Een jaar geleden had ik voor mezelf nog volmondig ‘nee’ geantwoord op die vraag. En het oprecht gelooft. Immers, al sinds ik kind was werd ik enorm verdrietig van racisme. Ik herinner me hoe buurtgenoten reageerden toen er een asielzoekersopvang zou komen in onze wijk. Een van hen zei: “Als ik ook maar één zwarte met z’n kop boven mijn schutting uit zie komen, schiet ik hem neer”. Ik was acht en voelde me als door de bliksem getroffen. Waar kwam dat nou vandaan? Als tiener en twintiger raakte ik hevig van slag door films en boeken over rassenhaat. Tijdens mijn studies schreef ik over Apartheid en racisme in Amerika. In mijn vorige baan genoot ik van de samenwerking met onze partners uit India, Oeganda en Indonesië. Bovendien ben ik altijd bevriend geweest met mensen van allerlei rassen en ook mijn verloofde heeft een andere kleur dan ik. Dus, nee, ik had niet het idee dat ik een racist was. Hoe kwam het dan dat in november 2013 Metro mijn ingezonden brief plaatste met de titel ‘Help! Ik ben een racist!’?

Reflectie

In de zomer daarvoor las ik steeds vaker tweets en blogs van anti-racisme denkers. Die waren soms heftig en ik voelde mij aangevallen. Hoewel ik er grote moeite mee had en mijn reactie soms defensief was, bleef ik ze lezen. Ze zetten me aan het denken. Toen laaide in oktober de discussie over Zwarte Piet op. Voor het eerst luisterde ik naar de bezwaren en zag ik de pijn. Ik kon het fenomeen niet langer als onschuldig zien. Tegelijkertijd besefte ik dat als ik dit niet eerder had gezien (of willen zien) ik ongetwijfeld meer gemist had. Reden voor meer zelfonderzoek dus. Anti-racisme schrijvers en activisten hebben daartoe flink wat materiaal geboden. Dat was pijnlijk en mooi, maar ik wilde een te eenzijdig beeld voorkomen. Ik probeerde met niet-activisten het gesprek aan te gaan over wat wel en niet racistisch is, hoe we het kunnen herkennen, erkennen en hoe we er vanaf komen. Maar in die tijd was het debat zo heftig, er bleek weinig ruimte voor zo’n gezamenlijke reflectie.

Wat is racisme?

Vandaar mijn ingezonden brief. “Jij? Jij bent toch geen racist?” reageerde een vriendin verbaasd. Ik wist het niet zeker. Aan de ene kant had ik veel bewijs gevonden om me te laten geloven dat Nederland doordrenkt is van racisme, aan de andere kant was er de stellige overtuiging van velen dat het totale onzin is. Vaak hoorde ik het argument (aan beide zijden) dat racisme aangeboren is. Daarom vroeg ik de lezers van Metro: hoe zijn jullie van je racisme afgekomen? Hoewel het ironisch bedoeld was, bleef mijn vraag overeind: hoe bepaal je of je racist bent? Of beter: of je racistisch bent (zoals je beter het adjectief homoseksueel kunt gebruiken dan het substantief homo). En als je dat kunt bepalen, hoe kun je er vanaf komen? Onder deze oprechte vraag ligt een andere verscholen: wat valt er onder racisme? Wat voor de één een feit is waar je niet omheen kunt, is voor de ander een gevoel dat je weg kunt wuiven. Aannemelijk is dat er nooit een objectief apparaatje komt dat een nauwkeurige meting geeft met de uitslag ‘racistisch’ of ‘niet racistisch’. Daarnaast zijn er verschillende werkelijkheden die allen iets zeggen over het verschijnsel en voeding geven aan het maatschappelijk debat. Hoewel ze soms zo gepresenteerd worden, zijn ze op zichzelf nooit de ultieme scheidsrechter in dat debat. Ik zal er drie in het kort bespreken.

Wetenschappelijke werkelijkheid

Ten eerste is er het domein van wetenschappelijke onderzoeken. Onlangs vergeleek ik het racismedebat met het klimaatdebat. Omdat ik klimaatverandering niet zelf kan constateren, moet ik uitgaan van wat onderzoeken me vertellen. Zo moet ik ook wetenschappelijke onderzoeken naar racisme serieus nemen. Natuurlijk kan ik wel evidente vormen van racisme herkennen, maar dat zegt niet zoveel over de diepere patronen van racisme. Daar heb je experts voor nodig. Dat het nog niet zo gemakkelijk is om zo’n expert te worden, blijkt uit ondermeer uit mijn recente interview met Philomena Essed en Isabel HovingBovendien, zelfs met voldoende data in de hand heb je, net zoals in het (politieke) debat over klimaatverandering, niet altijd genoeg om anderen te overtuigen passende maatregelen te nemen. Zo werkt het ook niet om in het racismedebat alleen maar te zeggen: “Het is zo, punt”. Hoezeer je ook gelijk hebt, het is onvoldoende. Het is een te rationele benadering van een emotioneel gesprek. Wetenschap geeft niet altijd het eindoordeel in een maatschappelijk debat.

Juridische werkelijkheid

Een aanvullend domein waar uitspraken worden gedaan over wat racisme is, is het wettelijke domein. Maar met haar diverse, soms tegenstrijdige (inter)nationale jurisprudentie is ook dit domein niet altijd even verhelderend voor wat als racistisch aangemerkt kan worden. Bovendien is het eenvoudig om door de juridische terminologie tot verkeerde conclusies te komen in het maatschappelijk debat. Een recent voorbeeld is de zaak rondom de intocht van Sinterklaas in Amsterdam. De burgemeester van Amsterdam moet zijn besluit voor de vergunning van de intocht van Sinterklaas opnieuw nemen, rekening houdend met het beledigende en discriminerende karakter van het fenomeen Zwarte Piet, zo oordeelde de rechtbank op basis van Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Tegelijkertijd wees de rechter de claim af dat Zwarte Piet in strijd is met Artikel 1 van de Nederlandse grondwet. Zo gaf de rechtbank zowel voor- als tegenstanders van Zwarte Piet ammunitie om de eigen zaak te verdedigen in het publieke debat. Media gebruikten verschillende koppen om het nieuws te verkondigen. De een had het over Zwarte Piet als stereotypering, de ander sprak erover als kwetsend, en weer een ander als racistisch. Dus hoewel de zaak niet over racisme an sich ging, maakte dat voor het debat niet veel uit. Kortom, ook juridische uitspraken bieden niet altijd de gewenste helderheid in het maatschappelijk debat.

Sociale werkelijkheid

Dan heb je het sociale domein. Daar waar racisme dagelijks ervaren wordt. Daar waar je wordt afgewezen om je afkomst, uitgescholden om je huidskleur, belachelijk gemaakt wordt om je haar of ogen. Waar ligt de grens tussen de harde grappen die we over elkaar en anderen maken en racistische bejegening (denk bijvoorbeeld aan Gordon, Wendy van Dijk of Pierre van Hooijdonk)? Wat kan wel in een vriendengroep (of toch niet) maar niet op tv of online? Die grenzen zijn vaak niet duidelijk, behalve voor diegenen die er de dupe van worden. Maar je loopt al gauw het risico voor zeikerd of humorloos uitgemaakt te worden als je er wat van zegt. Ik kan het weten, ik was ook zo’n type die vond dat alles maar gezegd kan worden, onder het mom van (zelf)spot. Nu niet meer. Zo zijn er wel meer dingen die ik heb geleerd dit afgelopen jaar. En nog kan ik niet altijd invoelen of beredeneren wat wel en niet fout is. Het maakt het niet gemakkelijker wanneer niet-witte mensen het oneens zijn met elkaar over wat wel en niet kan. Laatst was er nog ophef over Adjiedj Bakas die sprak over ‘klaagnegers’ en zelf werd betiteld als ‘huisneger’. En waarom zijn er wel bezwaren tegen de Efteling-attractie Monsieur Cannibale, maar niet tegen de Fata Morgana of Carnaval Festival? Ze presenteren toch allen karikaturen? Als witte man voel ik me deels afhankelijk van wat niet-witte mensen me duidelijk maken.

Verkenning

Dus, wanneer doe of zeg je iets racistisch? Wanneer ben je racisme-vrij? Geen van de domeinen biedt dus het ultieme antwoord dat ons allemaal onder één noemer krijgt. Wat is nu geklaag en wat is een reële aanklacht? Ik heb wel ideeën, maar zie mezelf niet als de rechter met het ultieme oordeel. Het zou me dan ook een lief ding waard zijn wanneer we nuchter en gezamenlijk deze vraag verkennen. Niet met als doel tot één unaniem antwoord te komen, maar om een gezamenlijke taal en toon over racisme in Nederland te vormen. En om de kluwen van juridische, wetenschappelijke en sociale werkelijkheden uit elkaar te trekken. Wat ik zoek zijn dus racisme-verkenners in plaats van activisten en ontkenners. Zij zitten hier waarschijnlijk niet op te wachten. Activisten zullen zeggen: wij weten precies wat racisme is en daar hoeven we niet verder over  te discussiëren. Ontkenners zullen het idee politiek correct gezwam noemen. Dus is er sprake van tweerichtingsverkeer op een eenbaansweg en ik ben het zat om steeds naar die eeuwig herhalende botsing te kijken. We moeten dus een nieuwe weg inslaan, een leerproces met gedeelde taal en gevoel creëren. Ik zie dat als antivirus voor wat De Ruiter (met Primo Levi) het ‘virus van vreemdelingenhaat’ noemt.

Een gezamenlijke compositie

Het leerproces vereist dat geen van de deelnemers instapt met een vooraf beoogde uitkomst. Het gaat er niet om je gelijk te halen, maar om goede en gedegen voorzetten te doen die gezamenlijk besproken en beoordeeld worden. Deze voorzetten kunnen praktische voorbeelden zijn, maar ook meer abstracte structuren en processen. Is iets racistisch? Kom maar met je onderbouwing. Is iets niet racistisch? Maak dan glashelder waarom dat zo is. Maar vooral: luister naar elkaar en kijk samen met een open blik naar ervaringen, bewijzen en waarderingen. De kenner herkent hierin mijn interpretatie van het compositionisme van Bruno Latour. Om in muzikale termen te spreken: van deelnemers wordt gevraagd om een gezamenlijk stuk te componeren, waarin diverse stemmen op elkaar worden afgestemd en valse noten worden vermeden. De compositie zal nog altijd bombastisch en gevarieerd zijn, maar het is wel een stuk waarin verschillende stemmen een afgewogen plek krijgen. Dat betekent een alternatief voor de kakofonie die het racismedebat nu typeert. De compositie zal niet snel ‘af’ zijn, maar dat is ook niet het doel. We krijgen misschien geen unaniem antwoord op de stelling van Verene Shepherd, maar het gaat in dit geval meer om het componeren dan om het komen tot een slotakkoord.

B Mijland bw

Bart Mijland

Humanist

Bart Mijland is de Groen & Kleurrijke Humanist en houdt zich bezig met vraagstukken rondom duurzaamheid, diversiteit en inclusie. …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.

Advertentie

Kloostercast