Wat is hét hoogtepunt geweest in uw carrière als hoogleraar communicatiewetenschap?

“Eigenlijk ligt dat hoogtepunt in de opgang van student-assistent tot hoogleraar. Nog maar net 25 jaar promoveerde ik op de afschaffing van het dagbladzegel in relatie tot de klassieke persvrijheid. Dit onderwerp had ik als leerling-journalist bij de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant ontdekt en op instigatie van mijn leermeester Jan Nieuwenhuis ging ik ermee aan de slag. Verder denk ik aan de moeizame erkenning van de communicatiewetenschap in het studiejaar 1985-1986 waarvoor ik mij als houder van de onderwijsopdracht aan de UvA had ingespannen. Maar: toen het eenmaal zo ver was, zocht men in Amsterdam een vrouwelijke hoogleraar. Mijn meisjesvoornaam Joan was niet voldoende om het gewenste geslacht te omzeilen. Na vrijwillig in ballingschap gegaan te zijn aan de Katholische Universität in Eichstätt werd ik alsnog benoemd. Dat was wel heel bijzonder. Nooit heb ik daarna het gevoel gehad mijn hoogleraarschap in de schoot geworpen gekregen te hebben. Door in de ambtsvervulling goed mijn best te doen, heb ik misschien wel wat overdreven willen aantonen dat ik de benoeming waard was. Hoe dan ook, ik heb van harte meegewerkt aan de uitbouw van de nieuwe discipline communicatiewetenschap en mijn grootste arbeidsvreugde beleefd aan het begeleiden van studenten. Op hen was ik primair gefocust en dat gaf fleur en kleur aan mijn hele hoogleraarschap.”

Waarom Geloven in communicatie? Er zijn toch al meerdere boeken over dit onderwerp?

“Dat er al meerdere boeken over dit onderwerp zijn, wist ik niet. Was dat het geval, dan was ik er niet aan begonnen. Ik vind dat ik een goede neus heb voor het bibliografisch speuren naar relevante publicaties, zoals uit het uitvoerige notenapparaat mag blijken. In het buitenland zijn zeker ook boeken over deze thematiek verschenen, maar daar merk ik maar weinig van in het publieke debat over religie, cultuur en media in Nederland. Dit geldt zeker wat betreft de katholieke inbreng. Daaraan heb ik een bijdrage willen leveren. Trouwens: bij mijn naspeuringen heb ik ook niet de indruk gekregen dat theologen en religiewetenschappers, journalisten en voorlichters in het werkveld van religieuze communicatie regelmatig in dieper gravende publicaties hun licht laten schijnen op deelthema’s die in de inhoudsopgave van mijn boek voorkomen. Communiceren doen we allemaal en we geloven er misschien ook wel in, maar van een systematische reflectie op deze praxis in verschillende settings en relevante werkvelden is mijns inziens slechts incidenteel sprake. Wat dit betreft bestond in protestants-christelijke kring een voorsprong op de katholieken, maar daar is nu minder van te merken.”

Wat hoopt u dat uw boek teweegbrengt bij de lezers?

“Een beetje meer kennis bij de jongere lezers van verschillende geloofsovertuigingen en degenen die volledig blanco tegenover kerk en religie staan. Dit geldt vooral voor degenen die zich in opleidingen voorbereiden op een taak in de journalistiek of in die sector aan het begin van hun loopbaan staan. En wat betreft de al meer in de thematiek ingewijden die zich tot een bepaalde religie of een bepaald kerkgenootschap bekennen, hoop ik dat zij door het boek meer inzicht verwerven in religie als een in iedere cultuur verankerd fenomeen. Door kennis te nemen van achtergrondinformatie over institutionele religie kan meer begrip ontstaan, ook voor minder fraaie kanten en imagoschade veroorzakende gebeurtenissen die openlijk aan de orde gesteld dienen te worden. Uiteindelijk zou bestudering van het boek bij sommigen een stimulans kunnen betekenen om op enigerlei wijze op het gebied van kerkelijke en religieuze communicatie professioneel of als vrijwilliger actief te worden. Bijvoorbeeld door mee te doen in discussies in de media over actuele religieuze en misschien ook kerkelijke thema’s, als vrijwilliger vrije tijd beschikbaar te stellen om de interne en externe communicatie binnen en vanuit geloofsgemeenschappen te verbeteren of een weblog te beginnen.”

Maken Nederlandse kerken voldoende gebruik van de massamedia?

“Nee, maar daar zijn in de voornamelijk door vrijwilligers gedragen kerkgenootschappen ook te weinig financiële middelen en professionals voor. We kennen in Nederland vanwege de overheid geen kerkbelasting en dat is maar goed ook. Dit betekent echter wel dat met het oog op bijvoorbeeld de actie Kerkbalans ieder jaar opnieuw in woord én daad het vertrouwen van de meer en minder betrokken kerkgenoten gewonnen dient te worden om de financiering van het kerkelijk leven financieel rond te krijgen. In mijn boek pleit ik voor een specifieke, op kerkelijk en religieus dienstwerk afgestemde communicatiestijl waarin wij als gelovigen vriendelijkheid als spiegel van de Heer herkennen. Voor niet-gelovigen zal dan misschien soms ook heel even de bijzondere betekenis van religies en religieuze instituties voor individu, groep en samenleving oplichten. Aan daden, méér dan aan woorden, zal de bedoeling van kerkelijke en religieuze leiders en voorgangers herkend worden.”

Wat is nou hét voorbeeld van goede communicatie tussen de kerk en de massamedia van de afgelopen zes maanden?

“De bekendmaking van en de aandacht voor Caritas in veritate (Liefde in waarheid), de derde encycliek van paus Benedictus XVI, deze zomer. Na de imagoschade die paus en kerk dit voorjaar door de kwestie-Williamson hadden opgelopen, vond de encycliek op grond van haar zinnige inhoud veel weerklank, ook in de Nederlandse media. Ik durf hieruit de conclusie te trekken dat kerkelijk spreken ook in deze seculiere tijd nog steeds een goed alternatief is voor kerkelijk zwijgen, mits de boodschap geloofwaardig is, inspeelt op wat onder mensen leeft en een bemoedigend perspectief biedt. Over seksualiteit kan in ieder geval de katholieke kerk er maar beter het zwijgen toe doen, totdat ooit een nieuwe paus tot andere gedachten dan zijn voorgangers komt.”

Is de pluriformiteit van de kerken niet een heel groot nadeel voor deze kerken in hun pogingen om positief in de media te komen?

“Nee, dat zie ik anders. Voor iedere geestelijke stroming of kerkgenootschap geldt het denken in merkenbouw en de stelregel uit de reclamewereld ‘Have your own brand’. Zou alles één pot nat worden, dan wordt het saai en oninteressant. Maar dat zal ook nooit gebeuren. Oecumene en dialoog veronderstellen dat religieuze en kerkelijke leiders vanuit de erkenning van de wederzijdse verschillen proberen te ontdekken wat gezamenlijk kan worden ondernomen om de pijn van de verdeeldheid voor de gelovigen en aanhangers van de betrokken groeperingen en instituties zo draaglijk mogelijk te maken. Het benoemen van de verschillen en geschilpunten is een cognitieve, sterk rationele bezigheid. Door gezamenlijk de bindende kracht van diverse religies te vieren, ontstaat een emotionele verandering in de zin van een positieve gezindheid ten opzichte van elkaar. Daarom zijn initiatieven van onderop om activiteiten voor kinderen, jongeren en volwassenen van verschillende culturele herkomst en uiteenlopen religieuze richtingen te ontplooien, zo belangrijk. Ik denk dan aan samen een maaltijd voorbereiden en ervan genieten, het organiseren van een vakantiekamp of een sporttoernooi, het regelen van buitenschoolse kinderopvang, enzovoort. Gelukkig gebeurt op dit gebied al veel, maar het kan beter zichtbaar gemaakt worden, óók in de media.”

Bent u het eens met deze stelling: ‘De islam is vanaf 9/11 vaak het slachtoffer van onterechte negatieve beeldvorming in de Nederlandse media’?

“Nee, die stelling is me te algemeen en te weinig genuanceerd. Na 9/11 is weliswaar een golf van verontwaardiging door de media gegaan, maar dat zou ook het geval geweest zijn als het om een actie van doorgedraaide christenen was gegaan. Steeds als er sprake is van geweld of schokkende gebeurtenissen, leidt dit tot emotionele reacties, tot antigevoelens tegenover de vermeende of werkelijke dader(s) en hun achterban. Vooral als die tot een andere cultuur of religie behoren. In de media vindt men aanvankelijk de al sterk gefilterde neerslag van dit mechanisme. Ze hebben dan een psycho-hygiënische functie door de emoties te kanaliseren en door in een meer cognitieve benadering de gemoederen langzamerhand te bedaren. Ik heb in de Nederlandse journalistiek geen oproepen tot wraakacties tegen de islamitische gelovigen gelezen. Geert Wilders zoekt weliswaar de grenzen van de grondrechten en de Strafwet op, maar blijft toch liever ook aan de veilige kant. Van tijd tot tijd komt ook een katholiek – om een ander type gelovige te noemen – op een negatieve manier in het nieuws en komt er een proces van negatieve beeldvorming ten aanzien van katholieken op gang. Denk maar aan een uitspraak van paus Benedictus op weg naar Afrika over de aidsproblematiek. Dat katholieken daar anders over kunnen denken dan de bisschop van Rome, komt in gesprekken bij verjaardagspartijtjes of in het café niet over. Uit commentaren in Nederlandse dagbladen bleek echter dat dit besef in de journalistiek wel leeft.”

Onlangs werd er – mede dankzij artikelen in Trouw – flink gediscussieerd over het kennisniveau van journalisten als het gaat om religie. Hoe denkt u hierover?

“De geleerde vrouwen van het ‘Filosofisch elftal’ in Trouw telden hun zegeningen te weinig door hun kritiek te richten op berichtgeving en eventuele gebreken daarin. Voor de beeldvorming én de opinievorming zijn de nieuwsanalyses, de columns, de achtergrondartikelen, de commentaren, de foto’s, de politieke tekeningen en de bijdragen van derden over actuele kwesties belangrijker. In mijn boek geef ik ook voorbeelden waaruit blijkt dat persbureaus en redacteuren in berichten en verslagen verkeerde begrippen en titulatuur gebruiken, omdat ze de weg niet kennen in het kerkelijke en religieuze landschap. Als in de opleidingen de verschillende kerken en religies onvoldoende aan de orde zijn geweest, is het zaak door ‘learning on the job’ de leemten in de kennis aan te vullen. De eindredactie dient de discipline op te brengen, bij twijfel te rade te gaan in gedrukte naslagwerken (encyclopedieën), Wikipedia-achtige internetbronnen of zijn licht op te steken bij woordvoerders van bijvoorbeeld kerken. Doordat media niet meer een doelgroep van één geloof bedienen, moet de al of niet in kerkelijk-religieuze thema’s gespecialiseerde journalist gewoon meer zijn best doen om over de rand van zijn eigen ongelovig of gelovig tuintje te kunnen kijken naar al die andere volkstuintjes.”

Gaan Nederlandse media anders om met religie dan bijvoorbeeld Duitse media?

“Ja, want religie is zo diep geworteld in een cultuur dat de verschillen zelfs per land aan het licht treden. In Nederland kan ik mij journalistiek zonder aandacht voor de religieuze dimensie van het leven en de samenleving niet voorstellen. Dat is de ene kant van deze blinkende medaille. De andere kant is die van de krimp in met name de dagbladjournalistiek. Kranten zullen veel dunner worden en het is de vraag of internet met zijn informatie- en discussiesites op den duur eenzelfde in religie geïnteresseerd publiek zal bereiken. In Frankrijk staan Le Monde en La Croix op eenzame hoogte als het om berichtgeving en opiniërende artikelen over kerken en religies gaat. Voor het overige laten de media zich gemakkelijk op sleeptouw nemen door allerlei quasi-religieuze goeroes en mediums die niet zelden met commerciële oogmerken de markt opgegaan zijn. De erosie van kerkelijk leven is zo ver voortgeschreden dat nog slechts een lezende elite zich via de genoemde titels gedachten maakt over de toekomst van kerken en de rol van religies in de samenleving. Duitsland kent nog steeds de beste en meest kritische religiejournalistiek, in dagbladen van allerlei politieke richting met de Süddeutsche Zeitung en de Frankfurter Allgemeine Zeitung voorop, in opinieweekbladen van het type Die Zeit, in de nieuwsmagazines Der Spiegel en Focus, maar ook op de televisie. De Duitse paus heeft een geweldige stoot gegeven aan de aandacht voor de katholieke kerk. Door de Kirchensteuer zijn Duitsers ook geïnteresseerd in kerkelijke zaken, al was het maar vanuit de vraag: wat brengt het voor mij als kerkbelastingbetaler? In de nieuwe deelstaten van de vroegere DDR is bijna geen voedingsbodem meer voor religie, maar vanuit de onvrede daarover kan een nieuwe interesse wortel schieten.”

De laatste maanden zijn er nogal wat symposia georganiseerd over het thema kerk-zijn op het web. Wat denkt u, hebben we over 30 jaar alleen nog maar een ‘internet-kerk’?

“De christelijke geloofsgemeenschap leeft van de vierende gemeente waarvan liturgie en eucharistie het hart vormen. In het jodendom en de islam speelt het in de synagoge en de moskee bijeenkomen ook een wezenlijke rol. De tempels van de boeddhisten zijn eveneens belangrijke ontmoetingscentra. Het hindoeïsme is nog het meest bij het huisaltaar te lokaliseren, maar ook dan zijn gasten welkom bij de vierende familie. Alle virtuele initiatieven en internetactiviteiten zijn ter ondersteuning, ter kennismaking, ter verdieping en ter activering van de vierende gemeenschap. In uitzonderingsgevallen dienen ze als vervanging, bijvoorbeeld voor wie niet in staat is deel te hebben aan een viering in een parochie of andere geloofsgemeenschap. Dit was zo met de ‘onzichtbare gemeente’ van VPRO-dominee Spelberg na de Tweede Wereldoorlog, het was en is het geval met het Omroeppastoraat sinds het midden van de jaren zeventig van de voorbije eeuw (het huidige Mediapastoraat) en het geldt voor de laatste jaren even minder populaire ‘elektronische kerken’ die Europa vanuit de Verenigde Staten bedienen.”

Elders zei u onlangs dat “de tijd dat er schimpscheuterig over religie gesproken werd, voorbij is”. Op het internet lijkt dit niet waar te zijn, gezien de grote hoeveelheden negatieve reacties op verschillende nieuwssites en religieuze websites. En: ook het aantal anti-religieuze websites lijkt enorm toe te nemen. Hoe verklaart u deze tegenstrijdigheid?

“Internet biedt via sommige niet voldoende gecontroleerde en geredigeerde sites met discussiefora een uitlaatklep voor teleurgestelde en misschien zelfs boze, gefrustreerde gelovigen, alsmede voor fanatieke anti-gelovigen. Dat is eigen aan informele, niet door professionals uit de journalistiek beheerde sites. Op andere ‘wilde’ sites zijn bijvoorbeeld politici of sportlieden doelwit van spot, verbale agressie, beledigingen en wat al niet uit de donkere krochten van de woedende, gefrustreerde mens kan opborrelen. Het beste is om die plekken te vermijden, een goed boek, een goede krant of een goed tijdschrift te pakken, een goed televisieprogramma te kiezen, naar een goede film in de bioscoop te gaan of op zoek te gaan naar een goede site over religie in het algemeen of een bepaalde religie. Daar worden we betere mensen van en het scheelt een hoop ergernis en opwinding.”

geloven com

U hebt ongetwijfeld al heel veel religieuze websites en religieuze internetactiviteiten bekeken en uitgeprobeerd. Wat vindt u nou hét voorbeeld van een goede religieuze website en waarom?

“Nee, dat is niet het geval. Anderen acht ik meer deskundig om een wetenschappelijk verantwoord vergelijkend onderzoek in te stellen. Daarvoor moet je over ongelooflijk veel kennis van allerlei religies en geestelijke stromingen beschikken en ik ben geen religiewetenschapper of theoloog. Op grond van mijn persoonlijke voorkeur vind ik van de kerkelijk-religieuze sites in het Nederlandse taalgebied www.kerknet.be van de Vlaamse bisdommen de meest informatieve, journalistiek geredigeerde site op kerkelijk gebied. De sites die ik in mijn boek bij wijze van voorbeeld noem en van tijd tot tijd raadpleeg, hebben een zekere mate van bekendheid én betrouwbaarheid. Tegelijkertijd dient men bij sites die uitgaan van officiële kerkgenootschappen te bedenken dat de redactionele onafhankelijkheid ervan in het gedrang kan komen als voor een bisdom of kerkprovincie onwelgevallige boodschappen wel in de media en niet op zo’n ‘eigen’ site naar buiten blijken te komen. ‘Wie betaalt, bepaalt’ geldt dan, zoals dat ook het geval is met overheidscommunicatie en communicatie-inspanningen van het bedrijfsleven. Kerken en religieuze gemeenschappen, zo is de strekking van mijn boek, dienen echter andere communicatiewegen te bewandelen, op straffe van het verlies van geloofwaardigheid.”

Het thema van deze zomermaanden op Nieuwwij.nl is ‘Reizen’. Bent u een reiziger?

“In mijn leven van nu 65 jaar was ik nog maar een keer buiten Europa, en wel in China. Ik ben dus geen wereldreiziger en betwijfel sterk of ik dat tijdens mijn emeritaat nog wel zal worden. Mijn vrouw heeft in de tijd dat ik colleges gaf of aan publicaties werkte al heel wat woestijnen bereisd – tot in Libië toe -, is Paulus achterna gereisd, bezocht allerlei archeologische opgravingen, maakte cruises, ging ter bedevaart of op kunsthistorische reizen en ze kan er veel over vertellen. Het heeft nog niet aanstekelijk op me gewerkt. Door gasthoogleraarschappen van een jaar of een semester gedurende mijn gehele academische loopbaan, maar ook door incidentele gastvoordrachten en Europese projecten in de laatste twaalf jaar kwam ik wel vaak onder vakgenoten en studenten in Duitsland, Oostenrijk, België, Griekenland, Hongarije en Tsjechië. In het middenstandsgezin van mijn ouders was geen sprake van vakantiedagen, maar misschien heb ik er gewoon te weinig aanleg voor om ‘zomaar’ veel te reizen. Als ik op pad ga, wil ik graag mensen ontmoeten, bij voorkeur ook bekenden. Ik geniet er dan van samen of alleen te wandelen, te lezen en lang aan tafel te zitten om te praten over het leven, de liefde en de levensweg. Dit jaar ben ik door een Duitse vriendin uitgenodigd een week in het Stubaital in Oostenrijk door te brengen, met haar, een bevriend echtpaar en haar nieuwe hond. Daar verheug ik me wel op.”

In hoeverre is surfen op het internet een vorm van reizen?

“Geen idee. Als surfers op internet dat zo kunnen ervaren is het mooi, maar het blijft een surrogaat. Ik denk eerder dat geldt wat ik hierboven in verband met het vieren van liturgie heb opgemerkt: voor alles wat ter voorbereiding van een reis dient, biedt internet naast reisboeken en reisverslagen of catalogi van het reisbureau ongekende mogelijkheden. Maar het is toch geen vervanging voor het echte reizen voor wie daar een liefhebber van is. Chatten is ook eerder een geschikte opmaat voor een echt gesprek onder vier of meer ogen, voor een ontmoeting. Nee, het echte leven is mooier dan het leven uit de tweede of uit de derde hand. Laten we elkaar dat echte leven volop gunnen en er zelf ook volop van genieten. Zo heb ik het als kind van mijn ouders geleerd en ik kom er niet slecht mee weg.”

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
Greco Idema

Greco Idema

Eigenaar Bureau Intermonde

Greco Idema is eigenaar van Bureau Intermonde, een interreligieus advies- en organisatiebureau. De afgelopen jaren ontwikkelde hij (soms …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.