Beste Arnold,

Hartelijk dank voor je mooie brief! Ik verheug me zeer over onze dialoog en over de mogelijkheid die Nieuwwij.nl ons biedt om in het openbaar onze ziel tegenover elkaar bloot te leggen in de hoop dat we verstaan en begrepen worden.

Deze (voorlopig laatste?) brief is feitelijk slechts één lang antwoord op die uiterst spannende, en meest wezenlijke vraag die je aan het eind van je tweede brief aan me stelde: “kan vanuit een christelijk perspectief de Koran niet een uiting van de Heilige Geest zijn?”.

Terwijl het overgrote deel van het protestantisme vanwege de leer van de sola scriptura (“slechts door de (Bijbelse) Schriften heeft God zich geopenbaard”) geneigd zou zijn om hierop simpelweg ontkennend te antwoorden (Koran en Bijbel komen dan immers met elkaar in een concurrentiestrijd terecht), kan vanuit een katholiek perspectief het antwoord niet anders dan zowel ontkennend als bevestigend zijn.

Ook hier bewijst zich weer de (ietwat simplistische, maar vaak terechte) constatering dat het protestante denken zich vaak in “of-of”-termen beweegt, terwijl het katholieke denken zich meer van “en-en”-patronen bedient.

Dit zowel-ontkennen-als-bevestigen is dus geen goedkope uitvlucht, maar vanuit katholiek-christelijk perspectief de enige wijze om zowel de christelijke traditie als ook de islamitische serieus te nemen en te erkennen.

Openbaring na kruisiging

Laat ik met de ontkennende kant van het antwoord beginnen; de bevestiging is vast vanuit de ontkenning beter te begrijpen dan andersom.

Je schrijft dat je bovengenoemde vraag stelt “vanuit het katholieke perspectief van de mogelijkheid van openbaring na de kruisiging”. Dit is echter een uitspraak waarin een katholiek zich niet herkent. Katholieken delen immers met alle andere christenen de overtuiging dat de openbaring voorgoed is afgesloten.

De 16de-eeuwse mysticus Johannes van het Kruis beschrijft die overtuiging in zijn beroemde werk De Bestijging van de Berg Karmel als volgt: “Omdat God ons zijn Zoon, zijn enige en definitieve Woord heeft geschonken, heeft hij ons alles in dit ene Woord gezegd, en hij heeft ons niets anders te zeggen. Want wat hij voorheen in gedeelten aan de profeten heeft gesproken, heeft hij in volledigheid in zijn Zoon uitgezegd” (II,22).

Natuurlijk komt dan de vraag op hoe katholieken tegen mystieke visioenen en verschijningen aankijken (ik vermoed namelijk dat je o.a. daar op doelde). Johannes van het Kruis geeft ook daarop zijn antwoord: “Wanneer iemand de Heer om visioenen of openbaringen vraagt, zou hij zich niet slechts als een dwaas gedragen, maar meer nog God beledigen door niet zijn ogen op Christus te richten maar iets anders of iets nieuws te zoeken” (II,22).

De mysticus staat geheel in de katholieke traditie. Ook het Tweede Vaticaans Concilie bevestigt deze visie (DV 4). Visioenen en verschijningen (traditioneel “private openbaringen” genoemd) – ook wanneer de katholiek kerk deze “erkent” – voegen niets toe aan de unieke en definitieve openbaring (“publieke openbaring”) die in de persoon van Christus zijn volheid heeft ontvangen, maar willen slechts “helpen deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis” (Catechismus van de Katholieke Kerk, n° 67). Geen enkele katholiek is dan ook gedwongen deze te geloven of te accepteren.

Diezelfde Catechismus wijst in dezelfde paragraaf zelfs – je hoeft nauwelijks tussen de regels door te lezen – naar de islam, maar bijvoorbeeld ook naar de mormonen: “Het christelijk geloof kan geen “openbaringen” aanvaarden die de openbaring waarvan Christus de vervulling is, beweren te overtreffen of te verbeteren. Dit is het geval met sommige niet-christelijke godsdiensten en ook met sommige sektes van recente datum die zich baseren op dergelijke ‘openbaringen’.” (CKK 67).

Is dit een vorm van christelijke arrogantie? Ik hoop dat je al lezende tot de overtuiging komt dat het daar niet om gaat. Wel gaat het erom dat als je deze overtuiging – namelijk dat in Jezus van Nazareth God zèlf aan de mensheid zijn wezen en wil heeft getoond – uit het christendom zou snijden, je het hart er zelf uit zou snijden. Dan zou het christendom geen christendom meer zijn.

En zo komen we dan tot de wezenlijke vraag die het christendom aan de islam moet stellen om zichzelf te kunnen zijn: is dat nu net niet jullie innerlijkste overtuiging, dat de Koran de overtreffende trap is, ja zelfs de vervulling van de Bijbelse openbaring?

Als het antwoord daarop ‘ja’ is, dan is het probleem niet slechts dat de islam het christendom als het ware wil opslokken en vervangen, maar bovenal ook dat Koran en islam een beeld van het christendom hebben waar een christen zichzelf niet in herkent. Christenen zijn geen ‘mensen van een boek’, maar zijn mensen van een Mens – de mens bij uitstek – in wie ze het gelaat van de Ene, liefdevolle, rechtvaardige, barmhartige en nabije God hebben herkend.

De openbaring ligt ook voor ons

Maar er is meer te zeggen – en zo kom ik bij het bevestigende deel van mijn antwoord. Ook wanneer ik als christen Gods openbaring in het leven, spreken, handelen, sterven en verrijzen van Jezus van Nazareth als ‘uniek en definitief’ erken en belijd, betekent dat niet dat Gods openbaring slechts ‘achter ons’ ligt. In zekere – en op belangwekkende – zin ligt deze openbaring ook nog ‘voor ons’.

Ons kennen en verstaan van deze goddelijke openbaring is immers altijd onvolmaakt en open naar de toekomst. Ondanks alle dogma’s, verbindende geloofsbelijdenissen, catechismussen en andersoortige belijdenisgeschriften waarmee het christendom zich gedurende 20 eeuwen getooid heeft, blijft de God van Israël die ons in Christus op solidaire en bevrijdende wijze nabij wilde zijn, ook altijd een Mysterie, dat open blijft voor de toekomst.

Paulus schrijft het in zijn brief aan de Korinthiërs als volgt: “Nu kijken we nog in een spiegel, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf (door God) gekend ben” (1 Kor. 13, 12). [Belangrijke leessleutel: spiegels waren ten tijde van Paulus nogal wazige attributen waarin men zich zo ongeveer een idee van de werkelijkheid kon verschaffen.]

Dat is de bevrijdende paradox van het christendom: Enerzijds heeft God zich ten volle aan ons doen kennen dankzij zijn liefdevolle en handelend meetrekken met het volk Israël en uiteindelijk in de persoon van Jezus van Nazareth. Anderzijds is ons kennen van deze God voorlopig.

Paus Benedictus XVI zei het zo: “Niemand van ons kan beweren de Waarheid te bezitten. Het is de Waarheid die ons bezit”. Die Waarheid – uiteindelijk is dat immers God zelf – trekt ons al openbarend naar zich toe.

En zo kom ik over de islam te spreken. Ik geloof niet dat de Koran aanvullende of verbeterende openbaringen bevat. Wel geloof ik dat de islam als geloof en de Koran als uitdrukking ervan mij kan helpen om Christus beter te verstaan en dieper te doorgronden. Zoals mijn boeddhistische, atheïstische, hindoeïstische of andersgelovige vrienden en tijdgenoten dat ook doen of potentieel kunnen doen.

Dat betekent ten diepste dan ook dat de dialoog met andersgelovigen voor christenen geen ‘optie’ is, maar innerlijke noodzaak. Het christendom heeft die dialoog nodig om zichzelf te kunnen zijn. Niet om ‘nieuwe openbaringen’ te ontvangen om te leren kennen, maar om de zich-aan-ons-openbarende God in zijn nieuw-heid, universaliteit en anders-heid steeds dieper te kunnen doorgronden.

Inclusivisme

Ik was verheugd te lezen over de islam als “inclusivistische religie”, maar ik neem aan dat je het met me eens bent dat onze beide godsdiensten op verschillende wijze “inclusivistisch” zijn.

De parallel tussen christendom en islam als “inclusivistische godsdiensten loopt chronologisch scheef. Als ik met moslims praat krijg ik vaak het gevoel in hun ogen een “religieuze neanderthaler” te zijn: dat ik de Bijbel ken is al een flinke stap op de goede weg, maar als ik de Koran ook zou kennen en omarmen, zou mijn religieuze overtuiging haar volmaaktheid bewijzen.

Is inderdaad niet de kijk van de islam op het christendom als zijnde een “voorstadium” van de volmaakte openbaring, en zijn wij christenen dan in jouw/jullie ogen “onaffe moslims”?

Voor het christendom ligt de zaak ingewikkelder, omdat de islam een “laatkomer op de religieuze markt” is, en dus in christelijke ogen geen “etappe op de weg naar religieuze volmaaktheid” kan zijn.

Ik begrijp dat je mijn begrip van de Koran als “apocriefe tekst” niet kunt volgen en toestemmen. Maar het is (op dit moment) wat mij betreft de beste interpretatie die ik voorhanden heb: een tekst die op een moment in de geschiedenis wezenlijke onderdelen van christendom (en jodendom) geïntegreerd heeft en op creatieve wijze heeft aangevuld en aangepast aan de spirituele noden van de toenmalige tijd en maatschappij.

Dat deze aanpassing en aanvulling nodig was, was vast ook te wijten aan de gebrekkige wijze waarop het christendom toen veelal met haar religieuze erfenis omging. De vraag kan en moet gesteld worden: in hoeverre is het ontstaan van de islam (ook) niet het gevolg van een deels of grotendeels krakkemikkige prediking van de christelijke boodschap in de decennia voorafgaand aan het ontstaan van de islam en met name op het arabisch schiereiland.

Het antwoord daarop zullen wij nooit weten. In ieder geval niet tijdens onze levensdagen. Maar ik kan niet ontkennen dat mijn eigen gedachten hieromtrent regelmatig rond deze hypothese cirkelen.

Ten slotte…

Er valt nog veel meer te zeggen over je belangwekkende brief. Er waren veel zaken waarover ik me verheugd of verbaasd heb. Die in ieder geval een gedegen reactie verdienden. Ik hoop dat we misschien ooit of elders de mogelijkheid krijgen om verder te praten, te graven, te kennen, en gekend te worden.

Alvorens de pen voor (voorlopig?) de laatste brief weer aan jou terug te geven wil ik één ding toch nog graag noemen. Het viel me op hoezeer jij de nadruk legt op het feit dat kennis van de klassieke islamitische theologie welhaast een voorwaarde is voor de herbronning van de islam. Natuurlijk denk ik dan direct aan de christelijke theologie (met name de katholieke variant ervan) die haar huidige herbronning en vernieuwing voor een wezenlijk deel aan de studie van de kerkvaders door de ‘patristische beweging’ aan het begin van de 20ste eeuw te danken heeft.

In beide gevallen komen we tot de ontdekking dat, hoe dichter we bij de bronnen van onze beide religies komen, hoe meer deze ‘humaniseren’ (zoals jij het treffend uitdrukt).

Aan katholieke zijde denk ik aan een bijzonder artikel van theoloog Paul van Geest en bisschop Gerard de Korte van een paar jaar geleden in Trouw, waarin beiden schrijven: “wie zich verdiept in de vroege kerkgeschiedenis komt er al snel achter dat orthodoxie bij kerkvaders gepaard gaat met gematigdheid, evenwicht en vooral met de bereidheid tot het aangaan van een dialoog. Een orthodox iemand is voor kerkvaders een ‘open geest’.”

Benieuwd naar je antwoord. Met een allerhartelijkste groet van deze ‘orthodoxe theoloog’!

Hendro

Hendro Munsterman

Hendro Munsterman

Theoloog

Als rooms-katholiek theoloog werkzaam in Frankrijk en Vaticaanwatcher voor het Nederlands Dagblad.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.