Een meerderheid van de niet-theologiestudenten kan zelfs nog de belangrijkste personages min of meer spontaan noemen, die ik dan uit de grote doos pak. En dan nemen we de Bijbelteksten erbij om op zoektocht te gaan naar Maria (“Nee, niet de vriendin van Jezus, die andere!”), Jozef, de herders, de wijzen/koningen, engelen, os en ezel.

En zo ontdekken we dat Mattheüs en Lucas in de twee eerste hoofdstukken van hun beide evangeliën hele verschillende beschrijvingen geven van de geboorte van Jezus. Mattheüs vertelt alles vanuit het perspectief van Jozef en laat Jezus in een gezin, dat in Bethlehem in een huis woont, geboren worden, terwijl Lucas alles vanuit het perspectief van Maria vertelt en een volkstelling in scène zet om Jezus vanuit Nazareth met zijn arme moeder en haar man in Bethlehem te krijgen. Mattheüs laat een stel astrologen (Er staat helemaal niet dat het er drie zijn!” en “Waar is de kameel?”) met rijke geschenken opdraven, terwijl Lucas ook hier weer juist de armoedige toestand van het hele gebeuren onderstreept dankzij de ter tonele gevoerde herders in de velden aan wie de engelen verschijnen. De os en de ezel zijn overigens in geen velden of wegen te vinden – ook niet tussen de schapen.

Wat beide verhalen gemeen hebben laat zich op de vingers van één hand tellen: geboorte in Bethlehem, de maagdelijkheid van Jezus’ moeder, de namen van de drie hoofdpersonen (Jezus, Maria en Jozef).

Maar als we dan verder bladeren in dat dikke boek dat ‘Bijbel’ heet, dan komen we in oudere teksten toch een os en een ezel tegen (Jesaja 1:2-3). En een “jonge vrouw die zwanger wordt” (Jesaja 7:14). En een “Dochter Israël” aan wie het heil voorzegd wordt (Zefanja 3) en die sprekend op Maria lijkt. En een Jozef die in Egypte de dromen van de Farao uitlegt (Genesis 39-40). En de bedroefde Hanna (“vol van genade”) die geen kinderen kon krijgen met haar lofzang (1 Samuel 2:1-10) waarnaar de lofzang van Maria door Lucas is gemodelleerd.

En zo leren we samen twee belangrijke dingen. Allereerst dat de schrijvers van beide ‘kindheidsevangeliën’ het Eerste Testament, de Joodse Bijbel, er altijd naast hadden liggen. En dat deze hoofdstukken niet zozeer geschiedenis beschrijven, maar theologie bedrijven.

Het ging de schrijvers van de evangeliën volgens Mattheüs en Lucas niet zozeer om de vraag HOE Jezus ter wereld gekomen was, maar om WIE hij feitelijk, uiteindelijk, in zijn diepste wezen is. Huub Oosterhuis zou zeggen: het is “tweede taal”. Beide kerstverhalen zijn geen beschrijvingen, maar zijn belijdenis. Het is Israël-theologie en christologie inéén.

Extra diepte

Wat me elke keer weer opvalt is dat christelijke studenten (een paar overijverige seminaristen soms daargelaten) met deze lezing over het algemeen heel goed overweg kunnen. Zij merken ook dat zo’n lezing het christelijk geloof in het geheel niet onderuit haalt, maar juist extra diepte geeft. Een historisch-kritische lezing van beide verhalen maakt een diepere, theologische en spirituele lezing mogelijk die anders teveel aan de oppervlakte zou blijven.

Het christelijk geloof is immers een geloof in het Woord van God dat mens is geworden, en niet in eerste instantie in een Woord dat Boek is geworden. Christenen belijden dat de Ene en eeuwige God die zich aan Israël openbaarde in Jezus van Nazareth op unieke en definitieve wijze zijn gezicht heeft laten zien. De drie kerstverhalen in de Bijbel: Mattheüs 1-2, Lucas 1-2 en de proloog van Johannes (“Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”), zijn drie bijzondere uitdrukkingen van dit grote Geheim. Neemt en leest! En ontdek! En geloof!

Moslimstudenten

De aanwezigheid van gelovige moslims in mijn colleges maakt het hierboven (te kort) beschreven proces echter extra spannend. Hun eerste reactie is vrijwel altijd: “Dus het is niet waar!”. In de historisch-kritische methode die ik op de bijbeltekst toepas (om er theologie en belijdenis in te ontdekken!) zien zij in eerste instantie vaak een bewijs van hun eigen gelijk.

En daarom pak ik er ook altijd het geboorteverhaal van Jezus in de Koran (Soera 19) bij. En dat lezen we dan samen. En daar ontmoeten we Maryam (heel modern en geëmancipeerd zonder Jozef!) die als maagd bevalt van Isa onder een palmboom in het Oosten. Een stem (van wie? Van de pasgeboren Jezus?) zegt tegen Maryam niet te wanhopen. Allah heeft een beekje tussen haar voeten geplaatst (om te drinken? Doet denken aan de Lourdesbron!). En het zijn niet de wijzen uit het Oosten die geschenken aanbieden, maar de palmboom waar Maryam aan schudt en die zijn dadels voor haar voeten op de grond laat vallen.

En omdat we in een universiteitsgebouw zijn en niet in een kerk of een moskee, moeten we ook twee apocriefe evangeliën erbij pakken. Dan blijkt dus dat in latere buiten-bijbelse teksten zoals het ‘Proto-evangelie van Jakobus’ en het ‘Evangelie van Pseudo-Mattheüs’, die in de 6de en 7de eeuw in het Arabisch schiereiland bekend waren, meerdere elementen – zoals de palmboom – die we in de Koran vinden ook al voorkomen. Hoe komt de Koran aan die materie? Hoe historisch kan dit allemaal gevonden worden?

Kritisch

Het christendom heeft zich lang vastgeklampt in een zeker bijbelfundamentalisme. Dat bestaat overigens helaas nog steeds hier en daar, ook in vele van de kerstpreken die wij eenvoudige gelovigen over ons heengestort krijgen.

Discussie over de historiciteit van wat de Bijbel ons over Jezus vertelt mag en moet. Sommige bijbelwetenschappers en theologen zijn daar “optimistischer” over dan andere, en dat debat moet gevoerd worden. Maar voor de christen die ik ben staat dat de belijdenis van Jezus als mensgeworden Woord van God niet in de weg, integendeel.

Vergis ik me als ik vaststel dat dit voor de islam lastiger is? Lastiger omdat de status van de Koran centraler is in de islam dan de Bijbel in het christendom (waar Jezus van Nazareth, ontmoet en beleden als Christus, het centrum is)? Ik ben geen islamitisch theoloog. Geen moslimgeleerde. Maar de islam kan deze kritische blik niet vermijden.

Kerststal

Er staat een kerststal bij mij thuis. Niet omdat Jezus in Bethlehem in een stal geboren zou zijn – daar geloof ik (historisch!) niet meer in. Maar wel omdat deze Jezus van Nazareth mij leert zien wie God voor mij, voor ons is. En wat de mens is, en wat menswaardigheid inhoudt. En dat het meest goddelijke en het meest menselijke zich door hetzelfde laten symboliseren: een fragiel en afhankelijk pasgeboren kind.

En naast die kerststal heb ik een palmboom neergezet. Omdat deze God waarin ik geloof – ondanks al onze verschillen – ook de Ene God is waarin mijn moslimvrienden, -zusters en -broeders, op hun manier geloven. En ik heb zojuist besloten: dit jaar bij het kerstdiner eten we dadels!

Hendro Munsterman

Hendro Munsterman

Theoloog

Als rooms-katholiek theoloog werkzaam in Frankrijk en Vaticaanwatcher voor het Nederlands Dagblad.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.