Door: Guy Verhofstadt

Dat was ook zo na de eerste échte mondiale crisis die deze planeet ooit gekend heeft: “the Long Depression” die begon in 1873 en die meer dan twintig jaar zou duren. Die crisis sleepte zo lang aan omdat er voortdurend protectionistische maatregelen werden uitgevaardigd. Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten waren immers in een wedloop verwikkeld geraakt die leidde tot steeds hogere importtarieven. Slechts weinige landen waaronder Nederland en het Verenigd Koninkrijk hielden vast aan de vrijhandel.

Een tweede golf van economisch nationalisme en protectionisme overspoelde de wereld na de beurscrash op Wall Street in 1929. Ook toen haalden de meeste handelsnaties het protectionistische wapen van stal, niet in het minst de Verenigde Staten van Amerika met de beruchte “Smoot Hawley Tariff Act”. Met deze wet trokken de Verenigde Staten zich terug achter hoge muren, meer bepaald importtarieven die de hoogste waren in honderd jaar. Vandaag veroordeelt Ben Bernanke, het hoofd van de Amerikaanse centrale bank, die aanpak – en ik citeer – als “uiterst contraproductief”, een aanpak die – en ik citeer opnieuw – “heeft bijgedragen aan de duur en diepte van de wereldwijde Depressie.”

Nationale oplossingen voorspiegelen om de wereldwijde financiële crisis te lijf te gaan, is vandaag een regelrechte absurditeit. De vlag van de ‘subsidiariteit’ waarmee te pas en te onpas wordt gezwaaid, betekent niet dat alle bevoegdheden op het lokaal of het nationaal niveau moeten worden gebetonneerd. Wel dat die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend op het niveau, waar dit het best, het efficiëntst en het meest effectief kan gebeuren. En inzake het bestrijden van de economische en financiële crisis, is dat zonder twijfel het Europees niveau.

Telkens ik een pleidooi houd voor een meer geïntegreerd Europa, hoor ik als tegenargument dat we zo onze eigenheid dreigen te verliezen. Onze nationale identiteit. Onze cultuur. Het feit dat we ondertussen massaal jobs verliezen omdat we in de geglobaliseerde wereld van vandaag marktaandelen kwijt raken, lijkt ons minder te deren. Dat is een absurde paradox omdat een meer geïntegreerd Europa, sommigen spreken van een federaal Europa, een bedreiging wordt genoemd voor onze (nationale) identiteit. Het tegendeel is waar. Ik zou kunnen verwijzen naar de vele tolken, vertalers, maar ook structuurfondsen die net een bescherming bieden voor onze culturele diversiteit. Zij faciliteren meertaligheid. Zij beschermen minderheden. Ongeacht of deze nu cultureel, politiek of levensbeschouwelijk van aard zijn. Meer nog, zo’n Europa is juist een dam tegen de natuurlijke hang en tendens van iedere natiestaat naar volstrekte homogeniteit. Een dam tegen het uitschakelen van meertaligheid. Tegen het discrimineren van minderheden. Tegen het opleggen van een culturele of religieuze norm. Kortom, een dergelijk  Europa is in tegenstelling tot wat velen ons voorhouden, juist een waarborg om niet te vervallen in de fouten van het verleden. Wie vandaag naar de talenkaart van de Europese Unie kijkt, ziet dat taal- en landsgrens nagenoeg samenvallen. En in de plaatsen waar er meertaligheid heerst, worden deze talen slechts gedoogd als een soort erfgoed.  Zelden worden ze erkend als officiële taal. Dat was vroeger net het tegenovergestelde. Veeltaligheid was de regel. Nu is het de uitzondering. Het resultaat van tweehonderd jaar nationalisme op ons continent.

Er is een schrijnend gebrek aan zeggenschap van de Europese burger zelf. We stemmen weliswaar met zijn allen voor het Europees Parlement. Maar dat zijn tot hiertoe verkapte nationale verkiezingen. Met een Parlement dat geen initiatieven kan nemen. Een Parlement dat geen regering kan steunen of neerhalen. Het kan zelfs geen politieke meerderheid op de been brengen of er omgekeerd oppositie tegen voeren. Bovendien heeft het geen enkele zeggingskracht over de inkomsten van de Unie. Een fundamentele tekortkoming. Want de burger kan niet beslissen over welk beleid hij uiteindelijk krijgt, wat er met zijn geld uiteindelijk gebeurt. Het zijn de lidstaten die de vinger op de knip houden.

Dezelfde kritiek geldt voor de Europese Commissie. Het is een allegaartje aan benoemingen door de lidstaten geworden. De politieke samenstelling is eerder door het lot bepaald dan door de kiezer. Om nog niet te spreken over de omvang ervan, maar daarover had ik het hierboven al.

En dat is ook het geval voor de Europese Raad. De 28 regeringsleiders die elke beslissing van Commissie en Parlement nog eens herkauwen. Niet met het belang van de Europese burgers voor ogen maar met de eigen electorale agenda in het achterhoofd. Het is alsof men in de Verenigde Staten elke beslissing van het Congres of de President zou moeten voorleggen aan de vijftig gouverneurs en men aan ieder van hen een vetorecht zou toekennen.

Beeld u zich even in wat dat zou geven voor bijvoorbeeld het Amerikaanse migratiebeleid. Ik neem hier niet toevallig het beleidsdomein dat het kruispunt is tussen cultuur en economie. Het zou willen zeggen dat elke gouverneurs een initiatief als de DREAM Act zou kunnen torpederen. De DREAM Act die net kansen wil geven aan migranten, aan iedereen die wil bijdragen aan de Amerikaanse samenleving, aan iedereen die wil bouwen aan de Amerikaanse Droom.

Dat is waar wij blijkbaar in Europa niet toe kunnen komen. Wij kunnen geen Europese DREAM Act maken zonder dat deze strandt in het oeverloze overleg van de 28 lidstaten. Terwijl we nochtans wel dringend behoefte hebben aan Europees antwoord op de grote migratievragen. Wat doen we met jong, buitenlands talent dat wil bijdragen aan onze samenleving? Wat doen we met de vluchtelingen uit Syrië? Uit Afrika? Wat met de mensen die aanspoelen op Lampedusa? Gaan we dat werkelijk uit de weg gaan? Gaan we dat werkelijk lidstaat per lidstaat bekijken? In een Europa dat ondertussen al meer dan twintig jaar geen interne grenzen meer kent? Dat is onmogelijk. Dat is niet alleen de migranten aan willekeur onderwerpen, maar ook onszelf. Wij Europeanen moeten dringend ons lot in eigen handen nemen. Dat is mijn imperatief. We moeten sterke Europese instituties uitbouwen. Enkel zo kunnen we opnieuw vertrouwen scheppen in Europa en ons continent uit de crisis loodsen.

Want ik pleit niet voor institutionele hervormingen omdat ze een doel op zich zijn. Ik bepleit ze omdat ze essentieel zijn voor onze welvaart en ons welzijn. Daron Acemoglu en James Robinson hebben in hun boek “Why Nations Fail. The Origins of Power, Prosperity and Poverty” – een boek dat mijn inziens de test van de tijd zal doorstaan – helder aangetoond hoe sterke instellingen noodzakelijk zijn om economische groei te genereren. Niet zozeer het dagelijks bestuur van een land of de korte termijn politiek zijn van belang, maar de duurzame verankering van democratische instituties en instellingen.

Ik wil besluiten met u mijn ongezouten opinie te geven over wat me het meest stoort in de Europese politiek van vandaag en dat is het struisvogelgedrag van de nationale elites. Achter gesloten deuren erkent iedereen dat een beslissende en verregaande integratie van Europa de enige weg is om ons uit de crisis te loodsen. Meer nog, om nog een rol van betekenis te spelen in de wereld van morgen. Maar wanneer het er op aankomt deze stelling te verdedigen, is er niemand meer in velden of wegen te bespeuren. Uit angst, angst om de zogenaamde publieke opinie tegen de haren in te strijken. Terwijl het net de taak van politici is om een publieke opinie te creëren, een publieke opinie vorm te geven door visie te ontwikkelen, een perspectief op de toekomst gestalte te geven. Goede politici zijn geen volgers, maar voorlopers.

Nog niet zo heel lang geleden kende het euro-optimisme geen grenzen. Er was een massale consensus vóór de uitbreiding van de Unie. Vóór de euro ook. Het pro-Europeanisme kon niet op. Europa stond helemaal niet ter discussie. Vandaag zouden de meesten de Unie willen laten vallen als een baksteen, al was het een te hete aardappel die hen werd toegeschoven. Alsof het iets is waar ze nooit iets mee te maken hebben gehad. Terwijl de Europese Unie ons meer dan zestig jaar vrede en welvaart heeft gebracht.

Vandaag zeggen dat we terug moeten kruipen achter de grenzen van de natiestaten, is het wegschoppen van de ladder waarlangs we zijn opgeklommen. Het is vaandelvlucht. Het is onze verdomde plicht naar de komende generaties.

Guy Verhofstadt is fractieleider van de Alliantie voor Liberalen en Democraten voor Europa in het Europees parlement. Hij was premier van België van 1999 tot 2008. Bovenstaande fragmenten zijn afkomstig uit de 31ste Van der Leeuwlezing. Kijk hier voor de gehele lezing.

Nog geen reactie — begin het gesprek.