Enigszins gedesoriënteerd stap ik uit bij de metrohalte van het World Trade Center. Ik weet niet waar ik me precies op moet voorbereiden, maar het enige wat ik zie zijn hijskranen, een puntig ijzeren geraamte dat nog het meest lijkt op het karkas van een verloren dinosauriër en een heleboel veiligheidspersoneel. Hekken, prikkeldraad, nog meer hekken en enorme billboards met de mededeling ‘We are proud of our city’. Daarnaast reclame voor luxueuze shopping malls die in het nieuwe World Trade Center zullen worden gevestigd, alsof er nooit een ander WTC bestaan heeft. Die verfoeide toren van Babel die met donderend geraas ineen is gestort.

Na lang zoeken vind ik de smalle corridor tussen de bouwplaats en een spichtige wolkenkrabber die naar het 9/11 memorial leidt. Er is lang gediscussieerd over de vragen of er een monument moest komen en hoe die er dan uit moest zien. Het eerste herdenkteken was een door reddingswerkers opgericht stalen kruis, door bouwvakkers gevonden in de eindeloze stortbak van puin en verloren levens. Het werd op 4 oktober 2001 opgericht als het Kruis van Ground Zero, dat door de uitgeputte hulpverleners een 21ste eeuws Golgotha werd genoemd. Onder het motto ‘Ons teken van geloof, ons teken van hoop’ werd er iedere zondag een mis aan de voet van het Cross of Ground West opgevoerd.

Later werden er grote herdenkingen georganiseerd. Nabestaanden lazen de namen van hun dierbaren voor. “Mijn vader… mijn moeder… mijn zus… mijn oom…”

Ik weet het nog zo goed. Met tranen zat ik achter de buis terwijl ik een kaarsje opstak bij iedere naam. Het waren er zoveel dat ik op een gegeven moment gedwongen was de kaarsen uit te maken en telkens weer opnieuw aan te steken. En opnieuw. En opnieuw. Er kwam geen einde aan.

Ik passeer een aantal bouwvakkers, twee agenten en een soldaat en stop aan het begin van een open plein. Vreemd vlak tussen alle hoogbouw.
“Waar is het memorial?” vraag ik een bouwvakker die in het zonnetje van zijn broodje geniet.
“Daar is het eerste bassin mevrouw.”
Het eerste bassin… Ik weet eigenlijk niet welke voorstelling ik me bij het monument moet maken. Rond alle discussies over de toekomst van Ground Zero heb ik nooit een afbeelding van het uiteindelijke monument gezien.
Ik loop over het plein van natuursteen. Jonge bomen groeien in gelijke rijen langzaam omhoog. Slechts een boom overleefde de aanslag. Het werd een ander symbool van hoop, een toekomst en ontwikkeling.

In de verte staat een lange rij mensen. Ik loop op hen af en zie dan het eerste bassin. Een perfect vierkante bak van donker natuursteen, waar honderdduizenden waterdruppeltjes naar beneden stromen, steeds dieper, om dan in een eindeloos zwart vierkant gat te verdwijnen. Langs de brede rand van het bassin staan de letters in zilverkleurig staal gegraveerd in een stenen omlijsting. De eenvoud van dit beeld, zo krachtig, zo sterk, raakt me zo diep dat ik me even aan de rand van het bassin vast moet houden. Mijn vingers strelen enkele namen. Hier en daar steekt een witte roos fel af tegen de donkere stenen massa. Een eerbetoon aan de persoon die deze dag zijn zoveelste verjaardag zou hebben gevierd, ware het niet dat de gekken van deze wereld anders beslisten. Om ons vervolgens allemaal met hun gevaarlijke virus te besmetten.

Even verderop staat al net zo’n bassin. Even groot. Even vierkant. En nog meer namen. De Noord- en Zuid-torens stortten beide met donderend geraas ineen en trokken in die val de wereld mee, die de klap nooit meer te boven kwam.

Ik mag gratis het museum in. Iedere dinsdag zijn de 24 dollar kostende kaartjes van het gloednieuwe museum gratis voor het publiek. Personeel en vrijwilligers in blauwe T-shirts inspecteren de drommen toeristen en wijzen ze de weg. In de centrale hal blijken de veiligheidsvoorschriften al even streng als op het vliegveld. Ook al zo’n zoveelste gevolg van die tragische dag. Een brede agent houdt nerveus een hond aan een lijn die af en toe een bezoeker inspecteert. Too little, too late, denk ik, terwijl ik mijn tas op de band leg en mijn lichaam door de bodyscanner pers.

Wie verwacht in het museum meer te weten te komen over de duizenden slachtoffers die er die vreselijke dag zijn gemaakt – vergeet die andere twee vliegtuigen niet, waarvan een zich in het hart van het Pentagon boorde en de ander uiteindelijk crashte op een veld in Pennsylvania – is hier aan het verkeerde adres.

Het prachtige ingetogen museum, groots en overweldigend, sleept je in een draaikolk mee en laat je de gebeurtenissen keer op keer opnieuw beleven tot de tranen ook in de gehardste ogen staan. In elkaar geperste brandweerauto’s, de helmen en vesten van brandweer- en politiebrigades die onder druk van het puin werden verzwolgen, betonnen en stalen restanten van die twee ontzagwekkende torens, moderne klaagmuren vol foto’s en tekeningen van bloemetjes en hartjes. Om je uiteindelijk via een eindeloos lange roltrap door een smalle tunnel naar boven te leiden; met het gezang van de gelovigen in de oren, het licht tegemoet.

Maar het museum heeft geen ziel. Het lijkt eerder een rechtvaardiging van alles wat daarna volgde. De oorlog in Afghanistan, de oorlog in Irak, de opsporingsmissie van Osama Bin Laden. Er ligt zelfs een steen van zijn huis in Pakistan. En tussendoor overal foto’s van de ontzette gezichten van New Yorkers op die warme septemberdag. De film die de stemmige bezoekers in het auditorium te zien krijgen vertelt niet het verhaal van dappere brandweermannen of de artsen in het nabijgelegen hospitaal, het vertelt ook niet de verhalen van de nabestaanden of de gelukkige overlevers, nee het toont de helden van toen: Bush jr., Condoleaza Rice, de burgemeester van New York. Met de kennis van nu… Oh met de kennis van nu.
Om mij heen knarsen de tanden van een stel Fransen. Ook die van de Canadezen gaan geïrriteerd op en neer. Maar de Amerikanen zijn stil en kijken naar de president die hen opnieuw troost, hun roep om vergelding nog steeds hoort, net als toen en net als in die jaren die daarop volgden. Telkens weer opnieuw.

De laatste woorden bij monde van een ernstige Bush slaan in als een bom. “Niemand kiest er voor om een president in oorlogstijd te worden. Ik had er nooit campagne mee gevoerd *korte aarzeling* maar Amerika werd aangevallen. Vanaf die dag was ik een president in oorlogstijd.”

De oorlog is nooit afgelopen. De troepen gingen met hangende schouders terug en de troepen kwamen weer met opgeheven hoofden. De stoffige F-16’s en F-21’s werden in de hangers gehaald en vlogen weer glansend uit.

Ze zeggen dat mijn generatie geen oorlog kent. Maar die kennen we wel degelijk. De post-9/11 generatie groeit op in oorlogstijd. Terwijl de economie verder en verder krimpt, blijft de oorlogsindustrie ijverig draaien en zitten de moderne generaals van onze tijd (populistisch rechts, door angst gekaapt links) er warmpjes bij. Terwijl wij zienderogen toekijken hoe de wereld steeds verder in haar eigen val wordt meegesleept.

Ongewild denk ik telkens terug aan die dag. Enkele uren na de aanslagen (ik zag ze live op CNN, eerst het ene vliegtuig en toen het andere en toen het ongelofelijke en toen nog meer) zat ik op de fiets naar muziekles. Rijdend door een redelijk gegoede wijk in Amersfoort zag ik opeens jongeren feesten op straat. Kinderen, tieners, ze dansten en zongen. De grote Satan Amerika was aangevallen. Eindelijk vergelding!

Mijn moeder en ik stapten af. Woedende buurtbewoners renden naar buiten. Het was elf september 2001 en ik zag de eerste religieus-etnische rel in een gewone straat van een middelgrote stad in Nederland.

Die dag erop werd bekend dat enkele van de kapers Egyptenaren waren. Mijn vader vroeg mijn zusje en mij een kruisje om te doen. Het mocht niet baten. Met een reeks harde trappen van een groep Spakenburgse jongeren werd ik van mijn fiets afgegooid. Ook op school werd ik door sommige klasgenoten met andere ogen bekeken. Ik moest terug, naar mijn eigen land, waar ik als christen al even onwelkom ben als een gehoofddoekte moslim in onze contreien. En ook dat was nog maar het begin. Zinloze oorlogen volgden, terwijl we nalieten de juiste uit te vechten. Massavernietiging kent geen naam zolang het niet in de vorm van een atoombom komt.

Als de terroristen ergens in zijn geslaagd dan is wel in het uiteendrijven van bevolkingsgroepen en naties. De wortels van verdeeldheid, angst (zeg maar gerust volstrekte paranoia) en haat groeien op uit Ground Zero en klimmen als luchtkastelen steeds hoger de lucht in. Niemand die ze afkapt. Ze groeien maar door en beginnen steeds zuurdere vruchten te dragen.

Uren later verlaat ik met een vol hoofd en een leeg hart het museum. Het is donker. Maar in de verte lichten de bassins op. Ik loop er nog eenmaal naar toe en kijk naar de druppeltjes die nu als gouden regen naar beneden storten, het eindeloze duister tegemoet.

Mounir C.T. Samuel

Publicist en auteur

Mounir Samuel, voorheen bekend als Monique Samuel, is politicoloog, opiniemaker, publicist en auteur van Egyptisch-Nederlandse afkomst.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.