Deze woorden hebben indruk op mij gemaakt omdat ze voor mij waar zijn. In een multiculturele samenleving als de onze is het extra belangrijk te beseffen dat mensen niet aan elkaar gelijk zijn, maar wel gelijkwaardig. Daarmee bedoel ik dat ieders gedachten, gevoelens en behoeften ertoe doen. Dat het dus belangrijk is elkaar serieus te nemen. Ik kies bewust niet voor de woorden – elkaars wensen te respecteren, omdat dit vaak wordt uitgelegd als, al dan niet tegen je zin, doen wat een ander zegt. Waar het volgens mij om gaat is met aandacht te luisteren naar wat er in de ander leeft, aandacht te vragen voor wat er in jou leeft, en vervolgens zo te handelen dat iedereen aan zijn trekken komt zonder elkaar te schaden.

Ik weet dat we elkaar niet altijd als gelijkwaardig zien. Zowel op kleine schaal, in het gezin of op de werkvloer, als ook naar hele bevolkingsgroepen. En wat doen mensen als ze gaan geloven dat zij niet mogen zijn wie ze zijn, homo of moslim of Marokkaan of Pool? Ze worden ongelukkige slachtoffers of ze gaan zich laten gelden. Ik denk dat een groot deel van alle geweld een antwoord is op een niet vervulde fundamentele behoefte om gehoord en gezien te worden door je medemensen. Ook in een oorlog als in Syrië zou dit aspect een belangrijke rol kunnen spelen.

In november 2011 was het even oorlog in mijn huis, gewoon ergens in de bossen van de Achterhoek. Ik werd overvallen door twee buitenlandse mannen, vastgebonden, beroofd en verwond met een stroomstootwapen. Zij waren angstig en gespannen. Ik bleef rustig en ging met hen in gesprek. Ik begreep dat zij zich niet meer veilig voelden in Nederland en het land uit wilden vluchten. Ze hadden een auto en geld nodig. Ik vermoedde dat ze niet geleerd hadden of dat het hen niet gelukt was op een vreedzame manier de steun te krijgen die ze nodig hadden. Op mijn voorstel rustig te kijken of ik hen op een andere manier kon helpen gingen zij niet in.

Ik kon hen wel bereiken, waarschijnlijk omdat ik hen respectvol en vriendelijk benaderde. De  man die mij van achteren vastgreep hield een gehandschoende hand over mijn mond en neus, zodat ik bijna stikte. Ik ging ervan uit dat het onhandigheid was en dat het niet zijn bedoeling was mij te doen stikken. Ik rukte met beide handen zijn hand even weg en zei: “Alleen over mijn mond alsjeblieft?” en bij nog een ruk: “Anders krijg ik geen lucht.” Hij deed wat ik hem vroeg en dit zette de toon voor onze samenwerking.

Ik was niet bang. Doordat de man mij mijn neus teruggaf om door te ademen, vertrouwde ik erop dat ik de rest van dit avontuur ook wel zou overleven.

Nu heb ik sowieso een basishouding van vertrouwen in het leven. Dit komt deels voort uit naïviteit. Ondanks de nare dingen die ik meemaak blijf ik uitgaan van de goedheid van mensen. Ik heb die houding ook wel gecultiveerd door bewust te denken in positieve mogelijkheden. Ik zie mezelf niet als slachtoffer. Wat mij overkomt kan ik beïnvloeden door mijn slimheid, creativiteit en inlevend vermogen in te zetten. Ik denk dat iedereen kan leren adequaat te reageren in penibele situaties door zelfkennis te ontwikkelen. Als je weet wat je talenten zijn kun je die op zo’n moment inzetten.

Geweldloos communiceren volgens Marshall Rosenberg kan helpen in dit proces van bewustwording. Het vertaalt interpretaties en oordelen naar onderliggende gevoelens en behoeften. Als je contact maakt met wat er in je leeft kom je vanzelf je talenten tegen. Je ontdekt jouw manier om jezelf te laten zien en ook de ander te zien.

In 1998 las ik een artikel over Geweldloos Communiceren in het tijdschrift Ode, nu The Optimist. Ik zat toen in een relatie waarin we aardig wat verbaal geweld gebruikten. Het werk van Rosenberg heeft mijn leven veranderd. Sindsdien neem ik veel meer verantwoordelijkheid voor wie ik ben en wat ik teweegbreng. Van verwijten en veroordelen ben ik gegaan naar verwonderen en genieten van de verschillen.

Zo verwonderde ik me ook over het feit dat ik overvallen werd. “Wat bezielt deze jonge mannen om dit te doen?” was een van mijn eerste gedachten. Ik denk dat deze houding wezenlijk was om met hen in contact te kunnen komen.

Ik werd overvallenTegen mijn overvallers was ik vriendelijk, maar ook direct. Ik begreep heel goed dat ik mee moest werken, maar ik zei hen ook wat ik nodig had. Ik vroeg hen de tie-rip om mijn polsen te vervangen omdat die knelde en dat deden ze. Ze spraken me aan met mevrouw en raakten me omzichtig aan. Ik bedankte hen daarvoor en zei: “Jullie moeten wel wanhopig zijn om mij zo te overvallen.” Ze lieten op mijn verzoek de juwelen liggen die ik bij de geboorte van mijn kinderen gekregen had. Ze legden mij boven op mijn bed onder de dekens en vervingen de tie-rips door sjaals. Ik had gezegd dat ik niet dagenlang in een koud huis wilde liggen voordat ik gevonden werd. Of de verwondingen die ze aanbrachten met het stroomstootwapen deel uitmaakten van hun plan weet ik niet. Toen ik weer bij bewustzijn kwam kon ik mijzelf van de sjaals ontdoen en uit het raam naar beneden klimmen.

In deze uitzonderlijke situatie zagen wij elkaar als gelijkwaardige mensen met ieder onze eigen verlangens en belangen. Beiden hadden we een deel van de regie in handen. Ik zal deze zin nooit vergeten: “Het gaat ons niet om u, mevrouw. We hebben geld nodig en een auto”.

Justine Mol heeft een basishouding van geweldloosheid. Bovenstaande ervaringen beschrijft ze in het boek ‘Ik werd overvallen, geweldloos antwoord op geweld’. Op 31 maart 2014 besteedt RTL 5 aandacht aan deze belevenis in het tv programma ‘112 Noodoproep’.

JustineM-Linkedin

Justine Mol

trainer geweldloos communiceren, auteur en (zen-)coach

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.