien, ziet hij “the antiracist left” als vijandig ten opzichte van “Jews (particularly Ashkenazim aka Jews who wound up in Central and Eastern Europe as a result of colonialism) identifying as Middle Eastern, as a people of color, or even as a minority at all.”

De nexus van zijn redenering is wat mij betreft dit: “this knowledge (of jews as not ethnically European) only became obscured with the concomitant rise of anti-Zionist ideology, which rests on denying Jewish indigeneity to the Middle East and, by extension, our right to be there at all (at least as something other than “inferior dhimmi”).”

Het is duidelijk dat Behan het hier alleen over Ashkenazische joden heeft. Niet over mizrachi of arabische joden die al inheems wáren in het Midden Oosten. Parallel hieraan is in Nederland de joodse dialoog met moslims doorgaans een Ashkenazisch-joodse aangelegenheid voor de middenklasse.

Dit betekent onder andere dat een dialoog tussen moslims en joden bij voorbaat wordt ingericht om een confrontatie op dit punt uit de weg te gaan, ten gerieve van vooral de joodse gesprekspartners. Toch is het hier, om in het schema van Matthea Westerduins stuk te blijven, waar de woede zich bevindt, en daarmee de dekoloniale liefde. Europese joden zijn geconditioneerd om woede vooral te vinden en te uiten met betrekking tot de shoah en de gevolgen daarvan, inclusief angst over dreiging van antisemitisme nu. Woede jegens hen die Israel “delegitimeren” maakt hiervan deel uit. Daar waar moslims het koloniale karakter van het zionisme en de gevolgen die dat heeft in de regio, aan de orde zouden kunnen stellen, stopt de joodse bijdrage aan de dialoog.

Thuis bij de vijand

Treffende voorbeelden van hoe dit in de praktijk gaat geeft Natascha van Weezel in haar boek Thuis bij de Vijand.” Eén passage trof mij in het bijzonder, namelijk die, waarin zij voorlichting over jodendom geeft, in een synagoge, waarschijnlijk die van de LJG in Amsterdam, aan islamitische scholieren en daar wordt geconfronteerd met een jongen die haar verwijt dat joden aan de piemel van baby’s zuigen. Deze scholier heeft een YouTube filmpje bekeken waarin dat te zien was.

Voor de goed ingevoerde orthodoxe jood is duidelijk dat het hier gaat om “metzitzah b’peh”, iets dat in zeer Torah-getrouwe kringen met de mond wordt gedaan. Deze praktijk wordt, in het huidige extremistische klimaat van Torah-getrouwheid, te vuur en te zwaard verdedigd en in stand gehouden. De stad New York probeert deze praktijk nu te verbieden, omdat er als gevolg hiervan een aantal ernstige herpes besmettingen is geweest. Van Weezel, niet van orthodoxe huize en onbekend met het gebruik, meent dat de scholier zijn verhaal heeft verzonnen op grond van een antisemitisch YouTube filmpje. Niet beseffende dat het hier wel degelijk over een bestaande joodse praktijk gaat. Het is kenmerkend voor de joodse deelname aan een dialoog met moslims.

Noch op het gebied van religie en religieuze gebruiken, noch op het gebied van politiek en maatschappelijke kwesties leidt zoiets tot werkelijk contact. Ik ben van mening dat de verantwoordelijkheid daarvoor voornamelijk bij joden ligt, die de door Westerduin beschreven “woede” niet in de dialoog wensen of durven toe te laten uit angst voor “delegitimering van Israël” en “antisemitisme”. Zij voeren een dialoog met moslims op hun, joodse, voorwaarden. Ook Reedijk en Polak geven van dit verschijnsel blijk.

Voorwaardelijke dialoog

Ook Reedijk en Polak geven van dit verschijnsel blijk. Zo stellen zij:

Aan “gevestigden” mag gevraagd worden om in alle eerlijkheid eeuwenoude stereotypen onder ogen te zien. Van de nieuwkomer mag verwacht worden dat hij op enig moment volwassen [nadruk, MM] wordt. Interreligieuze dialoog is niet gebaat bij apologetiek. Niet nog meer woede, maar een krachtig zelfbewustzijn en het samen nemen van verantwoordelijkheid zullen de dialoog een nieuwe impuls moeten geven.

Rachel Reedijk, Harry Polak

Heel treffend: de ‘gevestigde’ als ‘volwassene,’ de ‘nieuwkomer’ als ‘kind’, dat moet worden opgevoed tot ‘krachtig zelfbewustzijn’.

Naar mijn mening is in deze tijd een valide dialoog tussen joden en moslims van eminent belang. Juist daar waar het de wig betreft die het loutere bestaan van de staat Israël heeft gedreven tussen joden en moslims wereldwijd. Alleen het nadrukkelijk toelaten van woede in zo’n dialoog, over de onrechtvaardigheid, ongelijkheid, onderdrukking en racistische stereotypering die “Israël” betekent voor de beide partners in die relatie, zal werkelijk contact mogelijk maken. Hoe moeilijk en oncomfortabel dat voor joden ook moge zijn.

Menachem Mendel

Menachem Mendel

Historicus

Menachem Mendel (1963) is kunstenaar en werd opgeleid als koloniaal historicus. In 2016 was hij vrijwilliger op het reddingsschip Golfo …
Profiel-pagina
Al 13 reacties — praat mee.