Zoals het bekende grapje gaat: wanneer twee Nederlanders elkaar ontmoeten, stichten zij een kerk; als vervolgens een derde zich bij hen voegt, is het eerste schisma een feit. Zelf ben ik geboren en getogen in Kampen, een van de nationale bolwerken van gereformeerde rechtzinnigheid. Maar een Kampenaar is ook vertrouwd met religieuze heterogeniteit. Wie in Kampen postvatte op de Broederbrug zag zeven verschillende kerken tegelijk om zich heen liggen. En op een steenworp afstand van dit zevenkerkenpunt bevonden zich nog eens drie andere kerken.

Dat was het beeld uit mijn jeugdjaren. Maar het is de vraag in hoeverre het nog opgaat voor het huidige Nederland, zeker als we Kampen verlaten en afreizen naar de Randstad, waar ik vandaag de dag woon. De afgelopen halve eeuw is het Nederlandse godsdienstige landschap sterk veranderd, wat niet betekent dat het niet langer wordt gekenmerkt door verscheidenheid. De grote en vrijzinnige kerken kregen te kampen met forse tegenwind. Sinds de jaren zeventig verlieten bijna 3,5 miljoen Nederlanders de Rooms Katholieke kerk en de kerken die sinds 2004 de Protestantse Kerk in Nederland vormen. Nederlanders gingen hun religie steeds vaker individueel beleven en noemden dit spiritualiteit. Een andere belangrijke ontwikkeling was de sterke opkomst van nieuwe migrantenreligies in ons land, waarbij het om moslims gaat, maar ook om zeer veel christen migranten. Anno 2015 wonen er bijna 1 miljoen moslims in Nederland en niet veel minder christenmigranten.

Tolerantie

Wie zich laat voorlichten door krant, televisie en social media heeft misschien een andere indruk, maar uit al het mij bekende internationaal vergelijkende onderzoek komt Nederland in religieus opzicht naar voren als een op het eerste gezicht tolerant land. Vergeleken met veel andere landen is de acceptatie van andere geloofsopvattingen hier relatief groot. In ons land is men weinig geneigd bijvoorbeeld politici godsdienstig de maat te nemen en ziet men in toenemende mate politiek en godsdienst het liefst gescheiden. Bij nader inzien is het beeld dat oprijst uit bevolkingsenquêtes toch gemengd. De houding tegenover godsdienstige pluriformiteit is overwegend positief, tegelijk lijkt er sprake van een uitgesproken gevoeligheid voor de negatieve kanten van godsdienst: van het bemoeilijken van integratie en de veroordeling van homoseksuelen tot en met de achterstelling van vrouwen en de dreiging van terrorisme.

Volgens een ironische kanttekening van Terry Eagleton wordt een samenleving niet seculier als ze de religie afschaft, maar als ze er niet langer opgewonden van raakt. Zo bekeken is in ons land al net zo min als in andere Europese landen het seculiere tijdperk aangebroken. Na een halve eeuw van voortdurende ontzuiling en ontkerkelijking vormt godsdienst nog maar voor een slinkende minderheid van de Nederlanders de hoeksteen van hun levensvisie en leefstijl. Wel fungeert religie bij tijd en wijle als een steen des aanstoots. Daarbij gaat het al lang niet meer alleen om protestantse scheurmakers, verlichte vrijdenkers en tegenstellingen tussen katholiek en protestant. Religie is daarnaast in de beeldvorming verweven geraakt met etnische verschillen, met verschillen tussen migranten en autochtonen. Niet alleen met polarisatie maar ook met wat wordt gezien als nationale of Westerse waarden (zoals democratie, gelijkberechtiging en vrijheid van meningsuiting), met veiligheid zelfs. Wordt hier gesuggereerd dat die waarden bij elke autochtone Nederlander kunnen worden aangetroffen? Gaan zij verder dan nostalgie naar een avondje ganzenborden met de gordijnen open en een kuiltje met jus in de stamppot? Hebben zij ook betrekking op onze beruchte gierigheid en preekzucht? De verwarring van nuchterheid met gebrek aan fantasie of rauwe omgangsvormen met eerlijkheid? Wat is die Nederlandse identiteit eigenlijk, in een snel veranderende, open samenleving als de onze, met een enorme variëteit aan leefstijlen, waarin we elke dag te maken hebben met de effecten van mondialisering? En waarom wordt zij steeds weer gerelateerd aan de toestroom van migranten, in het bijzonder moslims, en veel minder of niet aan bijvoorbeeld de marginalisering van de christelijke (voorop: protestantse) kerken? Een doorgeschoten individualisering? De crisis in onze politieke en economische instituties? De tekenen van anomie waarop de opbloei van etiquetteboekjes en allerhande gidsen lijkt te wijzen?

In het hedendaagse Nederland kent de aandacht voor migranten en integratie haar eigen hoog en laag conjunctuur. Waar zich bijvoorbeeld een economische crisis aandient of een nationale ramp voordoet, verdwijnt zij soms een tijdje naar de achtergrond, om dan vervolgens weer overal op te duiken. Het is steevast het sensationele dat de aandacht trekt en niet zelden als bedreigend wordt ervaren – gebeurtenissen, handelingen die de maalstroom van routines doorbreken, ons verwachtingspatroon ontregelen: van berichten over jihadvlaggen in de Schilderswijk en jonge strijders die naar Syrië afreizen tot het geduw en getrek bij een uit de hand gelopen intocht van Sinterklaas.

De Zwarte Pietendiscussie of hoe het collectieve geheugen selectief werkt

Nederland is van oudsher een land van religieuze minderheden. Tot de nationale traditie behoort dat de spanningen die religie oproept wat zwaar worden aangezet door de verschillende partijen in publieke debatten, terwijl dit in de dagelijkse praktijk van gewone Nederlanders doorgaans minder het geval lijkt te zijn. Streng gelovig en verlicht ongelovig Nederland kennen beide hun professionele debaters en intellectuele establishment, met een verscherpte waarneming van religie als conflictstof.

De zogenaamde Zwarte Pieten Discussie illustreert hoe ons collectieve geheugen daarbij werkt. Zij maakt duidelijk dat lieux de mémoirs kunnen uitgroeien tot lieux de prévoirs, dat het verleden altijd meespeelt met hoe wij de toekomst tegemoet willen treden. En, niet te vergeten: hoe selectief elke samenleving met haar verleden om gaat. Een beroemd historisch voorbeeld zijn de Griekse stadsstaten vanaf de 8e eeuw (v.Chr.), die in hun zelfbeeld en blik op de historie de voorgaande vier duistere eeuwen gewoon weglieten en zich presenteerden als de directe opvolger en voortzetting van de Myceense beschaving (die in de 12e eeuw v. Chr. ten einde liep). Recentere voorbeelden zijn de collectieve amnesie waar het ons koloniale verleden of, in de eerste periode van de wederopbouw, de tragedie van onze Joodse landgenoten betreft. Ook het omgekeerde doet zich trouwens steeds weer voor: het verlenen van betekenis aan je handelen via verwijzing naar een voorganger, via de reanimatie van prototypen. Alexander de Grote die expliciet in de voetstappen van de Griekse veldheer Miltiades treedt, Julius Caesar die op zijn beurt Alexander als voorbeeld hanteert, het leven van Christus dat in de Evangeliën wordt gepresenteerd als de vervulling van de Wet en de Profeten (Matteüs 5), maar ook bijvoorbeeld de herrijzenis van de Olympische Spelen, eind negentiende eeuw.

Een actueel voorbeeld van deze dialectiek is het al genoemde heftige debat rond Zwarte Piet. Daar was de knecht van Sinterklaas hoofdrolspeler in sterk uiteenlopende versies van onze nationale historie. Waarbij een knus familiefeest, inmiddels officieel erkend als Nederlands immaterieel erfgoed, botste op de pijnlijke herinnering aan een koloniaal verleden en verwijten van negatieve stereotypering, zelfs racisme. Een discussie die al snel ook een internationale dimensie kreeg. Bij zowel voor- als tegenstanders in de Zware Pietendiscussie speelde het verleden, hoe dan ook geïnterpreteerd, een grote rol. Toch zijn er tekenen dat de verwijzing naar het verleden slijtageplekken vertoont.

In de grote wereldreligies is de identiteit van de gelovigen verankerd in historische gebeurtenissen, de verslagen en interpretaties daarvan. Dat kan via het Oude Testament en het Joodse gebedenboek zijn, de kruisdood van Christus of het leven van Mohammed. Via Pesach, Soekot en Chanoeka, Kerstmis en de Paasliturgie, de pelgrimage naar Mekka en de Ramadan. Religie verbindt mensen in zowel de ruimte als de tijd. Zij brengt hen samen in synagogen, moskeeën en kerken, in scholen, verenigingen, media, zuilen op confessionele grondslag. Maar ook door verleden, heden en toekomst aan elkaar te relateren in één groot verband. De Franse sociologe Danièle Hervieu-Léger spreekt van de geheugenketen (chaîne de mémoire), die ons verbindt met eerdere generaties. Volgens haar dreigt die keten in de moderne Westerse seculariserende en individualiserende samenlevingen verbroken te raken. Een bijzondere vorm lijkt dit te krijgen in een proces dat zich, volgens de Franse politicoloog en kenner van de Islam Olivier Roy, al sinds langere tijd manifesteert.

Onder druk van de globalisering en migratiestromen zijn religies gescheiden geraakt van hun moederland. Ze raken, zoals Roy het noemt, ‘gedeterriorialiseerd’ (déterritorialisée). Het Christendom is al lang niet meer exclusief geworteld in Europa en het Midden Oosten, het Hindoeïsme niet in India, de Islam niet in de landen rondom de Sahara. Ze hebben alle een min of meer wereldwijde dimensie gekregen. Om mee te kunnen draaien in de mondiale cultuur en daarin verstaanbaar te zijn, moeten zij zich – aldus Roy – onvermijdelijk tot op zekere hoogte losmaken van hun traditionele basis. Geloofskennis wordt minder belangrijk, de boodschap verdund. Belangrijker wordt vooral de intensiteit, de gedrevenheid waarmee het geloof wordt beleefd. De christelijke, de joodse, de moslim identiteit is geen invariabel gegeven. Er ontstaan nieuwe identiteiten, die veelvoudig kunnen zijn, waarbij in meerdere registers wordt gespeeld.

Hunkering naar solidariteit

Het onderwerp maatschappelijke harmonie/maatschappelijke wrijving en de rol die groepen, instituties en maatschappelijke veranderingen daarin spelen, staat al sinds langere tijd op de agenda van het SCP. De opvatting dat het met de Nederlandse samenleving niet de goede kant op gaat blijkt wijd verbreid, net als de opvatting dat teveel burgers uit de pas lopen en daarmee problemen veroorzaken. Hoe zou een ideale samenleving er volgens de Nederlanders er uit zien? En wat verstaan zij eigenlijk onder een goede burger? Dat hebben we hen door de jaren heen herhaaldelijk gevraagd. Over de uitkomsten in het kort het volgende.

Waar Nederlanders het meest naar uitkijken is een sociale samenleving, een samenleving waar mensen zich iets gelegen laten liggen aan elkaar, waar ze samen optrekken om doelen te verwezenlijken. Wat ze het meest vrezen is daarvan het spiegelbeeld: een harde, egoïstische wereld, waarin mensen zich verschansen in hun eigen gelijk en eigen belangen. Daarmee spoort het beeld dat men heeft van een goede burger. Een goede burger is iemand die zich sterk maakt om iets voor anderen en het grotere maatschappelijke geheel te betekenen, een goede burger is een sociale burger. Een slechte burger daarentegen is een calculerende burger, een burger die zich weinig gelegen laat liggen aan anderen, die alles afmeet aan zijn eigen voordeel. Andere onderzoeken bevestigen dit beeld. In het ontzuilde, pluriforme en sterk geïndividualiseerde Nederland van vandaag de dag vallen tal van oude en nieuwe scheidslijnen te ontdekken. Tegelijk is er in dat Nederland een sterke behoefte om die scheidslijnen te overstijgen, een hunkering naar solidariteit, naar het jezelf allemaal één voelen, al is het maar voor een dag, desnoods één avond. Dat komt niet alleen uit opiniepeilingen naar voren. De behoefte manifesteert zich bijvoorbeeld als er een ramp heeft plaatsgevonden, bij nationale herdenkingen, bij stille tochten. Maar ook bij grote inzamelingsacties, bij het overlijden van bekende Nederlanders, op koningsdag. Bij het Wereldkampioenschap voetbal, een Elfstedentocht en – minder zichtbaar – dagelijks op internet.

Die behoefte aan saamhorigheid is minder georkestreerd dan in tijden van weleer, dikwijls is er geen sprake van een his masters voice. Zij is ook minder vanzelfsprekend geworden; ze komt vaker spontaan, via informele kanalen en ad hoc tot stand – maar ze is er wel en ze wordt misschien wel emotioneler beleefd dan ooit. Ze lijkt ook meer omgeven geraakt door spektakel en beleving: geen anonieme overschrijving naar de Stichting ALS, maar deelnemen aan de ice bucket challenge (en die dan uiteraard op je facebook pagina plaatsen). In plaats van vaste donateur van het Wereld Natuur Fonds een pandabeer adopteren (humeurige beestjes, maar met een hoge aaibaarheidsfactor). Niet zondags aanschuiven in de kerkbank, maar wel met zijn allen The Passion meemaken.

Grenzen aan de vrijheid van meningsuiting

Al jaren peilen we als SCP hoe Nederlanders denken over de vrijheid van meningsuiting. Het onderwerp is door de aanslagen in Parijs van begin januari opnieuw sterk in de media aandacht komen te staan (‘je suis charlie’). Vrijheid van meningsuiting is zeker geen nieuw onderwerp. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd er ook heftig over gediscussieerd. Sindsdien is de steun voor vooral de vrijheid om te demonstreren en voor de vrijheid kritiek te leveren op het koningshuis sterk toegenomen. In mindere mate geldt dit ook voor de vrijheid te kunnen zeggen of te schrijven wat men wil. De aandacht voor de grenzen van de vrijheid van meningsuiting lijkt eveneens gegroeid. In de SCP peiling van december 2014 vond de helft van de Nederlanders dat de vrijheid van meningsuiting ‘krachtiger moet worden beschermd in ons land’. Voor een meerderheid van 64% gold dat die vrijheid niet zo ver mag gaan dat mensen worden gekwetst in hun gevoelens, voor 57% dat vrijheid van meningsuiting haar grens bereikt waar mensen gekwetst worden in hun religieuze gevoelens. Slechts een kleine minderheid van 13-19% vindt dat de vrijheid van meningsuiting niet ophoudt waar gevoelens of religieuze gevoelens worden gekwetst.

Daarbij speelt ongetwijfeld een rol hoe mensen in beeld worden gebracht. Wie afstemt op de televisiejournaals die de camera richten op christenen, joden of moslims ziet dat daarin het accent bijna onveranderlijk ligt op het bijzondere karakter van hun levenswandel. Zij komen in beeld als de representanten van een eigen cultuur of typische subcultuur. In het oog springende gebeurtenissen vormen daarbij de katalysator. Dat kan gaan van Reformatorische gezinnen die de verleidingen van het grotestadsleven ontvluchten, de al dan niet Joodse wortels van de voetbalclub Ajax en een Marokkaanse die een wijnbar opent tot uitspraken van dominees over homoseksualiteit, vernielingen op een joodse begraafplaats of het scheldend te hoop lopen bij moskeeën. Zeker waar het moslims betreft, is in het hedendaagse Nederland de neiging breed aanwezig om problemen die zich voordoen (rondom integratie, schooluitval, problemen op de arbeidsmarkt, taalbeheersing, overlast) direct te relateren aan een theologische inhoud, in dit geval de islam. Gaandeweg zien hele bevolkingsgroepen zich daarbij gereduceerd tot Bijbelse zeloot, keppeltjes- of boerkadrager; individuele gelovigen tot blinde volgers van schriftgeleerde of imam, paus of predikant. Als mensen die niet meer dan één gedachte tegelijk aan kunnen.

Het patroon is steeds weer hetzelfde. Het begint met een ervaring die indruk maakt, gevolgd door een snelle generalisering van het bijzondere naar het algemene: individuen veranderen in collectiviteiten. Met dit soort categorieën maken we de realiteit overzichtelijk en naar ons gevoel beheersbaar. Is het beeld eenmaal gevormd dan verhardt het zich. Het schuift voortaan voor de dynamische, pluriforme werkelijkheid en ontrekt elementen daarvan aan onze blik. We zijn vervolgens geneigd haar af te meten aan het vooropgezette beeld, op zoek te gaan naar bevestiging en versterking ervan, het zelfs te verknopen met onze identiteit. Vooroordelen, stereotypen plegen buitengewoon hardnekkig te zijn. Ze zijn weerbarstig en elastisch, veelal emotioneel geladen. En ze hebben consequenties voor ons handelen, hoe paradoxaal ook. Mensen worden op één hoop gedreven en vervolgens als bedreigend ervaren omdat ze dicht bijeen leven. Ze vinden de toegang tot de arbeidsmarkt geplaveid met barrières en zien zich daarop weggezet als werkschuw. Worden op afstand gehouden en zien zich dan geconfronteerd met het verwijt zich te verschansen in een eigen milieu. Worden als buitenstaanders behandeld, maar mogen ook geen positieve identiteit ontlenen aan de groep waardoor zij zich wel geaccepteerd voelen.

Bruggenbouwers (en wat daarvoor nodig is)

Als ik het wat praktischer mag formuleren. Voor de overstijging van wat wel wordt aangeduid als segmentatie (de opdeling van de samenleving in homogene groepen en subculturen) is het nodig dat mensen over het vermogen en de durf beschikken om bruggen te slaan naar andere groepen en dat zij daarin gestimuleerd worden. Al is ‘brug’ daarvoor soms wellicht een te groot woord, en gaat het vaak om niet meer als een loopplank: in een multiculturele, sterk geïndividualiseerde samenleving met een enorme variëteit aan leefstijlen, is het essentieel dat mensen elkaar blijven ontmoeten, ongeacht hun religie, etnische achtergrond en leefomstandigheden. Naast samenbindend kapitaal is er ook behoefte aan overbruggend sociaal kapitaal. Wie een brug bouwt, is ooit overgestoken en heeft beide oevers verkend. Voor het doorbreken van negatieve beeldvorming zijn sociale contacten buitengewoon belangrijk.

Juist op dit punt bestaan nogal wat twijfels. Uit de opiniepeilingen van het SCP blijkt dat tweederde van de Nederlanders het ontbreken van interetnisch contacten als problematisch ervaart. Dat probleembewustzijn manifesteert zich sterker onder autochtone Nederlanders dan onder niet-westerse migranten. Nederlanders van niet-westerse komaf schatten de dreiging van interetnische spanningen ook duidelijk lager in dan autochtonen. Ongeveer de helft van de bevolking verwacht dat autochtonen en allochtonen de komende jaren negatiever over elkaar zullen gaan denken, dat de maatschappelijke controverses op dit punt ook zullen toenemen. En opnieuw blijken niet-westerse migranten daarover positiever gestemd. Opleiding speelt hierbij een ambigue rol. Onder het autochtone deel van de bevolking zijn hoger opgeleiden optimistischer, bij migrantengroepen zijn zij juist vaak meer bezorgd dan laag opgeleiden.

Volgens de dichter Rilke is onze grote opdracht in het leven dat wij ons daarin thuis gaan voelen, dat wij leren in ons leven te wonen. Laten we zorgen daarbij de ramen zo nu en dan open te zetten en onze deur niet te vergrendelen. Bruggen bouwen: het moet en het kan ook. Dat blijkt steeds weer in de dagelijkse praktijk en er zijn tal van historische voorbeelden van. Ik denk dat ik niemand in deze zaal hoef te wijzen op de lange historische wortels van moeizame verhoudingen tussen christenen, joden en moslims. Maar het is ook een geschiedenis die steeds weer herschreven is, met eveneens lange perioden van intensieve culturele en intellectuele kruisbestuiving, met tal van inspirerende bruggenbouwers. Het is een geschiedenis die gaat van Abraham, aartsvader van drie monotheïstische religies, tot de samenkomst van het Parliament of World’s Religions (in Chicago, in 1893). Van de gouden eeuw van Al-Andalus tot het Sja’ar dat vandaag deze conferentie organiseert. Een geschiedenis die steeds weer initiatieven heeft opgeleverd waarbij de Toren van Babel werd omgebouwd tot een gastvrij gemeenschapshuis, waarin mensen uit de meest uiteenlopende religieuze windrichtingen op zoek gaan naar gedeelde grond en naar wat hen bindt.

Het is een streven met ups and downs. Bij tijd en wijle doet het denken aan Schopenhauers parabel van de stekelvarkens. Op zoek naar warmte tijdens een koude winterdag zoeken die elkaars nabijheid op, om vervolgens in aanraking te komen met elkaars stekels. Het vergt enige tijd voordat zij de optimale verhouding gevonden hebben tussen de voordelen van eendracht en de stekeligheden van de ander. Maar, zoals de bekende boutade luidt: je rijdt in een Duitse auto en drinkt Russische wodka. Je bestelt Italiaanse pizza’s en Turkse kebab. Je democratie is Grieks, je koffie Braziliaans, je films Amerikaans. Je thee komt van de Tamils, je shirt uit India, je olie uit Saoedi-Arabië. Je electronica is Chinees, je cijfers Arabisch, je letters Latijn. En dan klagen dat je buurman een immigrant is? Kom op, verman jezelf een beetje!

Een panacee voor het slagen van een multiculturele multireligieuze samenleving is er niet. Maar tot de minimale vereisten lijkt toch wel de vorm van verbeeldingskracht te behoren die Samuel Taylor Coleridge aanduidde als a willing suspension of disbelief. Het vanuit een open geest vergaren van kennis over elkaar. Het willen en kunnen begrijpen van elkaars taal. Het hebben van vertrouwen in de ander. Het onderhouden van sociale contacten op basis van gelijkwaardigheid en het zoeken naar gemeenschappelijke culturele grond, naar de zorgen, ambities en waarden die wij met elkaar delen. Samen te vatten via de naam van de club waar mijn dochter ooit leerde voetballen, het Zoetermeerse DSO: Door Samenwerking Overwinnen.

Bovenstaande lezing sprak  Joep de Hart uit tijdens de conferentie ‘Ontmoeting of isolement, einde of begin van de interreligeuze dialoog?’ die gister plaatsvond in De Nieuwe Poort in Amsterdam. Deze conferentie werd georganiseerd door de werkgroep Sha’ar (denktank verbonden aan het Overlegorgaan van Joden en christenen in Nederland)  in samenwerking met stichting PaRDeS

Joep de Hart

Hoogleraar Kerk & Wereld aan de Protestantse Theologische Universiteit

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.