New York, 7 mei 2015
Beste Dino,
In 1997 was ik als COC-lid aanwezig bij een landelijke federatievergadering. Dat was toen de plek waar voor een bepaalde periode voor de koers van het COC beleidsprioriteiten verzameld werden. We zaten met zo’n 70 mensen in de Theaterzaal van COC Amsterdam, waar het de hele dag licht naar bier rook, en toen ook nog, naar sigaretten. Op wiebelige stoeltjes dachten we na over de toekomst van de emancipatie van lesbo’s en homo’s. Het is voor mij een gedenkwaardige bijeenkomst geworden, omdat daar voor het eerst homoseksuele en lesbische moslims expliciet als object van emancipatoire aandacht werden genoemd. Het is nog geen twintig jaar geleden, tamelijk onvoorstelbaar, als je je bedenkt wat er inmiddels allemaal is gebeurd voor en met genoemde doelgroep.
Onder de eerste initiatieven die van de grond kwamen, waren de Stichting Yoesuf, geleid door Omar Nahas, een openlijk homoseksuele moslim uit Damascus, Syrië. Hij publiceerde een eerste boekje over homoseksualiteit en islam. En na de nogal onhandige uitspraken van de Rotterdamse imam El Moumni (‘Homo’s zijn nog minder dan varkens’) kwam in 2001 De Dialoog op gang, gestart door Tania Barkhuis, toen medewerker van COC Nederland. Daarin kwamen organisaties van allerlei slag samen rond het onderwerp ‘Religie, homoseksualiteit en ethiek’. Gunstig bijeffect voor de christelijke LHBT-beweging was dat het onderwerp ‘religie’ weer op de agenda verscheen, een – logischerwijs – toch wat vermeden thema in die dagen.
Het duurde niet lang of er kwamen allerlei verschillen van inzicht aan de oppervlakte rond de inzet en de aanpak van de emancipatie van lesbo’s en homo’s met een islamitische of Arabische achtergrond. Een van de springende punten was en is nog altijd, denk ik, het thema ‘Zichtbaarheid’. In de Nederlandse/Westerse visie op emancipatie is zichtbaarheid een bijna logisch instrument, waar – in ieder geval eerder – nauwelijks over nagedacht werd. Bijdragen aan een betere positie van LHBT’ers is naar buiten treden, jezelf laten zien. Immers, als veel mensen in hun eigen omgeving een lesbische vrouw of een homoseksuele man zien en meemaken, dan zal de ervaringskennis en dus ook de sympathie toenemen. Immers, LHBT’ers blijken dan ook ‘gewone mensen’ te zijn, of om het met de woorden van Theo&Thea in een van hun tv-avonturen en door mij als COC-voorlichter gebruikte materialen te zeggen: “Zij moeten de kattenbak ook schoonmaken tussen de seks door.” En eigenlijk kan ik mij hier ook wel in vinden.
Zelfs theologisch vind ik zichtbaarheid een zinvol concept, nog voorbij het emancipatoire karakter van deze term. De zichtbare aanwezigheid van LHBT’ers draagt bij aan de rijkdom van de kerkelijke gemeente, sterker nog: zonder hen is het lichaam van de gemeente (1 Korintiers 12) niet compleet. Het oor moet dus weet willen hebben van het oog, en de hand van de voet. Anders kan het lichaam, de gemeente, de mens niet naar behoren functioneren. Doen alsof het oog er niet is of eigenlijk geen oog is, heeft dus geen zin of is zelfs schadelijk. Het is in ieder geval niet echt, of, stelliger: het is hypocriet. Dat zeggen we dan tenminste nogal snel. Te snel?
Van lesbische en homoseksuele moslims heb ik geleerd of althans, ik ben nog altijd bezig het te doorgronden, dat voor hun emancipatie (als zij daarover al zo willen spreken) zichtbaarheid helemaal niet zo’n voor de hand liggend instrument is. Het spoort al helemaal niet met de collectief begrepen identiteit van mensen met een Arabische achtergrond. Zichtbaarheid is bijna exclusief verbonden met individualiteit en dat is typisch Westers. En toch, ik vind het heel moeilijk zo niet onmogelijk daar omheen te denken of te bedenken wat dan een juiste strategie zou zijn. Ik erger me soms zelfs een beetje aan de moslimmannen die ik weleens ontmoet en voor wie zonneklaar is dat ze homo zijn, maar die een huwelijk met een vrouw toch niet uit de weg zouden gaan. Voor mij is zoiets onbestaanbaar.
Dino, wat vind jij hier nou van? Neig ik in mijn emancipatiestreven naar cultuurimperialisme of zijn mijn vragen terecht? Zichtbaarheid als instrument nummer 1, altijd, of kan/moet het ook anders?
Zo. Ik ga nu eerst van New York genieten. Volgende week lees ik graag jouw antwoord.
Hartelijke groet,
Wielie Elhorst
Succes mannen met deze briefwisseling. De eerste brief is veelbelovend.
Nou, Wielie, ik weet niet hoe het met Dino Suhonic zit, maar mijn neokolonialisme-radar gaat hier wel van loeien, ja. Voor een website die naar een ‘nieuw wij’ toe wil, gaat het hier toch wel erg over een ‘oud wij’ dat zich afvraagt: “wanneer gaan ‘zij’ nou eens net zo doen als ‘wij’, want ‘zij’ moeten toch ook inzien dat wat ‘zij’ nu doen veel niet goed voor hen is en ook minder goed werkt dan hoe ‘wij’ het doen. Of niet dan?” Ik weet niet hoor. Het lijkt wel de ‘white man’s burden’ nieuwe stijl; de ‘white lgbt burden’ of zoiets. No offense! Je bent heel erg begaan en persoonlijk betrokken. Dat snap ik heel goed en ik snap ook je frustratie. Maar zoals je het nu stelt, loop je volgens mij het risico dat je te veel van jezelf uitgaat in plaats van je echt open te stellen voor de ander. Je lijkt meer te vragen om bevestiging van jouw blik, dan om een inkijkje in de ander. (Berepoot)