In ons hoofdstuk hebben we ons geconcentreerd op wat de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills ooit heeft aangeduid als The power elite (1956). Dat wil zeggen: de mensen die aan de touwtjes trekken in de politiek, het bestuur en de economie, omdat ze belangrijke institutionele posities bekleden. Het gaat om mensen met topfuncties in het openbaar bestuur en captains of industry.

Dat sluit aan bij de opvatting van de bevolking, zoals blijkt uit een enquête die speciaal voor dit SCR is gehouden onder de Nederlandse bevolking. Bij ‘elite’ denken Nederlanders vooral aan de economische, de politiek-bestuurlijke en de wetenschappelijke top, en daarnaast aan de adel. Topsporters bijvoorbeeld, of toonaangevende mensen in de sfeer van cultuur en de media, rekenen ze er doorgaans niet toe. Hoe men verder ook over de elite denkt, haar rol wordt niet onderschat. Van de Nederlanders die vinden dat het met ons land de verkeerde kant op gaat (65%), vindt 85% dat de elite daarvoor verantwoordelijk is. Anderzijds schrijft ook driekwart van hen die juist optimistisch zijn over Nederland (35%) de vooruitgang aan de elite toe.

De politiek-bestuurlijke en economisch elite telt naar verhouding veel autochtone mannen van 50 jaar of ouder met een academische opleiding die vooral woonachtig zijn in de Randstad (en dan vooral de vier grote steden, Wassenaar, Aerdenhout en het Gooi). Voor een hoge politiek-bestuurlijke functie komt daar bij dat je doorgaans lid moet zijn van een politieke partij die bestuursverantwoordelijkheid heeft gedragen; bij de economische elite is de adel duidelijk oververtegenwoordigd. Dit alles zal niet als een verrassing komen. Toch is het bepaald niet zo dat maatschappelijke veranderingen aan de elite voorbij gaan.

Deel uitmaken van een traditioneel old boys netwerk bijvoorbeeld, helpt als je tot de economische elite wilt doordringen, maar dat netwerk lijkt wel aan het verzwakken te zijn. Onder andere doordat er steeds vaker via headhunters wordt gezocht naar externe en buitenlandse kandidaten en doordat het aandeel vrouwen in raden van commissarissen en raden van bestuur groeit (het gaat daarbij trouwens in de helft van de gevallen om nieuwe topvrouwen uit het buitenland). Ook de invloed van studentendisputen neemt af: ze zijn minder elitair geworden (hbo’ers en vrouwen treden eveneens toe) en in de nieuwe sectoren van de economie – zoals internetbedrijven – doen die disputen er nauwelijks toe.

De elite vertoont tekenen van meer openheid, ze is meritocratischer geworden – dat vinden althans de door ons geïnterviewde experts. Langdurig disfunctioneren is volgens hen moeilijker geworden. De media spelen daar zeker een rol in; de pers zit tegenwoordig veel dichter op de elite. Vergelijk bijvoorbeeld de wijze waarop PowNed politici ondervraagt met de wijze waarop dat ten tijde van bijvoorbeeld Joseph Luns gebeurde. En vergeet de invloed van de social media niet: berichten van schandalen verspreiden zich veel sneller en breder dan vroeger onder de bevolking. Van hun kant zijn ook de burgers kritischer en assertiever geworden.

Tot op zekere hoogte maken deze dingen deel uit van een bredere ontwikkeling die je informalisering zou kunnen noemen. De omgangsvormen zijn veranderd, ze zijn veel minder hiërarchisch geworden. Tegenwoordig moet een politicus ‘benaderbaar’ zijn; eigenlijk moet het iemand zijn waarmee je wel eens een avondje bij zou willen praten. Maar die trend naar informelere omgangsvormen zie je niet alleen in de politiek. Kinderen tutoyeren hun ouders, een onderwijzer heet meester Kees, je baas is vooral een aanstuurder van je activiteiten en in de kerk is de dominee meer een organisator en manusje van alles geworden dan een man die spreekt met het onfeilbare gezag van de Bijbel.

De boze burger

Aan ons hoofdstuk gaven als titel mee: De eenzame elite. Dat is een knipoog naar ‘de eenzame massa’ waarover David Riesman in 1950 schreef, maar we willen er ook mee uitdrukken dat er tekenen zijn dat de elite – in elk geval in de beleving van veel Nederlanders – het contact met de gewone bevolking steeds meer lijkt te zijn kwijt geraakt. In zijn studie richtte Riesman zich destijds op de bakens die gewone burgers hanteren als ze hun koers in het leven uitstippelen: eerst was dat vanuit de macht der gewoonte en de traditie, vervolgens vanuit het innerlijke kompas dat ze in hun opvoeding hadden meegekregen, tenslotte vanuit hun omgeving en wat daar in tel is. Het zelfbeeld van moderne Amerikanen werd volgens Riesman steeds meer bepaald door hoe anderen leefden en dachten. Valt iets dergelijks ook voor de Nederlandse elite waar te nemen?

Het vertrouwen onder de bevolking in de Nederlandse machtselite is gering. Vooral de politiek-bestuurlijke elite is het mikpunt van onvrede. Uit onze kwalitatieve gegevens blijkt dat veel Nederlanders het woord ‘elite’ associëren met arrogantie, bekaktheid, verwaandheid. Er vallen kwalificaties als ‘egoïstisch’, ‘graaiers’, ‘klaplopers’, ja zelfs: ‘schurken’. Meer dan de helft van de door ons ondervraagden vindt dat de elite vooral oog heeft voor haar eigen belangen; slechts 13% vindt dat de elite haar bijzondere positie zelf eerlijk heeft verdiend. Meer dan vier op de tien Nederlanders vindt dat het verschil tussen de elite en de bevolking de laatste jaren is gegroeid. Onze gegevens geven geen uitsluitsel over de vraag of dat laatste ook werkelijk het geval is; mogelijk valt de kloof, die al langer aanwezig was, tegenwoordig meer op. Maar hoe dan ook: in de beleving van een fors deel van de bevolking is de kloof in elk geval wel verbreed. De genoemde opvattingen leven bij bijna alle bevolkingsgroepen (zij het wat minder scherp onder hoogopgeleiden, hoge inkomens en vrouwen).

Kortom: de machtselite worstelt met een legitimiteitprobleem. Zij is duidelijk in het defensief. Volgens de door ons geïnterviewde experts hebben ze dat voor een deel ook over zichzelf afgeroepen. Zij verwijzen dan naar onder andere de zelfverrijking in de private en publieke sector, schandalen bij banken en woningcorporaties, gebrek aan verantwoordelijkheidszin voor het algemeen belang, het breken van politieke beloften. ‘We hebben de plank op allerlei fronten reusachtig misgeslagen’, zegt oud-Rabobank-topman en voormalig SER-voorzitter Herman Wijffels in het onderzoek. Hij noemt de 1000 euro die de VVD iedereen in de laatste campagne beloofde, ‘belazerij van het allerslechtste soort’, en een vorm van ‘zedenverwildering’.

Volgens Hans Clevers, de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), leggen wetenschappers het af tegen ‘een bestuurslaag van generalisten’. ‘Spinozawetenschappers worden nooit geraadpleegd in Den Haag.’ De besluitvorming in Nederland is volgens Clevers stroperig en behoudend geworden. ‘Alles middelt uit in Nederland. Grote beslissingen worden niet meer en in ieder geval niet snel genomen.’ CDA-senator en oud-minister Elco Brinkman merkt op dat mensen zich niet meer willen verdiepen in de argumenten van de elite.  ‘Ik moet nu veel meer uitleggen dan twintig jaar geleden.’ Het falen van de elite is maar één kant van de medaille. Wat ook meespeelt is dat de burgers mondiger en veeleisender zijn geworden, de media kritischer. Gezag spreekt veel minder vanzelfsprekend dan vroeger en is ook veel minder automatisch gegeven met iemands maatschappelijke positie.

Plus ça change?

Trappen we hier de tijdsgeest op zijn staart of hebben we met iets te maken dat helemaal niet nieuw is? Dat hebben we niet uitgezocht. De gegevens die we hebben verzameld bieden een momentopname, via een eenmalige enquête. Als je kijkt naar de literatuur en historische bronnen, dan gaat het bij de elite in elk geval om een universeel verschijnsel. Elites hebben er altijd bestaan – van de dagen van het oude Athene en Rome tot het hedendaagse Den Haag. Elke samenleving kent nu eenmaal mensen die er bovenuit steken – qua talent, qua rijkdom, qua macht. Een feest als Carnaval of figuren als de hofnar of de cabaretier spelen met dit gegeven: de machtigen worden voor even op hun nummer gezet, even worden de rollen omgekeerd. Tot zover niets nieuws. Wat wel erg van deze tijd lijkt is de zure toon waarmee er massaal over de elite wordt gesproken. Om niet te zeggen: de regelrechte verbittering, de boosheid. Vooral de politieke en de bestuurlijke elite is daarvan het mikpunt.

Waar komt die afkeer, waar komt die kloof vandaan? Het lijkt te gaan om een samenspel van ontwikkelingen. Daartoe behoren onder andere de volgende. Om te beginnen de ontzuiling en ook wat vaak wordt aangeduid als individualisering: veel traditionele verbanden die ons vroeger in het gareel hielden zijn weggevallen. Een van de gevolgen daarvan is ook geweest dat de elites niet meer op een vanzelfsprekende manier vanuit dezelfde waarden en normen als hun achterban handelen (zoals in de tijd van de verzuiling doorgaans nog wel het geval was).

Individualisering betekent dat burgers het vandaag de dag veel meer zelf moeten uitzoeken en dat doen ze dan ook. Minder dan ooit accepteren ze op een vanzelfsprekende wijze wat hen door de elite wordt voorgehouden of houden ze hun mond als de elite aan het woord is. Daarnaast is er de ontwikkeling in de richting van een ‘diplomademocratie’ of ‘meritocratie’. Dat jij iets in je mars hebt, moet nog maar blijken: waar is je getuigschrift, wat zijn je prestaties, hoe ziet jouw staat van dienst er precies uit?

Verder leven wij meer dan ooit in een tijd met internationale netwerken en informatiestromen. Wat betekent dat de elite vaak zijn lokale en nationale wortels heeft verloren. In menig opzicht heeft zij zich te conformeren aan wat er vanuit het buitenland op ons afkomt. Ook niet onderschat mag worden dat de media zich anders zijn gaan opstellen, veel minder dan vroeger als een doorgeefluik van de visie van de elite. Zeker de sociale media spelen daarin een rol. Internet is veel meer van onderop georganiseerd dan de traditionele nieuwsrubrieken. Zo zijn er nog wel een paar verklaringen te verzinnen. In de media heeft het onderwerp de afgelopen jaren snel aan populariteit gewonnen, maar empirisch onderzoek naar de elite(s) is dun gezaaid in ons land. Hopelijk komt daar snel verandering in.

Uitvoeriger hierover: Joep de Hart en Pepijn van Houwelingen – De eenzame elite. In: C. Vrooman, M. Gijsberts en J. Boelhouwer (red.), Verschil in Nederland: Sociaal en Cultureel Rapport 2014 (pp. 203-224).

Joep de Hart

Hoogleraar Kerk & Wereld aan de Protestantse Theologische Universiteit

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.